De Duitse Defensieminister Boris Pistorius zit prima op ‘de schietstoel’

Profiel

Boris Pistorius | Minister van Defensie in Duitsland Boris Pistorius moest de lastige defensieportefeuille in januari halsoverkop overnemen. Zijn daadkracht heeft hem al snel populair gemaakt, maar er liggen nog lastige klussen te wachten.

Boris Pistorius op werkbezoek bij de Duitse marine in Eckernförde, aan de Oostzee.
Boris Pistorius op werkbezoek bij de Duitse marine in Eckernförde, aan de Oostzee.

Foto Fabian Bimmer/Reuters

Het ministerschap van Defensie staat in Duitsland bekend als „de schietstoel”: het is zo moeilijk het ambt succesvol in te vullen dat het voor menig politicus een voortijdig einde aan de carrière betekent. Alleen al daarom, oordeelde de Frankfurter Allgemeine Zeitung met galgenhumor, was de benoeming van de oude rot Boris Pistorius (SPD) eind januari „ideaal”, want die had gezien zijn leeftijd (62) toch al geen grote carrière meer in het verschiet.

Ruim zes weken na zijn benoeming lijkt Pistorius inderdaad de ideale man voor „de schietstoel” te zijn. Volgens een peiling van ZDF is hij met stip de populairste politicus van het moment in Duitsland. Ook uit het buitenland komt lof. Tabloid Bild noemde hem „eindelijk iemand voor wie we ons niet hoeven te schamen” en doopte hem “boem-boem-Boris”, zoals ook tennisster Boris Becker werd genoemd in zijn betere jaren.

„Het is een indrukwekkende Macher”, aldus de Oekraïense viceminister van Buitenlandse Zaken en voormalig ambassadeur in Berlijn Andrej Melnyk in een podcast. „Ik wou dat hij op 24 februari vorig jaar al de minister van Defensie was geweest, dat we hem als aanspreekpartner hadden gehad. Dan hadden we heel veel meer kunnen bereiken.”


Lees ook Het Oekraïense munitietekort is nijpend. Waarom lukt het Duitse wapenfabrikanten niet goed om de productie op te voeren?

Boris Pistorius loste in januari Christine Lambrecht (SPD) af, die gedurende haar termijn van dertien maanden van de ene blunder in de andere struikelde. Pistorius, die voorheen tien jaar lang minister van Binnenlandse Zaken in de deelstaat Nedersaksen was, doet als minister van Defensie alles in een pijlsnel tempo.

Alleen al zijn eerste week, eind januari: op maandag werd hij, fris terug van vakantie op Madeira, door kanselier Olaf Scholz (SPD) opgebeld om te vragen of hij interesse had in de baan. De donderdag erop werd hij officieel benoemd, een paar uur later ontving hij zijn Amerikaanse collega Lloyd Austin. Die vrijdag vertegenwoordigde hij Duitsland op de top op de VS-vliegbasis Ramstein in Rijnland-Palts in het overleg over de leveringen van zware tanks aan Oekraïne. Pistorius moest vaststellen dat er in zijn ministerie geen inventarisatie bestond van het aantal beschikbare Leopard-tanks. Twee weken later bezocht Pistorius Kyiv. Deze maand zullen nog de eerste Duitse Leopards in Oekraïne aankomen, samen met de Oekraïense militairen die in het Nedersaksische Münster worden opgeleid om met de Leopard te werken.

Deplorabele toestand

Pistorius’ partijgenoot Michael Roth, portefeuillehouder Buitenlandse Zaken in de Bondsdag, zegt over Pistorius: „Hij doet zijn werk met ongelofelijk veel overtuiging. Die grote verantwoordelijkheid van zijn ambt draagt hij graag. Het ambt en de politicus passen nu eenmaal heel goed bij elkaar, en dat is in deze tijd erg heuglijk.”

Ook bij het leger wordt met een ongewoon enthousiasme gereageerd op de nieuwe minister. Pistorius, die als minister van Binnenlandse Zaken in Nedersaksen veel met de politie werkte, treft op zijn bezoeken aan marine of landmacht een no-nonsensetoon die niet gekunsteld overkomt. Anders dan zijn voorganger Lambrecht draagt hij op die bezoeken van begin af aan zijn met spoed gefabriceerde naamplaatje op zijn jassen. Zijn voorganger Lambrecht had niets met rangen en bijbehorende aanspreekvormen of kledingvoorschriften. „Meneer of mevrouw plus achternaam volstaat”, zei Lambrecht in een van haar eerste interviews, iets waar veel militairen het hunne van zullen hebben gedacht.

Toch is Pistorius’ taak er een waarop hij zijn tanden nog stuk zal kunnen bijten. Hij moet met kanselier Olaf Scholz overeenkomen hoe Duitsland Oekraïne in de komende maanden met materieel zal ondersteunen. De verhouding tussen Scholz en zijn minister van Buitenlandse Zaken Annalena Baerbock (Groenen) is volgens Duitse media danig bekoeld omdat Baerbock vindt dat steun van Duitsland meer en vooral sneller zou moeten zijn. Pistorius moet de Duitse Bundeswehr uit zijn deplorabele toestand halen. Daarvoor stelde Scholz vorig jaar 100 miljard euro extra beschikbaar, maar het budget voor defensie op de nieuwe begroting staat onder druk. De jarenlange bezuinigingen op defensie, stelde Pistorius vorige week bij de ZDF, „hebben de Bundeswehr de ruggengraat gebroken”.

Het meest beslissend zal zijn hoe Pistorius politiek en industrie op elkaar af zal weten te stemmen. Volgens militair analisten komt het er in de komende maanden in Oekraïne bovenal op aan dat er genoeg munitie is, dat de logistiek zodanig is dat die tanks van Duitse makelij kunnen worden gerepareerd en dat onderdelen kunnen worden vervangen. Daarvoor moeten productieketens worden opgetuigd. Voor de Duitse luchtafweertank Gepard, bijvoorbeeld, waarvan Duitsland ongeveer veertig stuks aan Oekraïne leverde, is nauwelijks meer munitie beschikbaar. In Duitsland was de Gepard al een tijd niet meer in gebruik. Zwitserland, dat de tank nog wel gebruikt, heeft nog een voorraad munitie maar weigert die aan Oekraïne af te staan met een beroep op de eigen neutraliteit. Voor de Gepard-munitie wordt nu in Nedersaksen een fabriek uit de grond gestampt door wapenfabrikant Rheinmetall. Vanaf juli moet de munitie weer leverbaar zijn. Pistorius zal dergelijke flessenhalzen in toekomst moeten proberen voor te zijn.

Het is het soort opdracht waar weinig Duitsers van Pistorius’ generatie aan gewend zijn. In een interview bij de ZDF zei Pistorius vorige week dat hij uit „de vredesstad Osnabrück komt”, waar de Vrede van Westfalen werd gesloten. Als kind in de Koude Oorlog, zei Pistorius, groeide hij in de tijd van „stedenpartnerschappen, onder het motto van: als de jeugd elkaar leert kennen schieten ze ook niet op elkaar”. Van dat optimisme komen inmiddels ook de meeste Duitsers terug.