Wie verplichtende maatregelen wil, moet letten op minderheden

Rechtsstaat Dat organisaties die via de rechter klimaatbeleid willen afdwingen aan strenge eisen moeten voldoen, is juist rechtsstatelijk, betoogt .

Directeur Marjan Minnesma (midden) van Urgenda, na de uitspraak van de Hoge Raad.
Directeur Marjan Minnesma (midden) van Urgenda, na de uitspraak van de Hoge Raad.

Foto Sem van der Wal/ANP

Moeten er strengere eisen komen voor organisaties die de staat voor de rechter willen dagen? In de Tweede Kamer is een motie om dat te onderzoeken, aangenomen. In het politieke en publieke debat zijn de gemoederen, zeker ter linkerzijde, voorspelbaar verhit geraakt: er dreigt een gevaarlijke inperking van de toegang tot de rechter, zeggen ze daar. Dat tast de democratische rechtstaat aan.

Daar valt het nodige tegen in te brengen. Dat laat de rechtszaak van Urgenda wel zien. In 2015 spande deze actiegroep een rechtszaak tegen de Staat der Nederlanden aan over het landelijk klimaatbeleid. In 2019 bevestigde de Hoge Raad de uitspraak van de rechter: het klimaatbeleid moet strenger.

Met deze rechtszaak verwierf Urgenda wereldwijde faam en zelfs een Belgisch eredoctoraat. Het persbericht van de universiteit, de Université Saint-Louis – Bruxelles, sprak boekdelen: „Diende men te wachten tot politici stoppen met kibbelen over de te nemen maatregelen, of heeft de staat juridische verplichtingen die verder gaan dan de politieke waan van de dag?” Dat klinkt als anti-parlementarisme, dat we ook kennen van Greta Thunberg en haar verwijt van ‘blablabla’ door politici.

De grote zaak van het klimaat is kennelijk bij rechters en particuliere organisaties in betere handen.

Alle burgers

De Hoge Raad erkent de ontvankelijkheid van Urgenda om namens een groep burgers voor het algemene belang te procederen. Juristen noemen dit ‘algemeen belang-acties’: particuliere organisaties kunnen zich tot behartiger van het algemeen belang verklaren, mits ze ideëel zijn en geen financieel belang hebben. De rechter hoeft dan geen representativiteit te eisen. Een formulering in de statuten volstaat. De Hoge Raad zegt dus dat Urgenda namens alle burgers spreekt. Die worden door klimaatverandering immers gelijkelijk getroffen.

Of die burgers zich dat allemaal realiseren? Ik ben niet benaderd.

De wetenschappelijk vastgestelde klimaatverandering bindt de staat aan het voorzorgsbeginsel: niets of te weinig doen is geen optie, zelfs als over de effectiviteit van maatregelen consensus ontbreekt en bewijs niet te leveren is. Van de fundamentele voorlopigheid van kennis, zeker over de uitvoerbaarheid van beleid, wil de Hoge Raad kennelijk niet weten. De redenering is: klimaatverandering is onomstreden en bedreigt iedereen, collectief handelen is geboden, elke stichting of vereniging die statutair claimt een algemeen belang te dienen kan dit rechtens afdwingen.

De Hoge Raad zegt dat Urgenda namens alle burgers spreekt. Maar ik ben niet benaderd

Politiek-filosofisch is dit uiterst discutabel. Een particuliere organisatie kan haar visie op het algemeen belang door een dwingende wetsinterpretatie opleggen aan de staat. De minderheid regeert de meerderheid.

In de Urgenda-zaak gebeurt dat door veel juridische acrobatiek met mensenrechten. Het gaat om twee artikelen uit het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Artikel 2 beschermt het recht op leven en artikel 8 beschermt het recht op eerbiediging van privé-, familie- en gezinsleven, de woning en de correspondentie.

Het recht wordt politieker

Sinds zijn instelling in 1959 heeft het Europese Hof voor de Rechten van de Mens meer dan zestienduizend uitspraken gedaan die naar eigen zeggen hebben bijgedragen „aan de versterking van de rechtsstaat in Europa”. Het EVRM is „een modern, krachtig en dynamisch instrument om nieuwe uitdagingen het hoofd te bieden en de rechtsstaat en de democratie in Europa te consolideren”, staat op de website van de Raad van Europa. In 1975 werden er twintig mensenrechten erkend, nu rond de driehonderd. De rechters in Straatsburg hebben betekenis en werking van mensenrechten steeds verder uitgebreid.

Het recht wordt op deze manier niet alleen politieker, maar plaatst zich ook boven de politiek, zoals de Belgische hoogleraar Mark Elchardus betoogt. Zo ook in de Urgenda-zaak. De stap van ‘bescherming van het recht op leven’ en ‘het recht op een privé-, familie- en gezinsleven’ naar bescherming tegen klimaatverandering en de plicht van de staat om deze te bieden, is groot. Maar gebruik je een instrument dat „dynamisch en krachtig” is, dan is-ie wellicht te zetten. De Urgenda-uitspraak geeft de staat een juridische opdracht die evident politieke betekenis heeft.


Lees ook: ‘Als Urgenda dit wil, moet ze de politiek ingaan’

Revolutionair antwoord

Mensenrechten moeten individuen beschermen, tegen andere individuen en vooral ook tegen de ontzaglijke monopolies van de staat. De Urgenda-uitspraak betekent echter dat de staat deze monopolies juist op gezag van de Hoge Raad moet inzetten. De conclusie dat daar geen nadere wetgeving voor nodig is – daartoe mag het hoogste rechtscollege namelijk niet verplichten – is onbegrijpelijk. Daarmee nodigen deze eminente juristen de staat uit om te handelen zonder wettelijke grondslag en verdergaand dan de oorspronkelijke wet.

Wat politiek is, en wat de staat op gezag van de politiek moet doen, is zo revolutionair beantwoord: dat mag de hoogste rechter bepalen op initiatief van een maatschappelijke organisatie die alleen zichzelf representeert, maar claimt te spreken in het algemeen belang en collectieve maatregelen eist. Wie moet dan de minderheid nog beschermen die er anders over denkt? Dát lijkt me pas een aantasting van de democratische rechtsstaat.