N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Literatuurprijs De shortlist van de Libris Literatuur Prijs 2023 is maandag bekendgemaakt. Annet Daanje is daarop de enige vrouw naast Oek de Jong, Donald Niedekker, Yves Petry, Peter Terrin en Peter Zantingh.
De Libris Literatuur Prijs is de invloedrijkste literatuurprijs van Nederland, die jaarlijks wordt toegekend aan een roman – non-fictie en verhalenbundels zijn reglementair uitgesloten van deelname. Opvallend is daarom de nominatie van Oek de Jong, wiens memoir Man met rijbewijs – waarin De Jong schrijft over zijn rijlessen, jeugd en vorderende leeftijd – in de markt werd gezet als literaire non-fictie. „De jury bepaalt”, aldus secretaris Janny Nijhof van de prijs. „En de jury vindt dat het een roman is.”
Verder selecteerde de jury uit de longlist van 18, waarop nog evenveel mannen als vrouwen stonden, vooral gevestigde auteurs. De zes genomineerden hebben ieder al flinke oeuvres en meerdere nominaties en prijzen op hun naam. Wellicht op Peter Zantingh na, met zijn 39 jaar de benjamin op de shortlist, die met Tussentijds zijn vierde roman schreef en zijn eerste shortlist haalt. Donald Niedekker ontving voor Waarachtige beschrijvingen uit de permafrost afgelopen najaar ook al de F. Bordewijkprijs. Anjet Daanjes Het lied van ooievaar en dromedaris werd in november bekroond met de Boekenbon Literatuurprijs, ook 50.000 euro groot.
Yves Petry en Peter Terrin, de beide Vlamingen van de longlist die nu ook de shortlist haalden, ontvingen al eerder een literaire hoofdprijs: Petry won de Librisprijs in 2011 met De maagd Marino, Terrin ontving voor Post Mortem in 2012 de AKO Literatuurprijs (voorloper van de Boekenbonprijs).
Soms komen twee tegenovergestelde ontwikkelingen vrijwel tegelijkertijd. Kalpanarts, het gezelschap van de Nederlandse choreografe Kalpana Raghuraman, belandt door de aritmetica van het Fonds Podiumkunsten onder de gevreesde zaaglijn: ondanks een positief advies krijgt de groep per 1 januari geen subsidie meer wegens ontoereikend budget. Niet lang na die onheilstijding kon Raghuraman wereldkundig maken dat zij als nieuwe Creative Associate aan de slag gaat bij Het Nationale Ballet.
De komende twee jaar maakt ze er voorstellingen en zal ze met dansers en het artistieke team van HNB werken aan onderzoek en uitwisseling. Dat is interessant voor de choreografe, danseres en antropologe, en een mooie verkenning van nieuw terrein voor het balletgezelschap: Raghuramans hybride van hedendaagse, urban dans en klassieke Indiase stijl.
Of het een met het ander te maken heeft is onbekend, maar de titel van haar nieuwe voorstelling is Trust. Hierin wil de choreografe met vijf dansers en de Spaanse zangeres Paloma Lázaro Arteaga in groepsscènes, soli en duetten de dynamiek van vertrouwen tonen: opbouw, verval en herovering. Als leidraad fungeren de term Maya uit de hindoeïstische filosofie, die uitgaat van de sluier van (particuliere) illusies die het zicht op de werkelijkheid verhindert, en de six healing sounds-meditatie die negatieve emoties wil tegengaan.
Wantrouwend
Bij aanvang staan de zes performers voor op het toneel opgesteld tussen zes lichtkegels. Ze zijn gekleed in grijze kostuums (Jookje Zweedijk) met subtiele verwijzingen naar Indiase kostumering. Als ze langzaam achterwaarts bewegen, gaan hun blikken wantrouwend naar elkaar en richting publiek, alsof ze ieder moment een aanval kunnen verwachten. Arteaga’s klaaglijke zang begeleidt het openingsdeel waarin de armbewegingen aanhoudend gespannen zijn en de handen klauwen. Het eerste duet (Laila Gozzi en Riccardo Zandoná) vertrekt vanuit vanzelfsprekende samenwerking. De kleine Gozzi beklimt Zandoná, plooit zich om zijn lichaam en laat zich door hem steunen, dragen en, staand op zijn voeten, verplaatsen. Later rolt en kronkelt Gozzi als een duveltje over de vloer, tong ver uitgestoken.
Daarna volgen de scènes elkaar vrij schools op in groepsdans-solo-groepsdans-duet-groepsdans (enzovoort). De overgangen zijn daarbij nogal bot, een probleem dat zich wel vaker voordoet in het werk van Raghuraman. Dat defect wordt deels gecompenseerd door de sterke dansprestaties van onder anderen Raghuramans vaste danser Sooraj Subramaniam, wiens sterke basis in klassieke Indiase dansstijlen altijd herkenbaar is in de markante articulatie van zijn bewegingen, of die nu dicht tegen Indiase dans aanschuren of volledig westers-hedendaags zijn.
Per scène verschilt de energie. In de solo van Zandoná is die los en wild; de danser wervelt woest over het toneel, de armen ver uitgeslagen. Een groepsdans is juist heel compact en gebonden, met dansers die elkaar vasthouden en samen een kring vormen – hét symbool voor gemeenschap. Expressief is de scène waarin emoties als verdriet, angst, woede en dergelijke de gezichten van de dansers tot grimassen vervormen.
Door de zang van Arteaga en de Indiase invloeden in de composities van Simone Giacomini hangt er een mystieke waas over het geheel. De opbouw van de voorstelling is echter te keurig in brokjes gehakt en te weinig vloeiend om echt mee te gaan in de sfeer en thematiek. Jammer, want het bewegingsmateriaal van Raghuraman is vaak erg fraai.
Franz Liszt, dat is de superster die in de negentiende eeuw vrouwen in katzwijm liet vallen. De man van virtuoze notenkanonnades. Van jonge pianisten die zich zijn Sonate in b-klein doorworstelen. Maar Liszt was óók de man van introspectie, die zich tot rooms-katholiek geestelijke liet wijden, en van twee oratoria die je bijna nooit hoort. Vooral zijn eerste, Die Legende von der heiligen Elisabeth uit 1862, lag hem nauw aan het hart. Afgelopen weekend was het te horen in het Concertgebouw bij de NTR ZaterdagMatinee.
Begrijpelijk dat men dit oratorium in de negentiende eeuw nog wel eens geënsceneerd uitvoerde, want met de opera-achtige dialogen en koorscènes zie je het helemaal voor je. In zes scènes volgen we de twaalfde-eeuwse prinses Elisabeth van Hongarije, die ver weg van huis trouwt met de Thüringse landgraaf Ludwig. De godsvruchtige Elisabeth doet aan armenzorg, verricht een wonder, verliest haar man op kruistocht, wordt door haar schoonmoeder buiten de deur gezet, sterft en wordt heilig verklaard. Het is een overzichtelijk verhaal, waarin je net als in Wagners opera’s duidelijk de weg wordt gewezen met herkenningsmelodieën die symbool staan voor Elisabeth, Hongarije, de kruisvaarders en de armen.
Voor de uitvoering tekenden Liszts- landgenoten: het Hongaars Nationaal Filharmonisch Orkest en het Hongaars Nationaal Koor geleid door György Vashegyi – dit seizoen al eerder te gast met Lalo’s opera Le roi d’Ys – plus het (Nederlandse) Nationaal Kinderkoor. Met zo’n 150 musici op het podium is dat een forse bezetting voor een partituur die verrassend sereen klinkt vergeleken met waar Liszt bekend om staat: muzikale achtbanen waarin je met veel bombast van de toppen in de diepte stort.
Lees ook
Yang Yang Cai liefdevol in dialoog met Liszt
Gregoriaans
In Die Legende von der heiligen Elisabeth laat Liszt zich van een andere kant horen. Hij sprokkelde in gregoriaanse gezangen, maakte de orkestratie veelal ingetogen en transparant, en legt regelmatig het orkest even stil om een solo-instrument volledig de ruimte te geven. In de prachtige orkestrale inleiding bijvoorbeeld, waarin de solofluitist met twee collega’s in haar kielzog met een serene melodie Elisabeth mag karakteriseren.
In de 2,5 uur die volgen zijn er momenten die langdradig aanvoelen. In deze bijna-opera mis je dan toch de dramatische spanning waar Liszts generatiegenoot en schoonzoon Wagner in excelleerde. Maar je kunt het ook zo bekijken: een historische roman van Umberto Eco moet je ook niet lezen met de verwachting dat het verhaal zich op iedere bladzijde voortstuwt, maar je moet je laten meevoeren door de breedvoerige sfeertekeningen. En dan kan deze Liszt ook zomaar verrassen met verborgen schoonheid.
Koorliefhebbers kwamen met de uitstekend gezongen koorscènes goed aan hun trekken. Het Hongaars Nationaal Filharmonisch Orkest speelde ondanks wat oneffenheden stabiel, hoewel Vashegyi ze nogal stroperig door Liszts versnellingen en vertragingen leidde. Sopraan Gabriela Scherer, die als Elisabeth van de vijf solisten verreweg het meeste te zingen had, zong mooi, maar gaf aan haar personage niet genoeg smoel om werkelijk te raken (al had ze het libretto ook niet mee). Mezzosopraan Dorottya Láng trok als de vileine schoonmoeder Sophie onmiddellijk de aandacht. Jammer dat zij slechts een kleine rol had en we haar de rest van de middag niet meer terugzagen. Voor in de agenda: in februari zingt Láng ‘Der Komponist’ in Strauss’ Ariadne auf Naxos bij de Nederlandse Reisopera.
Vol vuur steekt ze haar vuist in de lucht. „It’s time to give a damn, let’s work together. Come on now”, zingt Janet Jackson in ‘Rhythm Nation’. Op de industriële funk vlinderen de handen snel over het lijf in de beroemde strakke upbeat choreo. Toen Jackson het sociaal-bewuste futuristische popmanifest voor het eerst bracht was ze 23 jaar. Wie sloot zich toen niet graag aan bij haar quasi-militaire ‘rhythm nation’? Vijfendertig jaar later is de boodschap, met nu slechts vier dansers, onverminderd urgent: een gelijkwaardige wereld, weg van vooroordelen en raciale haat.
Het was wonderbaarlijk hoe snel Janet Jackson donderdagavond in de Ziggo Dome in Amsterdam, bij de laatste show van haar tournee, weer de benaderbare superster werd van toen. Fit en sexy, hoewel alles verhullend in modieuze pakken, leverde ze met haar bekende headset-microfoontje het bewijs nog altijd een killer act te zijn. De koele, ongenaakbare sfinx-uitstraling die de 58-jarige zangeres tegenwoordig op foto’s kan hebben, bleek op het podium veel zachter en innemender. Zeker als ze meisjesachtig lachte, de lange dreads naar achter werpend.
De naar haar grote hit uit 1997 vernoemde Together Again Tour – tien shows in Europa en daarvoor een lange Amerikaanse concertreeks – is een comeback van jewelste. Het opvallendste: er is al heel lang geen nieuwe muziek en toch vlogen de kaarten weg. Vanuit een breed gedeeld nostalgisch verlangen? Vanuit sympathie? Voor de vakvrouw Jackson is het in elk geval een genoegdoening.
Nipplegate
Want zou haar ster feller zijn blijven schijnen als nipplegate – Jacksons blote borst zichtbaar voor een miljoenenpubliek tijdens de Super Bowl 2004 – niet was geweest? Dat zanger Justin Timberlake haar korset lostrok tegen het einde van zijn sexy hit ‘Rock Your Body’, wordt in preuts Amerika niet snel vergeten. Maar de harde waarheid is ook dat er na het album All For You in 2001 nog nauwelijks hits waren. Tamme platen vol opgepompte hijgdancepop stilden de laatste twintig jaar nog enkel de honger van haar oerfans.
Lees ook
Janet Jackson weer op tournee: comeback van het verlegen Jackson-zusje
Toch moesten we ook uit die tijd wat horen, vond ze, eigenwijs als ze is. Er was opgehipte dancepop aan het begin (‘Night’, ‘2 nite’, ‘Slolove’) inclusief laserstralen. Schalks hijgde ze in ‘All Nite (Don’t Stop)’ in een fantastische glitter-catsuit met stropdasje: „Ik wil dat je weet dat ik de hele nacht kan.”
Vol gas vervolgens richting oude succesnummers. Opwindend dansbaar in vlotte groepschoreo’s. Of juist solo, in late night slow jams als ‘Any Time, Any Place’. Of ‘Let’s Wait Awhile’ dat overging in ‘Again’, de tearjerker in een zee van lichtjes.
De viering van haar 51 jaar in de muziekbusiness kwam in vele medleys, meer gegroepeerd op sfeer (stoer, zacht, dansbaar) dan op ‘eras’, zoals popdiva Taylor Swift deed. Of zoals eigengereide popkoningin Madonna vorig jaar van haar levensverhaal een grootse trip down memorylane maakte.
Geen drama over hoe alles is gelopen. Geen zoete herinneringen
Geen jeugdgemijmer
Janet liet dat na. Geen grote van theater en technisch vernuft doordrenkte megaproductie of Jackson-jeugd-gemijmer. Geen drama over hoe alles is gelopen. Geen zoete herinneringen. Hooguit wat oude muziekvideo’s en verder topentertainment van de zangeres zelf: dansfit (hooguit wat minder precies in haar choreografie dan toen), leverde ze met een handvol kledingwissels wat nodig was in een minimaal gestagede show. Ze had slechts vier mannelijke dansers om zich heen, een stellage, wat videoschermen, en een band die af en aan naar voren schoof. Het was een afgeschaalde productie – de al jaren in Londen residerende Amerikaanse zangeres heeft nu niet de financiële back-up van een platenlabel – die evengoed glom.
„Ik voel me zo bevoorrecht, ik was nog maar een kind toen ik voor het eerst optrad. Maar ik voel nog steeds die opwinding”, zei de zangeres voor ze begon aan de door Jimmy Jam & Terry Lewis geproduceerde nummers die haar doorbraak tekenden in 1986: ‘What Have You Done For Me Lately?, ‘Nasty’, ‘Control’, ‘When I Think of You’ – ze vielen heerlijk.
Dat de liedjes soms in een snelmenu kwamen, een refrein hier, een flard daar, was zonde. Maar de keuze was dan ook enorm en het duidelijk met haar muziek groot geworden publiek genoot. ‘Thats The Way Love Goes’ sloeg aan. ‘Escapade‘ ’en ‘Miss You Much’ waren vrolijke wervelende hoogtepunten. En ook ‘If’ sprong eruit – hoe completer de songs waren, hoe sterker het was.
Opvallend was hoe in alle kreetjes, zuchtjes en bewegingen broer Michael terug te horen was. Hij werd zichtbaar in de videobeelden van ‘Scream’, een duet waarin beiden, zij op het podium en hij op het scherm, als vanouds het vanuit hun tenen uitschreeuwden tegen de wereld.