‘Mijn dochters van 18 en 16 wilden graag surfen en ik wilde ook graag eens naar Portugal. In het voorjaar boekte ik de laatste plek in een surfhuis in Lissabon voor begin augustus. Mijn man en ik vliegen al jaren niet meer en zo ver rijden met de auto vinden we niet leuk. Dus ik dacht: we gaan gewoon met de trein. „We kochten een Interrailkaart die recht gaf op zeven reisdagen in een maand. Eerste klas, we dachten dat we dan misschien meer kans hadden op een zitplaats. De tickets kostten 446 euro per persoon voor mijn man en mij, en 335 voor de kinderen.
„Eerst wilden we zo snel mogelijk door Frankrijk met de Thalys en de tgv. In mei ging ik bellen met Thalys en ontdekte: voor Interrailers heeft de Thalys heel weinig plek. Naar Parijs kon alleen op een zondagmiddag eind juli, met bijbetalen, vanuit Rotterdam. Dan hadden we zes dagen om in Lissabon te komen. Ik dacht: dat moet lukken. Vervolgens heb ik heel hard geprobeerd erachter te komen hoe we de grens over zouden kunnen naar Spanje. Dat is niet gelukt. NS International zei: ‘Verder dan Frankrijk kunnen wij niet kijken.’ [Een woordvoerder van NS International bevestigt dat dit beperkt mogelijk is. Wel verkoopt NS online tickets naar bijvoorbeeld Barcelona.] Op aanraden van NS International reserveerden we een tgv tot Biarritz in het zuiden van Frankrijk. Dan zouden we daar de volgende dag wel verder zien.
Utrecht → Biarritz
„Op de dag van vertrek moesten we eerst van Utrecht naar Rotterdam, maar tussen Gouda en Rotterdam reden geen treinen. Dat wist ik gelukkig van tevoren. Ik dacht: dan gaan we via Amsterdam. De trein van Amsterdam naar Rotterdam viel uit. Toen heb ik wel even gevloekt. Ik dacht: we willen naar Lissabon en we komen Nederland niet eens uit. Maar in Amsterdam stond de Thalys klaar die wij in Rotterdam moesten hebben. Dankzij een vriendelijke conducteur konden we daarin mee. Eenmaal in de Thalys: fantastisch. 14.00 uur vertrokken uit Rotterdam, overstap in Parijs, 22.00 uur in Biarritz. Wel bleek dat we eigenlijk nog wat verder hadden gemoeten, naar de grensplaats Hendaye.
Biarritz → León
„De volgende ochtend begon het avontuur. Eerst alsnog van Biarritz naar Hendaye, dat bleek nog niet makkelijk. De ene trein zat vol, de andere was niet voor Interrailers. Maar het lukte, en we staken de grens over naar Irún. Daar stond een metro-achtige trein klaar die naar San Sebastián ging. Niet voor Interrailers, dat was dan 4 euro per persoon extra. Je moet als Interrailer overal bijbetalen hebben we wel gemerkt. Continu. In Spanje bleken ook helemaal geen klassen te bestaan, dus ons idee dat eersteklas meer kans bood op een zitplaats ging niet op.
„In San Sebastián moesten we eerst een half uur met al onze spullen door de stad lopen naar een ander station – we wilden die dag nog doorreizen naar León. Op het juiste station ging we in de rij staan voor een kaartje. Nee, naar León kon niet, daar reden geen treinen. Ik had dat al opgezocht en zei: toch wel met een overstap in Valladolid? Oké, als we dat per se wilden, werd dat voor ons geboekt. Om 19.00 uur die dag kwamen we aan in León. Op het station liepen we nog even naar de balie om alvast kaartjes te kopen naar Porto. De mevrouw achter het loket trok het gordijntje dicht en zei: we zijn gesloten.
Anderhalf uur in de trein van Brussel naar Parijs, in 16 foto’sAnderhalf uur in de trein van Brussel naar Parijs, in 16 foto’s
Foto’s: Wouter van Vooren, Anderhalf uur in de trein van Brussel naar Parijs, in 16 foto’s
León → Lissabon
„Een dag later bleek dat we per trein niet verder konden komen dan de Spaanse stad Vigo. De treinen van daar naar Porto reden niet wegens werkzaamheden aan het spoor. Vanuit Vigo hebben we toen maar de Flixbus genomen. Voor nog een tientje meer konden we door naar Lissabon en dat hebben we ook maar gedaan. Onze Interrailpas was maar zeven dagen geldig, anders zou Porto-Lissabon ons weer een extra reisdag kosten.
„We dachten: we moeten op tijd uitzoeken hoe we hier volgende week weer wegkomen. Dus mijn man en ik de volgende dag in Lissabon naar het station, terwijl de kinderen uitsliepen na een avond stappen. Het liefst wilden we terug via Barcelona – van daar kun je in één dag naar Nederland. ‘Hoe komen we van hier in Barcelona?’, vroegen we aan de vrouw achter de balie. Zij keek ons aan en zei: By plane.
„Er bestond een slaaptrein van Lissabon naar Hendaye, dat had ik gezien op internet. Maar nee, die was sinds de coronatijd opgeheven. Volgens de vrouw kon je vanuit Portugal alleen per trein de grens over in het noorden of helemaal in het zuiden. Mijn man geloofde er niets van en ging zoeken op internet. En inderdaad, via een paar boemels kon je ook midden in Portugal de grens over naar Badajoz. Daar moesten we dan op het Spaanse spoornetwerk overstappen, zei de vrouw achter de balie, daar had zij verder geen zicht op. En o ja, als we wilden reserveren moesten we terugkomen met onze kinderen. Die dus nog lagen te slapen aan de andere kant van de stad. We dachten: dat komt dan later wel.
Lees ook Treinen door Europa
„In de loop van de week kwamen we erachter dat we online tickets konden boeken bij de Portugese vervoerder. Maar de trein van Barcelona naar Nederland zat vol, hoorden we van NS International. Dat wil zeggen: hij zat niet echt vol, maar wel voor Interrailers. ‘En als we gewone kaartjes kopen?’, vroeg ik. Dat kon, dat was dan 1.700 euro. 1.700 euro! Enkele reis, tweede klas! Dat gingen we echt niet doen. Dan maar proberen met andere treinen terug te komen in Nederland.
„Mijn man en ik vonden het allemaal nog wel grappig, maar onze dochters helemaal niet. Die wilden na het surfen gewoon terug naar huis. Zo was het ook afgesproken: tot zaterdag surfen en zondag weer thuis. Weet je wat, dachten we: we zetten die meiden op het vliegtuig. Dat was geen enkel probleem. Het kostte 115 euro per persoon naar Charleroi, van daar konden ze verder met hun Interrailpas.
Wouter van VoorenAnderhalf uur in de trein van Brussel naar Parijs, in 16 foto’s
Lissabon → Madrid
„Zonder dochters vonden wij het wel weer leuk om de terugreis uit te vogelen. Vanuit Lissabon namen we een treintje naar een andere Portugese plaats, van daar reed een dieselboemel in twee uur naar Badajoz. Die héle trein zat vol backpackers. In Badajoz hadden we een uur om over te stappen en tickets te kopen voor de treinen naar Madrid en Barcelona. Ik zorgde dat ik snel uitstapte en stond als eerste bij de balie. Het duurde een kwartier om onze tickets te regelen, en dan stond achter ons nog die enorme rij.
„Van Badajoz reden we in vijf uur naar Ciudad Real met een intercity die elk half uur bleef stilstaan op een leeg station. Maar vanuit Ciudad Real ben je met de hsl in een uur in Madrid. Onderweg regelde ik weer lastminute een hotel.
Madrid → Parijs
„De volgende ochtend konden we om zeven uur meteen met de hsl naar Barcelona, daar kwamen we om 11.00 uur aan. Dat is dan weer fantastisch. Inmiddels hadden we ook een hsl geboekt naar Parijs, vanaf Perpignan in Zuid-Frankrijk. We moesten alleen nog even vanuit Barcelona over de Franse grens zien te komen.
„We kwamen tot Port Bou. Daar stopte het Spaanse spoornetwerk. Iedereen werd de trein uitgegooid, tweehonderd man, wachten op de trein naar Frankrijk die een half uur later ging. Maar die kwam niet. Achter de balie zat een Catalaan die geen Spaans en geen Engels sprak of wilde spreken. We nemen een taxi, zei mijn man, het was een afstand van niks. Lukte ook niet: er was een bosbrand, de weg was dicht.
„Uiteindelijk kwam er dan toch een treintje naar Frankrijk. De tgv in Perpignan hadden we gemist, maar konden we via de app makkelijk omboeken naar een latere. Die was nagenoeg leeg. Laat in de avond kwamen we aan in Parijs.
Parijs → Utrecht
„In Parijs probeerden we nog op een Thalys naar Nederland te komen maar die zaten vol. Met vijf treinen zijn we uiteindelijk via Amiens, Lille, Courtrai, Antwerpen en Rotterdam teruggekomen in Utrecht.
„En ik zei: volgend jaar doen we dit weer. Echt waar. Als je eenmaal in de trein zit is het fijn. Boekje lezen, het landschap zien veranderen. En het regelen vind ik eerlijk gezegd ook leuk. Ik heb alleen niet durven optellen hoeveel het ons uiteindelijk heeft gekost.”
Slecht nieuws voor het klimaat: terwijl hun kennis over duurzaamheid is toegenomen, leidt dit bij jongeren niet tot het maken van meer duurzame keuzes. Sterker nog: het gedrag van jongeren was in 2024 minder duurzaam dan in de jaren daarvoor. Ze maken zich ook minder zorgen om het klimaat dan een paar jaar geleden.
Dit bleek vorige week uit een onderzoek van Ipsos I&O onder Nederlanders van achttien jaar en ouder. De afname van bezorgdheid over het milieu is het grootst binnen de jongste groep, jongeren van 18 tot 24 jaar. In 2019 gaf 71 procent van deze leeftijdsgroep aan zich zorgen te maken over het klimaat. In 2025 ligt dat percentage op 66 procent, nog altijd relatief hoog. In Nederland maakt ongeveer 61 procent van alle mensen zich zorgen om het klimaat.
Actuele kwesties als de oorlog in Gaza en de wooncrisis bezorgden jongeren meer hoofdbrekens dan de verandering van het klimaat. Pas toen de enquêteurs doorvroegen, kwam het klimaat als onderwerp naar boven.
Bij veel jongeren bestaat het idee dat het weinig uithaalt wat zij als individu doen of laten. Wat ook niet meehelpt, is dat de mogelijk rampzalige gevolgen van klimaatverandering zich niet vandaag of morgen openbaren, zoals de wooncrisis nu al velen treft, maar pas over jaren of decennia. Voor jonge mensen, die aan het begin staan van een zelfstandig leven en eindelijk dingen kunnen doen waarnaar ze al lang uitkijken, is het koppelen van kennis over duurzaamheid aan duurzaam gedrag dan niet eenvoudig.
Uit onderzoek van het Sociaal en Cultureel Planbureau bleek eerder al dat mensen met een hbo- of wo-opleiding minder duurzaam gedrag vertonen dan de rest van Nederland, terwijl zij juist beter weten welke gevaren er met klimaatverandering gemoeid zijn. Zo openbaart zich de paradox dat Nederlanders die zich realiseren dat het slecht gaat met het klimaat (hogeropgeleiden) en Nederlanders die het meeste last gaan hebben van die klimaatverandering (jongeren) er niet toe overgaan hun gedrag aan te passen.
Dat zou een reden kunnen zijn om smalend te concluderen dat verbaal beleden engagement met klimaat niet veel meer is dan hypocrisie, maar die gevolgtrekking gaat te kort door de bocht. De maatschappij is zo ingericht dat het niet eenvoudig is om klimaatvriendelijke keuzes te maken.
Het is dan ook goed dat gemeentes reclames gaan verbieden voor activiteiten waaraan fossiele brandstoffen te pas komen. Reclames voor roken zijn ook uit de openbare ruimte verdwenen, terwijl het mensen nog steeds vrijstaat een sigaret op te steken. Zo is het ook met reclames van reisbureaus: de burger wordt niet beperkt in zijn keuzes, maar krijgt ook niet de hele tijd aanbiedingen te zien om voor een appel en een ei naar de zon te vliegen.
Wat betreft dat laatste: op deze plaats is al eerder betoogd dat in Europa belasting op kerosine moet worden geheven, net als op andere brandstoffen. Als het al niet is om vliegen te ontmoedigen, dan in ieder geval om de kosten die gemoeid gaan met klimaatverandering bij een vlucht in te prijzen. Ook moet haast worden gemaakt met de aanleg van betrouwbare en betaalbare internationale treinverbindingen.
Dit zijn allemaal maatregelen die het voor de Nederlander – jong, maar ook oud – makkelijker maken om klimaatvriendelijk gedrag te vertonen. Uiteindelijk blijft dit een individuele keuze van iedere burger: welke praktische consequenties verbind ik aan mijn overtuigingen?
‘Kunst maakt het leven de moeite waard”, zei kunstenaar Reinier Lucassen vorig jaar in een gesprek met NRC. De aanleiding voor het interview was een nogal bijzondere veiling: hij bood een deel van zijn eigen kunstcollectie aan, met 249 kavels. Daaraan was te zien welke brede artistieke interesses hij in de zes decennia van zijn kunstenaarschap had ontwikkeld. In de collectie zaten maskers uit Papoea-Nieuw-Guinea, etsen van outsider-kunstenaar Willem van Genk, en een schilderij met kaviaar van Georg Herold. Een collectie die typisch met kunstenaarsogen was samengesteld, zei Venduehuis-expert Peter van Beveren: „Hij verzamelde alles wat hem intrigeerde.” Zijn galerie, Willem Baars Projects, maakte bekend dat Lucassen afgelopen zaterdag op 86-jarige leeftijd is overleden.
Het kunstenaarschap van Lucassen begon eind jaren vijftig, met een studie aan het Instituut voor Kunstnijverheid in zijn geboortestad Amsterdam. Rond 1960 ontwikkelde hij een figuratieve schilderstijl die hem een van de belangrijke naoorlogse Nederlandse schilders zou maken. Hij was een vertegenwoordiger van de zogeheten ‘nieuwe figuratie’, samen met Alphons Freijmuth, Pieter Holstein en de Belg Roger Raveel. Deze beweging werd net als het nouveau realisme gezien als een Europese tegenhanger van de Amerikaanse pop-art, terwijl al die stromingen op hun beurt weer reacties waren op de dominantie van de abstracte kunst.
Reinier Lucassen in 2009. Foto Leo van Velzen
Ook non-figuratieve elementen
Maar in die figuratieve stijl verwerkte Lucassen ook non-figuratieve elementen. Zoals in het schilderij Een gezellig hoekje uit 1968. Dat is een interieur met een leunstoel, schemerlamp, plant, en daarnaast een compleet abstracte strook van rode en groene blokken. Omdat de NS een afbeelding ervan opnam in verschillende treinstellen, is het waarschijnlijk zijn bekendste kunstwerk.
Bovendien kenmerkt dit werk de luchtigheid van zijn schilderkunstige benadering, waarin hij abstractie combineerde met doodgewone alledaagse dingen. Banaliteiten, waar hij desondanks ook ernstig over sprak. In 1972 zei hij nooit bezig te zijn „met humoristisch te zijn, anti-kunst te maken of wat dan ook te parodiëren”. Maar hij heeft ook gezegd dat kunst „niet over intellectuele vraagstukken” gaat, want „over gevoel”. Daartegenover staat dat hij ook zei „absoluut objektief” te schilderen, „met een maximum aan onpersoonlijkheid”.
En zo hield hij, met zijn uitspraken en zijn schilderijen, het mysterie van de schilderkunst intact.
Geestverwanten
De nieuwe figuratie sloeg aan, hij exposeerde met geestverwanten en in 1967 richtte hij met Ger van Elk en Jan Dibbets het Internationaal Instituut voor Herscholing van Kunstenaars op, dat een aantal manifesten en projecten voortbracht. Vanaf de jaren 70 bracht hij zijn ideeën over op een jongere generatie toen hij ging hij lesgeven, aan de AKI (Academie voor Kunst en Industrie) in Enschede. In 1986 exposeerde hij voor Nederland in het Rietveldpaviljoen op de Biënnale van Venetië. Zijn werk was volop te zien in musea in binnen- en buitenland en belandde in collecties van bijvoorbeeld het Stedelijk Museum Amsterdam, Museum Boijmans Van Beuningen in Rotterdam en het Centraal Museum in Utrecht.
Magisch en mythisch bleef zijn werk, een vat aan tegenstellingen, ook in de abstracte werken die hij in de jaren tachtig ging maken of de assemblages van de jaren 10. Daarin kon het gebeuren dat een herdershond vermomd als Spider-Man over het Nederlands erfgoed met molens en klompen waakt. Een aantal keren is zijn werk met prijzen bekroond. Vorig jaar nog, het jaar dat hij 85 werd, kreeg hij de Jeanne Oosting Prijs voor de schilderkunst. „Het oeuvre van Lucassen is van een grote schilderkunstige rijkdom. Als een ontdekkingsreiziger heeft hij de wereld gezien, bevraagd en gevoeld – en dit allemaal omgezet in zijn kunst”, aldus de jury.
Een opvolgingsprocedure volgens het boekje. Zo zou je de benoeming afgelopen vrijdag van Olaf Sleijpen als opvolger van Klaas Knot bij De Nederlandsche Bank van een afstandje kunnen samenvatten. Sleijpen werkt al jaren bij DNB, is ook al sinds jaar en dag Knots rechterhand in het internationale monetaire circuit en hij kan intern en extern op grote steun rekenen. Knot, die na veertien jaar aan het eind van zijn wettelijke termijn is gekomen, kan zich geen betere opvolger wensen.
Toch is er van alles aan de hand met de nieuwe president van de centrale bank. Niet met de persoon Sleijpen, overigens. Wel met de procedure waarin hij boven kwam drijven én met de nasleep van de benoeming. Allereerst duurde de hele procedure veel langer dan gewenst. Knot stopt er per 1 juli mee, Sleijpen heeft dus nog twee weken om de formele taken over te nemen. In het geval van Sleijpen is dat geen probleem, maar elke andere nieuwe president van De Nederlandsche Bank was onherroepelijk in de problemen gekomen. Een onprofessionele situatie.
Een van de redenen van de vertraging in de benoeming zou het salaris zijn geweest. Knot verdient vijf ton per jaar, en zit daarmee ruim boven de grens van 246.000 euro die de Wet Normering Topinkomens hanteert. Naar verluidt wilde de PVV een nieuwe president daarop vastpinnen. Pas met de val van het kabinet kwam de weg vrij voor de coalitie om wederom af te wijken van de WNT. Sleijpens salaris is iets lager dan dat van Knot (450.000 euro) maar nog steeds ruim boven de norm.
De meest problematische kant aan de hele procedure is dat het huidige demissionaire kabinet de benoeming van Sleijpen aangrijpt om het over de zittingsduur van de centrale bankier te hebben. Sleijpen is weliswaar benoemd voor een termijn van zeven jaar, maar demissionair minister Eelco Heinen (Financiën, VVD) wil de komende tijd de Bankwet aanpassen zodat een termijn teruggebracht wordt naar vijf jaar. Niet uit onvrede over de huidige president, zegt Heinen, maar om „verkokering” te voorkomen en „een modern toezicht” te garanderen.
De rol van een onafhankelijke centrale bank is cruciaal in een economie. Dat geldt voor zowel de monetaire taak van de bank, in het geval van DNB bestaat die uit een zetel in het ECB-bestuur, als voor de toezichthoudende taak. De oplopende temperatuur tussen president Donald Trump en Federal Reserve-baas Jerome Powell laat zien hoe schadelijk politieke inmenging in de zelfstandige positie van de bank kan zijn.
De nu gewenste ingreep vanuit Den Haag staat helaas niet op zichzelf. Al in 2010 paste het toenmalig kabinet de zittingsduur van de DNB-president aan. Destijds werden twee termijnen van zeven jaar het maximum. Sindsdien is er geen evaluatie geweest van die aanpassing, noch zijn er tussentijds ongelukken gebeurd die een nieuwe ingreep rechtvaardigen.
Met zijn nieuwe voorstel zoekt Heinen de grenzen van het toelaatbare op. In de Europese voorschriften voor centrale banken staat de ambtstermijn van een president van een nationale centrale bank minimaal vijf jaar is. Duitsland hanteert een termijn van acht jaar, Frankrijk zes, beide met mogelijke verlenging.
Bovendien roept Heinen de verdenking over zich af de rol van de centrale bank dichter tegen de politiek aan te willen trekken. Vaker herbenoemen betekent immers meer politieke invloed. Dat is de verkeerde weg. Heinen moet met ijzersterke argumenten komen om deze ingreep te rechtvaardigen. Zijn die er niet, houd het dan bij het oude.