Wel voetbaltalent, maar in december geboren? Da’s pech hebben

Voetbaltalent Jonge voetballers die later in het jaar geboren zijn, worden minder vaak geselecteerd voor profclubs én halen die achterstand meestal niet meer in. Wat kan er worden gedaan tegen dit ‘geboortemaandeffect’?


Foto David van Dam

Mees Berbee (13) hield er geen rekening mee dat hij ooit gescout zou worden. Hij kan goed voetballen, is technisch vaardig en speelt altijd in de selectie-elftallen van S.J.C. Noordwijk, de club waar hij op zijn zesde begon. Het is geen club die op de hoogste jeugdniveaus uitkomt, al krijgen toch ieder jaar een of twee teamgenootjes een uitnodiging van een profclub uit de regio om op proef te komen, meestal Feyenoord of Sparta. „Ik hoop daar natuurlijk ook op”, zegt Mees. „Maar ze kwamen nooit voor mij.”

Zijn vader, Harry Berbee, begrijpt wel waarom zijn zoon niet „op de radar” staat van profclubs. Mees is geen „pure uitblinker” in zijn team, zegt hij. Hij is klein voor zijn leeftijd. Bovendien is Mees met geboortedatum 2 november – de schifting wordt gemaakt op 1 januari (de ‘peildatum’) – een van de jongste spelers van zijn team. Op zaterdagen speelt Mees vaak tegen jongens die veel sterker zijn. Dan laat hij zich wel eens intimideren, ziet zijn vader.

Toch is Mees Berbee op een zaterdag in november gescout. Niet door Feyenoord of Sparta, maar door de KNVB. Hij is geselecteerd om mee te doen met een nieuw initiatief van de voetbalbond gericht op jeugdspelers die potentie hebben, maar buiten het zicht blijven van de profclubs omdat ze minder ver zijn in hun ontwikkeling dan hun teamgenootjes. En dus draaft Mees op een koude dinsdagavond in februari in een wit KNVB-tenue over de rechterflank van een kunstgrasveld van VVH/Velserbroek, onder het toeziend oog van scouts en trainers in lange, blauwe jassen van de bond.

De oefenwedstrijd tussen twee regionale KNVB-elftallen is onderdeel van een poging iets te doen aan misschien wel het hardnekkigste verschijnsel in het jeugdvoetbal: het geboortemaandeffect. Simpel gezegd komt het erop neer dat kinderen die laat in het jaar worden geboren of die wat achterlopen in hun biologische ontwikkeling, minder kans hebben gekozen te worden in selectieteams van amateurverenigingen en jeugdopleidingen van profclubs.

Evenveel aanleg

Dit fenomeen is niet nieuw, noch is het typisch Nederlands of iets dat alleen binnen het voetbal speelt. In 1985 werd het bestaan van een geboortemaandeffect al vastgesteld door de Canadese psychologen Roger Barnsley en Angus Thompson. Zij ontdekten dat bijna twee op de drie ijshockeyers in de NHL, de Noord-Amerikaanse profcompetitie, was geboren in de eerste helft van het jaar. Sindsdien is het geboortemaandeffect al talloze keren aangetoond, in de sport, maar bijvoorbeeld ook in verband met schoolprestaties.

Wat het fenomeen fascinerend maakt, is dat het zo hardnekkig is gebleken. Zelfs in het voetbal, een sport waarin duizenden scouts, trainers en zaakwaarnemers dagelijks bezig zijn talent te spotten en te ontwikkelen. Een sport ook die steeds meer gebruikmaakt van data-analyse en wetenschappelijke inzichten om spelers te monitoren en beter te maken. Omdat clubs willen winnen, natuurlijk, maar ook omdat succesvolle talentontwikkeling geld opbrengt in de vorm van vette transfersommen. Iedereen begrijpt dat decemberkinderen gemiddeld evenveel aanleg hebben als januarikinderen. Toch worden die laatsten van jongs af aan hoger ingeschat en krijgen ze meer aandacht en kansen. Andersom worden herfstkinderen structureel ondergewaardeerd en hun talenten, cru gezegd, verwaarloosd.

Iedereen begrijpt dat decemberkinderen gemiddeld evenveel aanleg hebben als januarikinderen. Toch worden die laatsten van jongs af aan hoger ingeschat

Hoe kan dat? En vooral: wat is er aan te doen?

Volgens Jorg van der Breggen, manager ‘voetbalontwikkeling’ bij de KNVB, gaat het vaak al mis bij de pupillen. „Vanaf een jaar of 7 gaan kinderen wedstrijden spelen. Dat betekent dat clubs teams moeten samenstellen en daarbij kijken ze traditioneel naar wie op dat moment het beste speelt. Als je kort na de jaarwisseling geboren bent, ben je gemiddeld wat groter, cognitief verder ontwikkeld en heb je meer voetbalminuten in de benen. Die kinderen belanden dus vaker in het eerste team.”

Die eerste schifting heeft grote consequenties. Terwijl selectieteams twee à drie keer in de week training krijgen van een gediplomeerde coach, staat bij lagere elftallen vaak een goedwillende vader of moeder voor de groep. Scouts komen kijken bij de eerste teams, niet op veld 7 waar de jongens spelen die de selectie niet hebben gehaald. „Het is een zichzelf versterkend effect”, zegt Van der Breggen. „Dus worden de verschillen steeds groter.”

Geïnspireerd door bezoekjes aan Scandinavische clubs probeert de KNVB amateurverenigingen én profclubs er sinds een paar jaar van te overtuigen dat ze anders met kinderen moeten omgaan. Talent is op jonge leeftijd simpelweg niet goed in te schatten en ontwikkeling onvoorspelbaar, dat blijkt wel uit de cijfers. Stop daarom met scherpe en smalle selecties tot jongens en meisjes minimaal een jaar of 12 zijn, is de boodschap van de voetbalbond. Geef iedereen dezelfde faciliteiten en focus op plezier in plaats van winnen. Immers: de wens een winnend elftal samen te stellen leidt ertoe dat coaches kiezen voor spelers die op dát moment het best presteren. En dat zegt niet zoveel.

USV Hercules, een grote vereniging uit Utrecht, was een van de eerste clubs die het roer omgooide. Sinds 2019 is Hercules gestopt met vroege selectie, vertelt hoofd jeugdopleiding Jesse de Boer. In plaats daarvan geeft de vereniging haar jongste leden vóór ieder seizoen een ‘rating’, om vervolgens min of meer gelijkwaardige teams samen te stellen. Vanaf 9 jaar vindt de eerste, brede schifting plaats: de helft gaat selectie spelen, de rest belandt in ‘breedteteams’. Maar iedereen volgt dezelfde trainingen. „We hopen dat jongens en meisjes die voorheen minder goed en minder vaak getraind werden, zich nu beter ontwikkelen”, zegt De Boer. „Zodat we ook beter kunnen kiezen als we wel scherp gaan selecteren, vanaf een jaar of 13.”

Zijn eerste indrukken zijn positief, zegt hij, maar het is nog te vroeg om iets zinnigs te zeggen over de resultaten (de eerste lichting zonder vroege selectie is nu de onder-11).

Foto’s David van Dam

Weerstand

Volgens de KNVB zijn er inmiddels „tientallen à honderden” amateurclubs die in meer of mindere mate zo werken. Er is ook veel weerstand. Bij bestuurders en trainers die willen winnen, maar vooral ook bij leden. Sommige ouders haalden hun kind weg bij Hercules omdat het bij een andere club wél selectie kon spelen, vertelt De Boer. Tegelijkertijd zoeken veel jonge voetballertjes hun heil bij commerciële voetbalscholen waar alles in het teken staat van selectie, concurrentie en de maakbaarheid van een professionele voetbalcarrière. Sommige profclubs, waaronder Ajax en Feyenoord, scouten nog steeds vanaf een jaar of 6.

Terecht, vinden bekende namen uit de voetbalwereld. Zo krijgen grote talenten van jongs af aan de tegenstand die ze nodig hebben om beter te worden. „Bij de KNVB willen ze er tot 12 jaar een speeltuin van maken. Lekker rommelen bij je amateurclub allemaal. Dan begrijp je er niks van”, zei voormalig trainer Aad de Mos in De Telegraaf. „Denken ze in Zeist nu werkelijk dat Frenkie de Jong, Calvin Stengs, Myron Boadu of Matthijs de Ligt zo jong zo goed zouden zijn als ze tot de junioren tussen spelertjes van Laakkwartier, CVV, Gemert of DUNO hadden gelopen? Bij de profclubs vindt geweldig werk plaats.”

Het is een bekend argument. Ook al blijkt uit wetenschappelijke studies dat je op basis van prestaties van jonge kinderen niet of nauwelijks iets kunt zeggen over hun potentie, ofwel over de kans dat iemand een loopbaan als topsporter tegemoet gaat. Maar iedereen kent Frenkie de Jong, niemand de talenten die zijn afgevallen of simpelweg nooit zijn opgemerkt. Bovendien is het onmogelijk te weten hoe het Frenkie de Jong was vergaan als hij later in de jeugdopleiding van een profclub was beland.

Wat ze bij de KNVB wel weten: de hardnekkigheid van het geboortemaandeffect bewijst dat er talloze kleine Frenkie de Jongs rondlopen op lagere amateurniveaus, onderschat door trainers en over het hoofd gezien door scouts. Die talenten probeert de voetbalbond nu zelf te ontdekken en de aandacht te geven die ze verdienen. Daarvoor gebruikt ze het Jeugdplan, een decennia-oud selectieprogramma van de KNVB dat traditioneel een soort vangnet was voor jeugdspelers die (nog) net niet goed genoeg waren voor profclubs. Sinds dit seizoen richt het Jeugdplan zich uitsluitend op kinderen die geboren zijn in het derde of vierde kwartaal of die relatief laat ‘rijpen’. Jongens zoals Mees Berbee dus. Die krijgen wekelijks extra trainingen van de bond en spelen oefenwedstrijden, onder meer tegen profclubs.

Niet iedereen binnen de bond reageerde enthousiast, zegt Stanley van Kesteren, verantwoordelijk voor het Jeugdplan in het westen van Nederland. „Voor onze scouts was het wel ‘een dingetje’, dat ze ineens bij lagere niveaus moesten gaan kijken. Sommigen zijn vertrokken. Daarbij is het moeilijk om niet zomaar de beste speler eruit te pikken, maar degene met de meeste potentie. Je moet letten op intenties, lerend vermogen. Normaal kijk je naar een beslissende pass, nu moet je zoeken naar die jongen die een beslissende pass wil geven, maar daar misschien net de kracht voor mist.”

Of ‘Jeugdplan Futures’ erin slaagt onderschatte talenten vooruit te helpen en het geboortemaandeffect in het Nederlandse voetbal iets af te zwakken, durft Van Kesteren nog niet te voorspellen. Het is „pionieren”, zegt hij. Na dit seizoen volgt de eerste evaluatie.

Mees Berbee is in ieder geval enthousiast. „Trainingen zijn intensiever, we doen andere oefeningen en het niveau is hoger dan bij mijn club.” Ook hier, tussen zijn teamgenootjes van het Jeugdplan op het veld van VVH/Velserbroek, hoort Mees bij de kleinsten. Dat duurt niet lang meer, zegt hij hoopvol. „Ik moet mijn groeispurt nog krijgen. Misschien is het al begonnen. Ik heb al groeipijn.”

Graphics Kwennie Cheng

Foto David van Dam