N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
De vrouw is meer dan een muze, volgens de Rotterdamse fotograaf Sebiha Öztaş. Daarom gaf zij voor haar serie ‘WOMXN.’ 23 vrouwen de regie over hoe zij gefotografeerd wilden worden. Hoe zien zij zichzelf? Wat inspireert hen? Öztaş selecteerde de vrouwen vanwege hun bijdrage aan de stad Rotterdam en de kracht die zij uitstralen. Het werk van de Rotterdamse is vaak maatschappelijk geëngageerd en documentair. Eerdere series van haar verschenen onder andere in NRC. De tentoonstelling ‘WOMXN.’ opent woensdag 8 maart, op Internationale Vrouwendag, in het Nederlands Fotomuseum in Rotterdam en is daar tot in het najaar te zien.
„Get your shit together. Spreek elkaar aan op gedrag met betrekking tot vrouwen in plaats van het te bagatelliseren en te zeggen dat niet elke man hetzelfde is.”
Mieke Megawati Vlasblom
„Tegen mannen zeg ik: wees solidair. Solidair met man, vrouw, trans vrouw, non-binair. Gebruik je mannelijke privilege. Laat je stem horen vanuit je cis man.”
Peggy Sno
„Mannen geven ons wel ruimte, maar die nemen we niet altijd. Het is al ingewikkeld genoeg voor mannen om met ons vrouwen te leven.”
Clara Sies
„Vrouwen moeten zich nog steeds drie keer harder bewijzen dan mannen om dezelfde waardering te krijgen. Hoffelijkheid mag wel blijven.”
Amina Ali Hussein
„Wij vrouwen moeten voor onszelf opkomen, maar zonder mannen kunnen we niet. Mijn thema is delen. Niet alleen geld, maar deel ook blijdschap, je leven.”
Naomi Brusselman
„Wij vrouwen moeten blijvend onze stem laten horen. Blijf je uiten. Blijf erop vertrouwen dat je gehoord wordt. Blijf jezelf en pas je niet aan.”
De Nederlandse democratie wordt bedreigd door doorgeschoten opvattingen van historici die zich blindstaren op de ellende in de geschiedenis, met name door kolonialisme en slavernij. Dat is althans de mening van de historicus Martin Bossenbroek in twee interviews in NRC (12/10) en Trouw (12/10) naar aanleiding van de publicatie van zijn pamflet Kolonialisme! De vloek van de geschiedenis.
Zijn grote zorg is dat autocratische regimes zoals in Rusland en China dit zullen gebruiken om hun eigen verwerpelijke gedrag mee goed te praten en dat het in Nederland de opvattingen van Wilders c.s. in de kaart zal spelen. Hij begrijpt dan ook niets van oud-premier Rutte die na de excuses over het slavernijverleden geen punt, maar een komma zette. Bossenbroek wil juist wel een punt. Geen gepolariseerd debat, geen in zijn ogen „automatische koppeling” van het verleden met het heden, maar een keuze voor, wat hij met Natascha van Weezel noemt „het radicale midden”.
Drogredenen
Voor hem betekent dat: „voorlopig” niet meer over het koloniale en slavernijverleden debatteren, want dat brengt de democratie in gevaar. Als je iets aan de slavernij wilt doen, zegt hij, dan moet je hedendaagse slavernij bestrijden. Zo moet ook racisme worden bestreden, daar heb je, volgens hem, de geschiedenis niet voor nodig.
Hedendaagse verschijnselen hebben altijd een verleden
Je moet het verleden zo goed mogelijk in kaart brengen en onderkennen, maar daarna moet je eroverheen stappen. Mijn eerste reactie was: zou hij dat ook tegen vrouwen zeggen die al heel lang voor hun emancipatie strijden? En dat werd niet minder toen het bekende rijtje drogredenen ten tonele kwam: kolonialisme en dwang zijn van alle tijden; mijnwerkers en bewoners van Drentse plaggenhutten zijn ook in traumatische omstandigheden opgegroeid; Nederland was niet de enige kolonisator en het kolonialisme heeft ook goede dingen gebracht. Er zijn, kortom, zovéél mensen met een intergenerationeel trauma.
Maar de hedendaagse nazaat van de Drentse plaggenhutbewoner wordt niet op diens herkomst of uiterlijk geprofileerd en buitengesloten. En als een stout kind zegt: ‘Ja, maar ze deden het allemaal!’ dan vind je dat als ouder geen argument.
Net zo min is een psychiater serieus te nemen die het verhaal van de patiënt in beeld denkt te hebben en dan besluit met: ‘Dit was het, kom er maar overheen’. Ziektes kunnen niet worden bestreden zonder te bestuderen hoe ze zijn ontstaan. En het is de wereld op z’n kop als degene die ter discussie staat wegens grensoverschrijdend gedrag zou bepalen: ‘Zo nu hebben jullie genoeg over mij gezeurd, over tot de orde van de dag’.
Lees ook
Het wordt tijd om een punt te zetten achter de discussie over het slavernijverleden, vindt historicus Martin Bossenbroek
Maar dat is wel wat de Leidse hoogleraar suggereert. Bovendien moet zijn geloof in de democratie niet erg groot zijn, als hij die alleen maar kan beschermen door het debat stil te leggen. Ik vermoed daarom dat Wilders en Bosma dolgelukkig zijn met Bossenbroek en diens ‘radicale midden’.
Opmerkelijk genoeg eindigt de bezorgde historicus met de hoop uit te spreken dat er op een andere manier naar het verleden zal worden gekeken; dat er diverse verhalen zullen worden verteld, want dat niemand het alleenrecht heeft op het verleden. Gelukkig.
Niets is bedreigender en ondemocratischer dan zwijgen
Alleen begrijpt Bossenbroek niet dat dat precies is waaraan nu wordt gewerkt. Heel erg lang was er maar één dominant verhaal: ‘waarin een klein landje groot kan zijn’. Dat verhaal is vanaf de jaren 1970 langzaamaan onder vuur komen te liggen als eenzijdig en onderdrukkend. Zo kwam er arbeidersgeschiedenis bij, vrouwengeschiedenis, mondelinge geschiedenis, wereldgeschiedenis, postkoloniale geschiedenis, queergeschiedenis. Juist nu is er een veelheid aan verhalen aan het ontstaan. Juist nu begint de geschiedenis een beetje inclusiever te worden in plaats van buitensluitend. Alleen wordt er niet vrijwillig plaats gemaakt. Dat blijkt als er wordt opgeroepen „voorlopig” liever te zwijgen, of het verleden niet aan het heden te koppelen.
Afrekenen
Juist het omgekeerde moet gebeuren. De relatie tussen het heden en het verleden moet nog veel intensiever bestudeerd worden. Hedendaagse verschijnselen hebben altijd een verleden. Hoe komt het bijvoorbeeld dat Surinaamse en Caribische Nederlanders ver onder het gemiddelde verdienen, ver boven het gemiddelde werkloos zijn zelfs bij hoogconjunctuur, ondergewaardeerd worden bij schoolkeuzes, of het hoogst scoren bij discriminatie op huidskleur. Hoe kan het dat het toeslagendrama het meest mensen van kleur heeft getroffen? Hoe kan het dat laagopgeleide verdachten met een migratieachtergrond drie keer vaker tot een celstraf worden veroordeeld dan anderen? Al die feiten zijn niet in een soort vacuüm ontstaan, maar hebben te maken met de historische ontwikkeling van dit land.
Dat moet dus goed worden onderzocht en daar moeten luidop conclusies over worden getrokken. Niets is bedreigender en ondemocratischer dan zwijgen. Het is juist de taak van de wetenschapper kritisch de mond te openen, te nuanceren, open te staan voor verandering, te kijken en te luisteren. Terug naar het verleden kunnen we niet. Dat is wat Wilders, Trump of Orbán niet begrijpen. Afrekenen met het verleden kan evenmin. Maar het verleden in het heden proberen te begrijpen en daarvoor verantwoordelijkheid te nemen, lijkt me een must voor iedereen die in een rechtvaardige samenleving gelooft.
Welmoed Sijtsma had Theo van Gogh: de hunkering (BNNVARA) alvast bekeken. „Ik vond het indrukwekkend om te zien in wat voor tijd we toen leefden”, zei Welmoed, „in vergelijking met nu. De wereld is veranderd in die jaren.” Yoeri Albrecht – baas van De Balie, Van Gogh-versteher en maandagochtend te gast in Goedemorgen Nederland (WNL) – knikte. „Zeker”, zei Albrecht, „de tijden zijn enorm veranderd. Vertrut, zou ik zeggen. Ik zou bijna zeggen, met een heel chic woord: een soort hervictorianisering van de tijd. We zijn preuts geworden. Als je de vrijheid en het gemak ziet van die jaren…”
Ik vond het lastig maandag, zal ik ruiterlijk toegeven. Toen regisseur, filmmaker en interviewer Van Gogh in 2004 overleed was ik acht; ik ben een oude gen Z’er of een jonge millennial, net welke kant je op wil. Dat maakt me vermoedelijk een van de voortrekkers van vertrut Nederland (mea culpa), en als jonge burgertrut is de haat-liefdeverhouding tussen Nederland en Van Gogh er eentje die me nooit echt heeft aangesproken. Tegelijkertijd is hij gruwelijk aan zijn eind gekomen en valt de impact van die moord niet te onderschatten. Op de doden katten is weinig chique en een nationaal trauma recenseren voelt ook nooit verstandig – dus wat schrijf je dan, met je vertrutte vingertjes, over de nieuwe documentaire over de provocatieve kunstenaar?
Ter voorbereiding keek ik ’s ochtends naar Goedemorgen Nederland, waar de docu (die ’s avonds zou worden uitgezonden) werd voorbesproken. Al gauw verschoof het onderwerp van het gesprek van persoonlijke anekdotes – Van Gogh belde Albrecht elke dag rond vijven om op hoge toon het nieuws door te nemen – naar de vraag hoe hij in het hier en nu zou gedijen. Niet goed, dacht De Telegraaf-verslaggever en medegast Silvan Schoonhoven. „Ik vraag me af wat er van Theo zou overblijven in deze tijd: zou hij zich anno 2024 overeind kunnen houden? Zou hij zich in zijn graf omdraaien als hij zou kijken naar deze tijd waarin alles gevoelig ligt en tenen langer zijn dan ooit?”
Strafrechtadvocaat Jillis Roelse dacht er hetzelfde over: „Je mag ook trots zijn op de westerse beschaving, met de gelijkheid tussen man en vrouw, daar mag je best voor opkomen” (nooit verkeerd om te benadrukken in een WNL-programma). Dat soort discussies mijden we nu in Nederland, vond Roelse, in verband met „discriminatie, enzovoorts”. Zo riep de aflevering uiteindelijk meer vragen op dan dat zij had beantwoord, met ‘heeft iemand deze mensen al op de hoogte gebracht van de verkiezingsuitslag’ als de meest prangende.
Katten en een wasmachine
Omdat het ’s ochtends niet gelukt was in de materie te komen deed ik ’s avonds extra mijn best met de eerste aflevering van de vierdelige docu. Moeilijk was dat niet: De Hunkering is prachtig gemaakt en slim gemonteerd. Archiefmateriaal illustreert de woorden van een enorme hoeveelheid geïnterviewde vrienden en familieleden, buurvrouwen en klasgenoten, bekend en onbekend. Uit hun verhalen klinkt afwisselend bewondering en afschuw voor een man die snoeihard en poeslief kon zijn, altijd ongrijpbaar, met een onmiskenbare aanleg voor ontregeling.
Ook van Van Goghs film Luger werden beelden gebruikt. Een controversiële film was het geweest, legde een van de geïnterviewden uit, met een gruwelijke scène met katten en een wasmachine. In het scherm verscheen een man die twee katten in een wasmachine schoof – ik zette de tv meteen uit. Bijzonder truttig, besefte ik beschaamd toen ik de scène googelde en tot de conclusie kwam dat die katten natuurlijk niet écht een wasje hadden meegedraaid. Maar, schrale troost: toen de film uitkwam in 1981 begrepen mensen dat ook niet en zegden flink wat vrijzinnige tv-kijkers hun abonnement op bij de VPRO, die de wasmachinescène had uitgezonden. Zo erg zijn de tijden nou ook weer niet veranderd.
De voetbalwereld moet naar de tekentafel. Onlangs zette het Hof van Justitie een streep door de hardvochtige behandeling door de FIFA van voetballers die onder een contract uit proberen te komen. De uitspraak legt mogelijk een bom onder het huidige transfersysteem, dat drijft op de aanname dat clubs min of meer eigenaar zijn van hun spelers. Dat de Europese rechter voetballers hun zelfbeschikking teruggeeft, is op zichzelf goed nieuws, maar de financiële gevolgen voor clubs – vooral de minder grote – zijn mogelijk enorm.
De zaak was aangespannen door de Franse oud-voetballer Lassana Diarra, die in de zomer van 2014 in conflict kwam met Lokomotiv Moskou. Diarra kreeg wegens ‘contractbreuk zonder geldige reden’ door de FIFA een boete opgelegd van 10,5 miljoen euro en werd vijftien maanden geschorst. Diarra mocht ook pas naar een andere club als het conflict met zijn voormalige werkgever was opgelost. Clubs die Diarra toch een nieuw contract zouden aanbieden, riskeerden een jarenlang transferverbod en zouden opdraaien voor de aan Diarra opgelegde boete. Kortom: de voetballer was jarenlang ‘radioactief’.
Dat de inrichting van een voetbalcompetitie inkadering behoeft, wordt niet bestreden door de rechter. Clubs investeren volop in jeugdspelers en dat ze die investering willen beschermen, is logisch. Competities zijn bovendien gebaat bij enige stabiliteit. Een toernooi waarin sporters er op elk willekeurig moment de brui aan kunnen geven, is niet alleen slecht voor de merchandising, het is ook niet leuk voor de toeschouwer. Aan de andere kant is de conclusie van de rechter dat de FIFA te streng is, heel goed te begrijpen. Gelet op het feit dat een voetbalcarrière doorgaans tien tot vijftien jaar beslaat, is een sanctie die daar enkele jaren van af haalt, buiten proporties.
Grote clubs zullen naar verwachting minder last hebben van de uitspraak. Clubs in de subtop en in de middenmoot des te meer. Zij houden financieel en competitief nu al vaak met moeite het hoofd boven water. De extra onzekerheid die daar nu bijkomt, kan ze de das omdoen. Het risico is dat de nu al grote verschillen tussen clubs nog groter zullen worden, terwijl het ‘winner takes all’-gehalte in de voetbaleconomie al heel groot is: clubs die rijk en succesvol zijn, worden dat steeds meer, terwijl kleinere clubs elkaar in de race naar de top vertrappen. Ironisch genoeg waren de FIFA-sancties juist bedoeld om deze onwenselijke dynamiek in toom te houden.
Lees ook
Nog geen paniek, maar onrust bij clubs over transferopbrengsten neemt toe na Diarra-uitspraak
Is het daarmee een slechte uitspraak van de rechter? Zeker niet. Het is goed dat spelers eindelijk wat te zeggen krijgen en de almacht van FIFA wordt gebroken. Wat de uitspraak duidelijk maakt, is dat de FIFA het verkeerde probleem heeft zitten oplossen. Niet het gebrek aan loyaliteit van voetballers is het probleem, maar het gebrek aan (financiële) solidariteit tussen clubs. De huidige voetbalwereld is vooral een feest voor de grootste clubs met de duurste spelers. Voor de overgrote meerderheid dus niet.
Uiteindelijk is het ook in het belang van de rijkste clubs dat de armere kunnen overleven, want voor leuk voetbal heb je behalve een ronde bal ook een serieuze tegenstander nodig. Het is dan ook te hopen dat de FIFA deze crisis aangrijpt om de sterke financiële ongelijkheid in de voetbalwereld fundamenteel aan te pakken, bijvoorbeeld door herverdeling van voetbalinkomsten. Daar zou iedereen blijer en beter van worden, de voetbalfan voorop.