‘Daar, in dat verkoolde huis, is een vriend van me vermoord, samen met zijn acht maanden oude baby.” Maayan Barkai, een 43-jarige vader van vijf jonge kinderen en medewerker van een ngo voor mensen met een handicap, loopt rond in kibboets Be’eri, tussen het grijsgrauwe puin van zijn geboortedorp.
Elke straathoek brengt een vreselijke herinnering naar boven. „In dat gebouw hielden de terroristen twintig dorpelingen vast. Toen het leger eindelijk kwam, zijn achttien van hen geëxecuteerd en in brand gestoken. Van een twaalfjarige tweeling, een jongen en een meisje, was niets over om nog te begraven. Ze zaten bij mijn kinderen in de klas.”
Toen op 7 oktober tot de tanden bewapende Hamas-leden kibboets Be’eri binnenstormden, kwamen 108 dorpelingen om. Nog eens 29 anderen werden als gijzelaar meegenomen naar de nabijgelegen Gazastrook. Sommigen zijn inmiddels teruggekeerd.
Het was vele uren wachten tot het Israëlische leger een serieuze poging ondernam om de controle over de kibboets te heroveren. Bij de flinke vuurkracht die daarbij werd ingezet, zouden volgens ooggetuigen ook Israëlische burgers door hun eigen leger zijn gedood.
Lees ook
Wat gebeurde er op 7 oktober, die eerste bloedige dag van de Gaza-oorlog? Een reconstructie
Wie het overleefde, wordt nu opgevangen in een hotel aan de Dode Zee. De bewoners van Be’eri vinden steun bij elkaar, maar het trauma is groot. „Meer dan mijn buren waren dit vrienden, met wie ik ben opgegroeid. Hoe rouw je in hemelsnaam om meer dan honderd dierbaren”, zegt Maayan hoofdschuddend.
Warme decemberzon
Nog op sandalen in de warme decemberzon stapt hij, haast plechtig, door het uitgebrande deurgat van wat tien jaar lang de gezinswoning was. Het gebroken glas knispert onder zijn voeten. Op de weggebrande keukenvloer liggen zwartgeblakerde pannen en scherven van een servies. In het verkoolde voortuintje staat het geraamte van een door vlammen verteerde kinderfiets.
Het gelach van spelende kinderen is al ruim twee maanden vervangen door het repetitieve gedreun van artillerievuur op Gaza, een dichtbevolkte kuststrook, vol burgers. Bij elk nieuw salvo stuiven geschrokken vogels uiteen. Maayan praat verder alsof hij de doffe inslagen niet hoort.
Be’eri was een typische kibboets, legt hij uit. Een collectieve gemeenschap, gesticht in 1946, twee jaar voor de stichting van de staat Israël. Hij toont het restaurant en de gemeenschappelijke wasserette. Stilaan komt de kibboets weer een beetje tot leven. Er is ook een synagoge, vertelt hij. „Al zijn we hier grotendeels seculier. En we stemmen links. Ironisch toch?” Door zijn woede heen klinkt ook grote ontgoocheling. „Wij leefden hier mee met het leed van de Palestijnen.”
Elke week, vertelt hij, vervoerde zijn neef jonge kankerpatiëntjes uit Gaza naar ziekenhuizen in Israël. „Maar op 7 oktober maakte dat niks uit. Ze kwamen om ons allemaal te vermoorden.” Die dag kwam Maayan Barkai tot een belangrijk inzicht. „Terwijl Hamas-leden ons folterden en uitmoordden, plunderden doodgewone Palestijnen onze huizen leeg. Sinds die zaterdag denk ik: de meesten onder hen willen helemaal niet met ons samen leven. Ze willen ons hier gewoon weg.”
Maayan Barkai betwijfelt sterk dat hij ooit weer met zijn gezin vlak naast Gaza zal gaan wonen. Uit Israël zelf wil hij niet snel weg, al zou hij met zijn Canadese paspoort makkelijk kunnen emigreren. „Maar ook in het buitenland zijn wij als Israëliërs bepaald niet populair. Zou ik met mijn gezin dan veiliger zijn in, ik noem maar wat, Parijs?”
Zak snoep
In zijn kapotgeschoten woning is alleen de safe room nog intact. In de versterkte kamer staan drie kinderbedjes nog overeind. Zes uur lang, van bij het krieken van de dag tot het middaguur, heeft het gezin hier geschuild. „Zelfs de jongste kinderen gaven geen kik. We hadden hun een zak snoep beloofd.”
Hamas gooide brandende autobanden de huizen in, om de bewoners uit hun schuilplaats te lokken. In een opwelling had Barkai een natte handdoek tegen de deur gegooid. Dat bleek een geniale ingeving. Ieder lid van dit gezin zou 7 oktober overleven. Toen de brand in de woonkamer zo intens werd dat Hamas-strijders zich nog onmogelijk in de woonkamer konden ophouden, vroeg hij via Whatsapp aan de buren of die nog terroristen buiten voor het huis zagen lopen.
De kust was veilig. „Toen hebben we de safe room verlaten en zijn we naar het huis van mijn neef gehold.” Pas op zondagochtend om drie uur – en na twintig uur schuilen – werd de hele familie door vrijwilligers ontzet.
Er is een goede kans, erkent hij, dat de oorlog die Israël nu voert en die al aan meer dan achttienduizend Palestijnen het leven heeft gekost, een nieuwe generatie van radicale strijders kweekt. „Maar uiteindelijk heeft vredesactivisme ons op 7 oktober ook niet gered.” Hij had wel een aanval van Hamas verwacht. Tegen een legerbasis of zo, zegt de vader van vijf. „Maar nooit hadden we durven bevroeden dat ze van deur tot deur zouden gaan.” De gruwelvideo van die dag tart alle verbeelding, zegt hij. „En precies daarom kunnen we nu niet gewoon stoppen.”
Maar Israël voert geen wraakoorlog in Gaza, zegt hij snel. „Ons leger trekt Gaza niet binnen met de intentie om baby’s te doden. Andersom zijn ze daar wel trots op alle wreedheden die ons zijn aangedaan.”
Kibboets Be’eri verloor op 7 oktober – al zou dit pas weken later duidelijk worden – ook inwoonster Vivian Silver, een bekende Israëlisch-Canadese vredesactiviste. Behalve een jarenlange strijdmakker was Silver ook de dierbaarste vriendin van Roni Keidar (79). „Omdat haar telefoon in Gaza was gevonden, dachten we eerst nog dat ze daar als gijzelaar was.”
Met bedroefde ogen die te veel hebben gezien roert Roni Keidar in een mok oploskoffie, op het terras van een tuin in Herzliya. In deze stad, in het noorden van Tel Aviv, verblijft haar ontheemde gezin sinds 7 oktober. „Wekenlang dacht ik nog: als Vivian in Gaza is, zal daar vast iemand goed voor haar zorgen. Tenslotte kenden wij daar zulke goeie mensen.” Maar de vredesactiviste was niet ontvoerd. Midden november werd haar stoffelijke overschot geïdentificeerd. Ze was meteen op 7 oktober in haar huis in Be’eri vermoord.
Lees ook
Lees ook dit interview met VN-rapporteur Francesca Albanese. ‘Veel Israëliërs zijn zelf ook geschokt over het instorten van hun morele normen’
„Was ik al die tijd naïef?” Roni Keidars ogen schieten vol. Haar zoon Yoel en drie van haar dochters kijken haar met medelijden aan. „Talloze projecten hebben Vivian en ik achter de rug”, zegt Roni. „Bedoeld om bruggen te bouwen met de overkant.” In haar stem sluipt boosheid. Haar kinderen keken jarenlang naar hun moeder met een mengeling van trots en angst, zegt Yoel. „Telkens wanneer mama met haar auto patiënten uit Gaza naar het ziekenhuis bracht, kregen wij het doodsbenauwd.”
Geleende tuinstoel
Sinds 7 oktober drinkt Roni Keidar haar koffie uit een geleende kop, in een geleende tuinstoel, op een terras dat van iemand anders is. Een volstrekt onbekend gezin gaf de Keidars belangeloos de sleutel van een leegstaande woning, bestemd voor de sloop. De buren schonken het gezin een tafel en stoelen, huisraad en een bed. Padvinders uit de buurt gaven de muren een vers likje verf.
Dichter bij Gaza wonen dan de Keidars is onmogelijk. De familie Keidar komt uit Netiv Haasara, een landbouwdorpje pal tegen de hoge grensmuur met de Gazastrook. Op 7 oktober staken zwaarbewapende Hamas-strijders die muur over met paragliders. Er vielen 21 doden. Roni Keidar is, anders dan haar man en zoon, nog niet naar Netiv Haasara teruggekeerd: „Ik vrees nog steeds voor mijn leven.”
De Keidars hebben in het dorp een tuinbouwbedrijf. „We zijn weer alles kwijt”, zegt Roni’s zoon Yoel (54), „voor de derde keer op rij.” In Netiv Haasara richten inslaande raketten en mortiergranaten uit Gaza zeer geregeld vernielingen aan. Bij een van die inslagen kwam in 2014 een Thaise arbeider van de Keidars om.
Al jaren horen spanning en angst bij leven aan de rand van de Gazastrook, maar al die gevoelens verbleekten bij de gruwel van 7 oktober. Tijdens de zondagse brunch, waarbij ook heel wat tranen worden geplengd, haalt de familie herinneringen op aan een gitzwarte dag. Dochter Einat (50) kroop met haar zoon en dochter drieënhalf uur in een kast, terwijl ze in huis mannen hoorde rondlopen en schieten. Zelfs hondje Mikey zat in de kast en gaf geen kik. Mikey, die onder de salontafel ligt, kijkt even op bij het horen van zijn naam en dommelt dan opnieuw in slaap.
Roni’s zoon Yoel wist dat zijn zoon Yotam op dat moment aan het werk was in Erez, de grensovergang met Gaza die bij de Hamas-aanval zou worden kapotgeschoten. „Ik dacht urenlang dat ik hem nooit meer terug zou zien”, zegt Yoel. Maar Yotam verschool zich in een elektriciteitskast en zou het overleven.
Knock-out
Het trauma is twee maanden later nog zeer vers, en het verdriet voedt de woede. Dat levert begrip op voor de Israëlische legeroperatie in Gaza. „Ik zie nog altijd een andere toekomst, samen met de Palestijnen”, zegt Yoel, „maar eerst moet de terreur worden uitgeroeid. We moeten voort, tot de knock-out.” De Palestijnen moeten „ophouden met in het verleden te leven”, vindt hij. „Ze dromen van een terugkeer naar de stad Ashkelon? Gaat nooit gebeuren. Kijk vooruit!”
Zoals de Keidars ook hebben gedaan. Hun dorp Netiv Haasara, binnen de internationaal erkende grenzen van Israël, is een heropgebouwde kopie van het oorspronkelijke dorp. De originele moshav, een coöperatieve landbouwnederzetting, werd in 1973 in het noorden van het schiereiland Sinaï gebouwd. Maar in 1982 werden alle gezinnen geëvacueerd, als gevolg van de vrede tussen Israël en Egypte. Plots lag het dorp op Egyptisch grondgebied. De dorpelingen bouwden Netiv Haasara opnieuw op, in Zuid-Israël, op een steenworp van Gaza.
Lees ook
‘Elke proportie of balans in dit conflict is zoek’, zegt Adam Bouloukos, VN-directeur voor Palestijnse vluchtelingen
Een groot deel van de familiebrunch laat Roni Keidar vooral haar familie aan het woord. Ze luistert, huilt en zwijgt. Maar na de vraag of zij als vredesactiviste het Israëlische offensief op Gaza nog proportioneel vindt, springt ze uit haar vel. „Spreek me niet van proportie”, klinkt het boos. „Als wij geen luchtafweersysteem en safe rooms hadden gehad om in te schuilen, dan waren wij met duizenden tegelijk afgeslacht.” Zoon Yoel valt zijn moeder bij: „Iedereen aan deze tuintafel zit hier per vergissing. We moesten allemaal dood.”
„Zoals bij een kind dat iets heel slechts heeft gedaan, moet nu straf volgen”, zegt Roni Keidar streng. „En na 7 oktober moet die straf zwaar genoeg zijn, zodat het nooit meer gebeurt.”
Leeslijst