N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Reportage
Amerikaanse industrie Lima, Ohio, was lang het toonbeeld van Amerikaans industrieel verval. Sinds kort roken de schoorstenen weer en is zelfs een stripboekwinkel geopend. Mede geholpen door de oorlog in Oekraïne.
Zo leeg als zaterdag de parkeerplaats is bij winkelcentrum Lima Mall, zo vol staan ze op zondag bij de 118 kerken in Lima. Driehonderd mensen in de St. John, vijfhonderd in de Community Church. En hoeveel mensen een dag eerder in de mall? Afgezien van de uitgebluste verkopers, vijftien? Twintig? De jonge vrouw met de blauwe haren, die pretzels naar binnen werkt aan een tafeltje voor de schoonheidssalon. Het gezin dat een foto wil laten maken in een van de decors van Selfie University. De kromgetrokken man die een rok afrekent bij J.C. Penney, het laatst overgebleven warenhuis in dit winkelcentrum. „Heeft u een J.C. Penney-kaart?” Nee. „Wilt u een J.C. Penney-kaart?” Nee. Alles in dit vrijwel lege filiaal komt uit China, zelfs de souvenirbekers van Ohio.
O, wat is het makkelijk om een portret te schrijven van een stervende stad in Ohio. Het wordt niet voor niets de Rust Belt genoemd. Hier vind je de ruïnes van de Amerikaanse industrie. De autofabrieken, de toeleveringsbedrijven, de olieraffinaderijen – zoveel is in de laatste decennia van de twintigste eeuw uit Ohio en aangrenzende staten verdwenen. Het is de voedingsbodem van woede en wanhoop. Lima lijkt naadloos te passen in het rijtje van al die plaatsen in Ohio: Cleveland, Youngstown, Mansfield, Dayton, waar de prachtige huizen van een rijk verleden nu vervallen staan te wezen, met het afval van de buren in de tuin.
Maar Lima is niet in verval. Niet méér in verval, liever gezegd. En dat ligt ten minste deels aan nog een andere parkeerplaats in de stad. Deze is niet te zien vanaf de straat, alleen zichtbaar voor het oog van de satelliet. Zij is onderdeel van het complex van het Joint Systems Manufacturing Center in het zuiden van Lima. JSMC is een productielocatie van het ministerie van Defensie. Hier, en alleen hier, bouwt wapenfabrikant General Dynamics in exclusieve opdracht van het ministerie de M1 Abrams-tanks. Een nieuwe, politiek niet onomstreden order is een paar weken geleden geplaatst door president Biden, die Oekraïne „31 à 34” nieuwe Abrams-tanks beloofde.
Carrosserieën van tanks
De kale boompjes van Heritage Park schermen de zuidkant van de tankfabriek af. De fotograaf kijkt of hij vanaf hier zicht kan krijgen op het complex. Als hij zijn drone met camera probeert te laten uitstijgen boven de bomen komt het apparaat niet meer dan een halve meter van de grond. Elektronisch geblokkeerd, op de display van zijn camera verschijnt de mededeling dat hij op deze plek niet hoger mag vliegen.
Dan barst een geraas los achter de bomen en het hekwerk. Als een straalmotor, als een helikopter die gaat opstijgen. Maar er stijgt niets op, er is niets te zien. Het geraas stopt. Om na een paar minuten weer met volle kracht op te laaien . Dit moet de AGT 1500-turbomotor zijn die op kerosine de Abrams-tank aandrijft. Achter de bomen ligt de testbaan van het JSMC-complex. Via Google Earth zijn op de parkeerplaats roestige wrakken van tanks te zien – daar lijkt het in elk geval op.
„Dat zijn geen wrakken”, zegt Steve Conley. De vakbondsleider, voorzitter van UAW Local 2075, de lokale bond voor de autobranche, leunt achterover in zijn piepkleine kantoortje een paar kilometer van de fabriek. „Het zijn de gestripte carrosserieën van tanks. Op dit moment bouwen we nog geen nieuwe tanks. We knappen alleen oude exemplaren op.” Conley, lasser van beroep, is wantrouwig. Hij wil niet dat het interview wordt opgenomen en hij vraagt: „Waarom zou ik met jou praten?”
Zijn wantrouwen zit ’m in de politieke context van de tankleverantie. De financiële en materiële steun van de VS aan Oekraïne, inmiddels opgelopen tot ruim 73 miljard dollar, wordt vanuit de rechtervleugel van de Republikeinse Partij afgeschilderd als een gebaar van oorlogshitserij en van desinteresse ten aanzien van de noden van Amerikanen zelf. Juist het district waarin Lima ligt, wordt in het Congres vertegenwoordigd door een van de kritische Republikeinen, de invloedrijke afgevaardigde Jim Jordan. Maar over de toezegging van Abrams-tanks? „Nee, daar heb ik Jim Jordan niet over gehoord”, zegt David Berger, terwijl hij een slok koffie neemt in café The Meeting Place on Market.
Berger is, tot zijn pensioen in 2020, drie decennia burgemeester geweest van Lima. Vraag het aan de voorzitter van de lokale Kamer van Koophandel, vraag het aan de pastoor van de katholieke parochie en ze zeggen: „David Berger heeft Lima gered.”
„Ik werd eind 1989 voor het eerst tot burgemeester gekozen”, zegt Berger. „En in januari 1990 kwam toenmalig minister van Defensie Dick Cheney naar Lima en kondigde op de trappen van Memorial Hall aan dat de tankfabriek zou worden gesloten.” In de jaren negentig zou Lima, net als andere steden, klap na klap krijgen. Vliegtuigonderdelenfabrikant Textron ging dicht, net als Westinghouse, waar ontstekingsmechanieken voor de luchtvaart werden ontwikkeld. Zo’n 8.000 banen, in een stad van 45.000 inwoners in 1990, verdampten in het decennium erna. Maar de tankfabriek bleef toch open, gered door David Berger.
„Het Pentagon wilde de tankfabriek ‘in de mottenballen leggen’, zoals ze het uitdrukten”, zegt Berger: sluiten en weer openen als nieuwe tanks nodig waren. Na de ineenstorting van het communistisch blok snoeide de VS flink in de defensie-uitgaven. De fabriek in Lima kwam op de zogeheten BRAC-lijst (Base Realignment and Closure), een ranglijst van minst noodzakelijke militaire bases en productiebedrijven. Berger lobbyde in Washington om uit te leggen dat een fabriek voor zulke hoogwaardige producten door zulke vakkundige arbeiders niet even kan worden stilgelegd en opgestart. De Kamer van Koophandel schatte destijds dat sluiting de regionale werkloosheid van 7 naar 10 procent zou opstuwen. Uiteindelijk mondde de bezuiniging van de jaren negentig uit in het omlaag brengen van de productie naar „één tank per maand”, aldus Berger. Het aantal arbeidsplaatsen daalde van 1.200 naar 300.
Nog dreigender dan de voorgenomen sluiting van de tankfabriek was de aankondiging van buurman British Petroleum (BP) dat het voortaan liever geraffineerde olie vanaf de Cariben met een pijplijn zou aanvoeren, dan het zelf te raffineren in Lima. Daarmee stonden niet alleen de 500 BP-banen op de tocht, maar ook de banen van acht bedrijven die op het complex waren gevestigd en afhankelijk waren van de raffinaderij. In een lokale economie zijn de belangen altijd vervlochten met het hele bedrijfsleven. „Daar was de stad niet meer bovenop gekomen,” zegt Berger.
Overwinning op het grootkapitaal
Berger, een Democratisch bestuurder in een door Republikeinen gedomineerde regio, wist een bonte coalitie te mobiliseren van raadsleden van beide partijen en BP op zijn gevoelige plek – zijn imago – te raken. Door goede contacten bij een grote investeringsmaatschappij wist Berger een nieuwe koper te engageren. Dat een gigant als BP van gedachten veranderde op initiatief van één plaatsje in Ohio was een zo uitzonderlijke overwinning van een Rust Belt-stadje op het grootkapitaal, dat hoogleraar geschiedenis Perry Bush er in 2013 het boek Rust Belt Resistance over schreef.
Het heeft nog jaren geduurd eer de stad overeind was gekrabbeld, zegt Berger. „Acht, negen jaar geleden begon het pas echt beter te worden.” Hij herinnert zich dat zijn vrouw, fysiotherapeut in een verpleeghuis, thuiskwam en zei: je zult niet geloven wat ik vandaag heb meegemaakt. In de gang had ze een groepje dokters en verpleegkundigen horen praten over een nieuwe wijnbar in de binnenstad. „Ben je al in The Met geweest?”, hadden ze aan elkaar gevraagd. „Dat was de eerste positieve buzz over Lima in jaren.”
Waar de mall aan de rand van de stad de ene na de andere ondernemer verliest, kruipt het leven de binnenstad weer binnen. Het is nog niet zo bruisend als op de foto uit 1936 die in het lokale historisch museum hangt, met overal in North Main Street geparkeerde auto’s, een tramspoor en tientallen mensen die winkelen en naar hun werk gaan. Berger zegt dat de leegloop van de stad – van 45.000 inwoners in 1990 naar 35.000 nu – en de grote veranderingen in de economie hun sporen hebben nagelaten. Het middenkader in banken en bedrijven is verdwenen, en daarmee een hele bevolkingsgroep die „lid was van de Rotary en altijd in de zak tastte als het om een initiatief voor de gemeenschap ging”.
De economie lijkt in rustiger vaarwater te zijn gekomen. De laatste jaren is er stelselmatig een surplus aan banen, zegt Berger. „Op elk moment zijn er nu binnen een straal van tien kilometer tweeduizend vacatures.” Dat is de nieuwe realiteit in de Rust Belt: overal hangen borden met ‘personeel gevraagd’. Dat geldt voor alle sectoren, van fastfoodrestaurants tot fabrieken. „Voor mij is dit de beste indicatie”, zegt Berger. „Van de mensen die in het St. Rita’s-ziekenhuis worden opgeleid, blijft 40 procent in Lima wonen.” De huizen zijn gewild, de binnenstad wordt aantrekkelijker: moet je kijken hoeveel restaurants er zijn. Iedereen is blij met de stripboekenwinkel. En zorgen over de tankfabriek maakt niemand zich meer.
Pfoe, zegt Steve Conley in zijn vakbondskantoortje. De vraag was: hoe is het om in een Abrams-tank te rijden? „Imposant. Omdat je weet wat-ie allemaal kan, zelfs als wij op de testbaan zonder munitie rijden. Het ding weegt 72 ton. Hij kan dit gebouw platwalsen.”
Aannemen, ontslaan, aannemen
Conley is zelf een veteraan, zes jaar gediend bij de marine, met vredesmissies in Libanon op zijn conto. In 2007 stapte hij over naar de tankfabriek, een paar maanden voordat zijn vorige werkgever, een bedrijf in assen voor zware voertuigen, moest sluiten tijdens de financiële crisis. De arbeidsvoorwaarden bij General Dynamics waren destijds beter dan nu. Conley pakt een rood boekje van tafel: de cao die met General Dynamics is afgesloten. „In oktober gaan we weer onderhandelen. Het loongebouw wordt een van de belangrijkste kwesties. Nu kost het een werknemer zes jaar om zijn maximum salaris te bereiken, terwijl de contracten maar voor vier jaar zijn. General Dynamics is steeds minder een aantrekkelijke werkgever.”
Op dit moment werken er 650 mensen in de fabriek. Zo’n tachtig zijn er net ontslagen, die worden in de lente weer ingehuurd. „De werkgelegenheid drijft hier op het getij van de orders. Aannemen, ontslaan, aannemen en weer ontslaan. Ik ben van 2013 tot 2017 ontslagen geweest. Een order voor Koeweit is vorig jaar afgerond, toen zijn er weer arbeiders ontslagen.”
Aan de tanks voor Oekraïne is nog niet begonnen. Volgens Conley moet Defensie de afspraken met Oekraïne nog afronden. Elk land waaraan de VS de M1 Abrams leveren, krijgt zijn eigen variant op het model, al naargelang de overeenkomst die tussen de VS en dat land is gesloten. Klanten zijn onder meer Egypte, Polen, Saoedi-Arabië. „Geen van die landen krijgt het model waarin Amerikaanse militairen vechten.”
De 31 à 34 tanks voor Oekraïne is een „big deal” voor Lima, vindt Conley. Over de wenselijkheid van Amerikaanse steun aan Oekraïne wil hij zich niet uitlaten – te politiek. Maar de dagen dat de Lima-fabriek op de BRAC-lijst stond en de arbeiders elke dag moesten vrezen voor ontslag, „liggen achter ons”, zegt hij. „Het ziet er zonnig uit.”
Is dit dan de samenvatting? Zo lang het slecht gaat in de wereld, gaat het goed in Lima? „Er gebeuren veel gevaarlijke dingen in de wereld”, zegt Conley.