‘Fast and Furious’: ridiculiteit als overlevingsstrategie

Het succes van The Fast and the Furious Al ruim twintig jaar zijn de ‘Fast and Furious’-films kaskrakers, terwijl ze door recensenten worden geslacht. Hoe houdt de reeks dat succes vast? En waarom zijn de films zó erg veranderd?

Fast X, het eerste deel van de eindtrilogie van de Fast and Furious-franchise. Boven: mensen juichen tijdens een straatrace. Onder: een metalen bal veroorzaakt chaos in Rome.
Fast X, het eerste deel van de eindtrilogie van de Fast and Furious-franchise. Boven: mensen juichen tijdens een straatrace. Onder: een metalen bal veroorzaakt chaos in Rome. Foto’s Universal Pictures

Sommige films zijn beter als bioscoopervaring. Films die het moeten hebben van uitgebreide special effects of 3D-ervaringen bijvoorbeeld, of horrorfilms, waar gezamenlijk schrikken je een soort groepsgevoel geeft. De Fast and Furious-films zijn ook beter in de bioscoop, maar om een andere reden: omdat ze zo belachelijk zijn. In elke hoek van de bioscoop zitten vriendengroepjes, soms onder invloed van wiet, drank of gewoon suikerhoudende frisdrank. En nagenoeg iedereen is grapjes aan het maken over de film. Als Vin Diesel begint over „la familia”, zoals hij al twintig jaar trouw doet, hoor je gegniffel. Als er auto’s uit vliegtuigen vallen, keurig op de weg landen, en verder rijden met schade die Carglass nog kan repareren, hoor je ergens een schaterlach. Fast and Furious is de enige bioscoopervaring waar een pratende buurman geen obstakel is, en waar een belachelijke plot juist een reden van het succes is.

Fast and Furious is hypermacho, hyperhetero camp. Maar dat was het niet altijd. De filmreeks moest zichzelf steeds heruitvinden, om twintig jaar en tien films, één spin-off en meerdere korte films te overleven en een van de meest succesvolle filmfranchises aller tijden te worden.

https://www.youtube.com/watch?v=TGZId8pazS4

Auto’s en vrouwen

Vroeger namen filmgangers The Fast and the Furious (deel 1) serieus. Aan de studio werd het gepitcht als een remake van Point Break, een film uit 1991 over een groep surfers die bankovervallen pleegt onder leiding van Patrick Swayze om luxe surftrips te maken. Keanu Reeves speelt daarin een FBI-agent die undercover gaat om ze in te rekenen. The Fast and the Furious verving surfen door straatracen en voegde halfnaakte vrouwen toe – een succesformule. De straatracers beroven vrachtwagens met dvd-spelers. Vin Diesel is boef Dominic Toretto, Paul Walker speelt FBI-agent Bryan O’Connor, die stiekem wel wat ziet in de ‘familie’ van Diesel.

In de vervolgen wordt alles groter. Waar de auto’s in het eerste deel alleen maar in een rechte lijn raceten, maken ze in 2 Fast 2 Furious bochten en sprongetjes. Enkele films later springen ze door flatgebouwen. Dan vechten de helden vanuit hun auto’s tegen internationale superschurken, gespeeld door Oscar-winnende acteurs als Charlize Theron en Helen Mirren. Die willen de wereld vernietigen met scifi-nonsens, zoals de ‘Eye of God’, waarmee iedereen overal gevonden kan worden. En ondertussen omvat het spierballenbestek vrijwel elke actiester van het moment, van Dwayne Johnson, tot Scott ‘De Zoon Van’ Eastwood.

In de laatste delen wordt het letterlijk ongelofelijk. In Fate of the Furious (deel 8) blaast Vin Diesel een onderzeeër in Antarctica op vanuit zijn auto. In F9 gaat een auto naar de ruimte, om een satelliet te zoeken die vernietigd moet worden. Lastig, denk je dan, de ruimte is best groot. Maar nee: „Daar heb je ’m!” Missie geslaagd. In de bioscoopzaal wordt gelachen.

Deze week komt Fast X uit, het eerste deel van een afsluitende trilogie. Gekeken naar de trailer is het veilig om te zeggen dat ook deze film over the top wordt. In de trailer wordt half Rome al opgeblazen. Het wordt ongetwijfeld een kaskraker.

Waar zit het succes precies in? Zijn het de filmsterren of de extravagante actiescènes? Het lijkt er niet op. Veel acteurs in de serie werden juist sterren door de films, zoals Vin Diesel, Paul Walker en Michelle Rodriguez. En de gemiddelde Helen Mirren-fan rent niet naar de bios voor de nieuwe Fast and Furious. En uitgebreide actie? Er zijn wel meer films die dat doen.

Vin Diesel denkt dat het komt omdat de films zo divers zijn. De witte man is in de minderheid. Iedereen (behalve mensen uit de lhbtq+-gemeenschap) wordt vertegenwoordigd. En dat speelt absoluut mee. Iedereen kan zich identificeren met een personage. Maar de voornaamste reden voor het succes is dat Fast and Furious als geen andere filmserie meegegaan is met zijn tijd.

De ‘Fast and Furious’-films zijn de barometer van Hollywood

Extravagant

In de vroege jaren nul had men behoefte aan actiefilms over moderne Robin Hoods, die niet het corrupte systeem volgen, maar hun eigen moraliteit. Denk Ocean’s Eleven, of Point Break. Zelfs films als Gladiator en X-Men passen ruwweg in dat scenario. Maar de smaak veranderde. Aan het eind van de jaren nul was Transformers (2007) de maatstaf. Het moest grootser, wereldbedreigender, met meer stunts en explosies. In deze tijd wordt regisseur Justin Lin de huisregisseur van Fast and Furious. Hij duwt de serie richting het extravagante. Nog steeds zijn Dom en zijn crew antihelden, maar tegen 2013, Fast and Furious 6, werken ze voor de overheid, om wereldwijde superschurken te bestrijden.

Dan komt het Marvel-universum, dat heel Hollywood overneemt. Vanaf het moment dat Iron Man (2008) uitkwam wordt alles langzaam anders. De actie is nu groter dan in Transformers – hele universa staan op het spel. En de helden moeten bovennatuurlijk zijn. Het filmpubliek wil personages die boven hen uitstijgen, die verrassen met hun krachten. Als de laatste Avengers-film uitkomt, in 2019, zijn Marvel-films bijna de enige blockbusters die ertoe doen. Op Fast and Furious na. Daar hebben ze Vin Diesel, Dwayne Johnson en Jason Statham ook omgevormd tot onverwoestbare superhelden, die vlammende explosies overleven met hún superkracht: heel goed autorijden.

De laatste ontwikkeling, ook geïnspireerd door Marvel, is dat de helden minder macho worden en, ironisch genoeg, menselijker. Een wandelende spierbal als Chris Hemsworth mag macho zijn als hij Thor speelt, maar hij moet ook grappig en onnozel zijn – een kindman. Dat is de antithese van Fast and Furious, een serie die bidt aan het altaar van velgen, spierballen en hot pants. Maar ook hierin lijkt de serie mee te gaan. Er kruipt steeds meer zelfbewustzijn in de films: in F9 wordt de ongeloofwaardigheid van de plot meermaals benadrukt. En in beelden van Fast X lijkt het erop dat Jason Momoa meer metro dan macho speelt. Het is jammer dat Fast and Furious over een paar jaar verdwijnt. De filmserie is de barometer van Hollywood.

Er is nog een reden waarom Fast and Furious tijdens al die transformaties blijft werken: oprechtheid. Want hoe ongeloofwaardig het ook wordt, Vin Diesel gelóóft het echt als hij zijn ‘familie’ knuffelt. Het is de reden dat alle camp werkt, want hoe gek het ook wordt, de kijker heeft nooit het idee dat-ie kijkt naar mensen die een trucje uithalen, voor geld.

Het is niet voor niks dat Furious 7, de film waarin liefdevol afscheid genomen wordt van de overleden hoofdrolspeler Paul Walker, de meest succesvolle en beste film in de reeks is.