N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Interview
Nobuko Imai, altviolist Nobuko Imai werd tussen de jaren 70 en 90 een wereldster op altviool. Nog steeds reist ze de hele wereld over. Aan niets is te merken dat ze deze week 80 jaar wordt. „Alles gebeurt maar één keer. Waardeer elk moment.”
Nobuko Imai, klein van stuk, loopt een beetje gebogen, maar met ferme tred en pretoogjes grapjesmakend door de gang van het Conservatorium van Amsterdam. In haar ene hand draagt ze een imposante altvioolkoffer die bijna even lang is als zijzelf, over haar schouder hangt een flinke tas, en met de andere hand sleept ze een rolkoffer achter zich aan. Ze leeft zo ongeveer uit die drie tassen, want Imai geeft op heel wat plekken altvioolles. Ze komt net uit Madrid, is regelmatig in Nederland om les te geven in Amsterdam en op het Kamermuziekfestival Schiermonnikoog, maar ze is ook graag gezien in Japan en woont en werkt in Genève. Hoeveel weken ze per jaar thuis is? Ze kan het niet precies zeggen. Niet heel veel. Niets verraadt dat Nobuko Imai deze week 80 wordt.
Voor Imai, geboren in Tokio in 1943, was muziekles geen keuze. Met de oorlog nog kakelvers in het geheugen vond haar moeder dat Nobuko haar handen zo goed mogelijk moest ontwikkelen. Dan zou ze een zelfstandige vrouw kunnen worden. Vioolles zou goed voor haar zijn, werd op haar zesde besloten.
„Maar tussen mijn zesde en twaalfde, net na de oorlog en met die vioollesdwang, terwijl ik iedereen zag buitenspelen, is een depressieve periode geweest. Ik heb ooit besloten dat ik me daar niets meer van wilde herinneren, en nu herinner ik me er inderdaad niets meer van.” Maar zo verschrikkelijk als ze de viool vond, zo zalig vond ze de lagere, lievere altviool, die „zo op een mensenstem lijkt”. Zoals veel altviolisten maakte ze na een paar jaar ‘de switch’. Ze was 22.
Dromerige herinneringen
Maar een altviool-master was er niet in Japan, daarvoor moest ze naar het buitenland. Ze mocht studeren aan Juilliard en Yale in de Verenigde Staten, zeer hoog aangeschreven muziekscholen. Terug naar Japan ging ze na haar studie niet, want dan zou ze door haar ouders uitgehuwelijkt worden. „Ze waren er wel trots op dat ik in het buitenland gestudeerd had, maar echt begrijpen wat ik deed, hebben ze nooit gedaan. Na school hoorde in hun ogen gewoon een gezin.” Ze ging naar Italië, terug naar Amerika, belandde vijf jaar in het vermaarde Vermeer Quartet, ging daarna naar Engeland, leerde een Nederlandse man kennen, woonde twintig jaar in Bennekom en woont nu dus in Zwitserland. Al die tijd, vanaf haar 26ste, heeft ze overal opgetreden. Ook in Japan. „Grappig genoeg vinden ze me daar vooral een ster omdat ik zo veel in het buitenland ben.”
Het hele interview haalt ze dromerige herinneringen op: over hoe lastig het was om van de Japanse groepscultuur in de Amerikaanse individualistische cultuur te belanden. Over het Marlborofestival, een soort trainingszomerkamp voor de beste jonge musici, waar ze ineens tussen jonge mensen zat die heftig discussieerden over de interpretatie van één noot („wonderlijk!”). Over taalbarrières, zoals bij een concours in München: „Ze noemden mijn naam maar niet, tot helemaal aan het einde. Maar waarom klapte iedereen voor de laatste prijs? Ik had niet begrepen dat ze de winnaars van laatste naar eerste prijs hadden genoemd. Ik had gewonnen.”
Nobuko Imai in 1989
„Weet je, ik heb niet alles zelf uit hoeven vinden, op veel hoefde ik alleen maar ja te zeggen. Ik zie het als pakketjes die om me heen op de grond vallen: dat zijn kansen. Ik raap ze alleen maar op.” Op haar Facebook postte ze een oude foto van haar vader met een zenboeddhistische wijsheid: ‘Ichigo-Ichie’. „Ja, daar heeft het mee te maken. Dat bekent zoiets als: alles gebeurt maar één keer. Waardeer elk moment.”
Maar waar de meeste topmusici éérst een internationale solocarrière hebben, en daarna pas gaan lesgeven, ging dat bij Imai tegelijkertijd. Vanaf haar dertigste reisde ze óók de wereld over als leraar. Want optreden en lesgeven hoort voor Imai naast elkaar. Ze gaf les op conservatoria in Chicago, Manchester, Den Haag, Utrecht, Kronberg en Detmold en nu nog geeft ze les in Genève, Sion, Amsterdam en Madrid. En dat is nog exclusief jaarlijkse masterclasses her en der. Hoeveel leerlingen ze in die tijd heeft gehad, daar kan ze zich niet eens een voorstelling van maken. Eerder een paar honderd dan tientallen.
Lees ook: ‘Wanneer de wereld zou werken als een orkest waren we een stuk beter af’
Verhalen vol grapjes
Deze ochtend in maart geeft ze les aan de Nederlands-Japanse Takehiro Konoe (1997), die een stuk heeft ingestudeerd van Toru Takemitsu: ‘A Bird came down the Walk’, niet geheel toevallig een stuk dat Takemitsu voor Imai schreef. Ze zit op het uiterste puntje van haar stoel, knikt mee, beweegt haar armen, terwijl ze luistert naar Konoe. Iets opleggen doet ze niet; als ze praat, stelt ze Konoe vragen. Waarom doe je dit zo? Heb je goed nagedacht over wat je met die frase wilt? En ze vertelt verhalen vol grapjes over Takemitsu, die ze goed kende. „Het was een heel klein en verlegen mannetje. Iedereen denkt dat je zijn muziek altijd heel wolkerig en zweverig moet spelen. Echt niet hoor. Na een paar drankjes was hij een enorme verteller. Je moet zijn muziek met spierkracht spelen!” Ze pakt haar eigen altviool en begint soepel stukjes te spelen. Niet om het Konoe voor te doen, maar omdat ze zelf benieuwd is naar hoe het ook alweer voelde. „Hoe lang duurt het interview eigenlijk? Ah prima, dan kan ik zo nog even een halfuurtje repeteren.”
„Toen ik laatst op de radio was, wilden ze het alleen maar over mijn leeftijd hebben. Waarom? Wat is er nou interessant aan tachtig worden. Oude mensen zijn troostrijk, maar energie krijg je van jonge mensen. Daarom geef ik zo graag les. Ik wil onder de studenten zijn, rondhangen en grapjes maken. Ik voel me eigenlijk helemaal geen leraar.”
Vijftig jaar van hot naar her reizen, studeren, spelen, lesgeven, heeft dat geen tol geëist? Het is de enige vraag die haar even van haar stuk brengt. „Ik ben waarschijnlijk geen goede moeder geweest”, zegt ze met ogen die het hele gesprek vrolijk stonden, maar nu ineens flets in de verte staren. Ze kreeg twee kinderen: haar zoon woont in Japan, haar dochter in Amsterdam. Hoezo niet? „Ik was er nooit. Dan ben je toch geen goede moeder?” Maar lang wil ze daar niet bij stilstaan, optimisme neemt het snel weer over. Ze kijkt in haar op een stapel A4’tjes uitgeprinte jaaragenda. Ja, het reizen kan stressvol en vermoeiend zijn, maar niets doen is geen optie. Zelfs een gebroken enkel vorig jaar, toen ze na een nachtelijk kampvuur met leerlingen verkeerd over een greppel sprong, hield haar nauwelijks tegen. „Die pakketjes blijven maar neerploffen. Gelukkig maar. Het moment dat ik mijn altviool laat vallen, is op hetzelfde moment dat ik doodga.”
Nobuko Imai in 2022