N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
De onzichtbare strijd van deze tijd is de strijd tussen betaald en onbetaald werk. Nederlanders zijn ‘kampioen deeltijdwerken’. Zeventig procent van de vrouwen en bijna twintig procent van de mannen werkt parttime – in heel de wereld doet niemand ons dat na. Die eer is op z’n best twijfelachtig, hoor je de laatste tijd vaak. En op z’n slechtst onhoudbaar.
Want: de personeelstekorten zijn hoog. We hebben belastinginkomsten nodig om goede zorg, onderwijs en sociale zekerheid te betalen. En doordat vrouwen zo vaak in deeltijd werken, verdienen ze minder dan mannen en zijn ze minder vaak financieel zelfstandig. Hoog tijd dus, roepen onderzoekers, politici en opiniemakers steeds vaker in koor, dat Nederlanders meer gaan werken. En Nederlandse vrouwen al helemaal.
Er is alleen een probleem. Dat probleem heeft te maken met wat wij Nederlanders doen wanneer we niet werken. Want weet je wat we dan doen?
Dan werken we ook. We krijgen er alleen niet voor betaald.
Reproductieve arbeid
Wanneer we het over ‘werk’ hebben, hebben we het meestal over ‘betaald werk’. Maar wie kinderen voedt, wast en voorleest, voor een naaste zorgt die ziek is of slecht ter been, gratis het huis schoonmaakt en boodschappen doet, is óók aan het werk.
Economen en filosofen noemen dit werk ‘reproductieve arbeid’. Dat is arbeid die geen nieuwe producten of diensten voortbrengt, maar mensen. Dit werk zorgt ervoor dat er nieuwe mensen bij komen en dat de mensen die er al zijn goed worden verzorgd.
Het is werk dat de samenleving onderhoudt, repareert en voortzet. Dat kinderen klaarstoomt voor deelname aan de maatschappij en volwassenen in staat stelt diezelfde maatschappij elke dag opnieuw – uitgerust en opgeladen – te laten draaien.
Per week besteden Nederlandse vrouwen 26,5 uur aan de zorg voor kinderen, het huishouden en mantelzorg. Mannen 17,4 uur. Aan de optelsom van betaald en onbetaald werk zijn mannen en vrouwen dan ook evenveel tijd kwijt. (Dat vrouwen minder verdienen dan mannen komt dus niet doordat ze minder werken, maar doordat we een groter deel van hun werk niet zien als werk.)
De economische omvang van ons onbetaalde werk, zo berekende het Instituut voor Publieke Economie, bedraagt maar liefst 215 miljard euro. Dat is zoveel als alle uitgaven aan zorg en sociale zekerheid bij elkaar opgeteld, en zo groot als een kwart van het bbp. Dit werk is onbetaald, maar wel degelijk van waarde. Sterker: dit is het werk dat al het andere werk mogelijk maakt.
Opgejaagd
Dit is dus werk waar we het óók over moeten hebben, wanneer we praten over personeelstekorten, deeltijdwerk en vrouwenemancipatie. Want méér betaald werk doen is misschien een oplossing als het gaat om personeelstekorten, maar als het ten koste gaat van ons onbetaalde werk, is het tegelijkertijd een probleem.
Al helemaal omdat we ons onbetaalde werk de komende jaren steeds harder nodig zullen hebben. Vooral mantelzorg, want mede door de vergrijzing groeit de vraag naar professionele zorg. Volgens de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid zou in 2040 één op de vier werkenden in de zorg moeten werken om aan die vraag te kunnen voldoen. Dat kan niet: het lukt nu al niet genoeg mensen te vinden die in de zorg willen werken. Bovendien hebben we ook mensen nodig in andere sectoren. Van de overheid mág het aandeel werkenden in de zorg dan ook niet groter worden dan het nu is. Dit betekent dat de zorg voor ouderen, zieken en mensen met een beperking in de toekomst steeds meer thuis zal plaatsvinden, gegeven door mantelzorgers.
Nu al voelen ouders van jonge kinderen zich vaker ‘opgejaagd’ dan elke andere groep, en is 1 op de 10 mantelzorgers overbelast. Toch moeten we én meer betaald werk gaan doen, én meer gaan zorgen. De grote, onzichtbare strijd van deze tijd is die tussen betaald en onbetaald werk. Tussen het werk dat we doen om in ons levensonderhoud te voorzien, en dat levensonderhoud zelf. En ons onbetaalde werk dreigt in die strijd het onderspit te delven, zolang we het niet zien als werk.
Kortere werkweek
Hoe gaan we dit veranderen? Hoe zorgen we ervoor dat ons onbetaalde werk de ruimte en ondersteuning krijgt die het nodig heeft? En hoe kunnen we ons onbetaalde werk zo goed mogelijk verdelen?
Daar zijn verschillende manieren voor. Met een uitgebreider bevallings- en partnerverlof kunnen jonge ouders de zorg voor hun baby eerlijker verdelen. Met een royaler en beter betaald zorgverlof kunnen werknemers mantelzorg verlenen zonder dat ze in de financiële problemen komen. En we zouden de werkweek anders kunnen indelen. Korter, of in elk geval flexibeler.
Verschillende landen en bedrijven hebben de afgelopen jaren geëxperimenteerd met een kortere voltijd werkweek, met behoud van salaris. Vaak waren werknemers in dertig uur net zo productief als in veertig uur. Hun welzijn ging omhoog, onder meer omdat ze meer tijd hadden voor onbetaald werk. En als de werkweek niet korter kan, geef werknemers dan in elk geval zeggenschap over hun roosters. Zodat ze hun betaalde en onbetaalde werk beter kunnen combineren.
Van werk begrijpen we dat het geen hobby is, geen leefstijlkeuze, geen ‘thee drinken op de bank’, maar iets waar de samenleving als geheel van profiteert – en dat de samenleving als geheel dus moet ondersteunen. De vraag hoe we ons betaalde en onbetaalde werk in de toekomst gaan combineren, gaat iedereen aan. Want zorg gaat iedereen aan. Daarom is het de hoogste tijd dat we gaan zien dat zorgen óók werken is.