Zelfcompetitie

Ellen Deckwitz

Afgelopen week maakte ik een wandelingetje door Boston. Er was winterse neerslag voorspeld maar ik dacht van ach, ik laat me door wat vlokjes niet kisten, poeh, ik kom uit het land van Femke Kok etc. Toen een half stadsdeel later een sneeuwstorm uitbrak besloot ik toch maar om de dichtstbijzijnde kroeg in te vluchten. Terwijl ik de aangekoekte sneeuw van mijn jas schraapte, zag ik dat er een optreden aan de gang was. Op een klein podium stond een man van een jaar of zeventig met een gitaar, die net zijn laatste nummer aankondigde.

Hij zette een ballade in over een verloren jeugd, zong over moeders die beloofd hadden terug te keren, over dromen die nooit werden ingelost en er was ook nog iets met vogels, hoe dan ook, het sneed door merg en been en na afloop gaf de hele kroeg (drie mensen plus de barman) hem een staande ovatie. Ik bestelde bier voor hem en complimenteerde hem met zijn prachtige lied.

„Dank je”, zei hij, „maar het is helaas niet van mij. Mijn vroegere zangleraar schreef het in de jaren vijftig, vlak na de oorlog. Toen een deel van de westkust het kon meezingen, besloot hij te stoppen met componeren en zich alleen nog maar op het geven van zangles te richten.”

„Hè? Waarom? Hij had toch net succes?”

„Omdat hij wist dat hij niet beter kon dan dit.”

Wauw. Ik heb het altijd knap gevonden als kunstenaars na hun hoogtepunt stoppen. Een bevriende dichter zegt altijd dat zijn beste verzen zijn grootste vijanden zijn, want ze leggen de lat voor toekomstig werk zo hoog dat het nog maar de vraag is of hij zijn sterkste gedichten ooit nog kan evenaren, laat staan overtroeven.

„Ah, zelfcompetitie”, zei de zanger toen ik dit met hem deelde. „Soms werkt het, kan het je scherper of kritischer maken, maar in de praktijk heb ik er zelf vooral verlammende faalangst van gekregen. Het is helemaal niet goed om jezelf met jezelf te vergelijken.”

„Nou ja, we doen het vaak om een nog betere versie van onszelf te worden”, mompelde ik.

,,Maar ooit is de top bereikt”, zei hij. „Dan kan je niet nog slimmer, liever, mooier of grappiger worden dan je al was. Dan heb je gewoon je beste gedicht of lied geschreven. De kunst is om je er dan bij neer te leggen dat dat het dan was. Wie weet maak je daarna nog hele mooie dingen, maak je nog geweldige avonturen mee, maar dan is de druk in ieder geval van de ketel.”

En na even voor zich te hebben uit gestaard, zei hij:

„Ik denk dat ik pas echt gelukkig werd, toen ik mijn beste momenten niet meer als hoogtepunten, maar als gebeurtenissen leerde beschouwen.”

Ellen Deckwitz schrijft op deze plek een wisselcolumn met Marcel van Roosmalen.