N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Interview
Julia Bullock, Zangeres Sopraan Julia Bullock belicht in ‘Perle Noire’ het leven van de roemruchte zangeres en danseres Joséphine Baker. Talloze draden van de geschiedenis verbinden beide vrouwen. „Ik zal de parallellen in onze levens niet ontkennen.”
Zo’n honderdvijftig bronzen sterren tellen beide stoepen langs de onooglijke Delmar Boulevard in het Amerikaanse St. Louis. De Walk of Fame herinnert aan de beroemde zonen en dochters die deze stad voortbracht. „En allemaal – evenals jij – vertrokken om nooit meer terug te keren”, zegt de stiefvader van sopraan Julia Bullock (36) vaak tegen haar.
Dat geldt ook voor de vrouw die zij komende week zal bezingen in het Opera Forward Festival in de voorstelling Perle Noire: Joséphine Baker (1906-1975). Het gedenkteken voor deze zwarte zangeres en danseres ligt verzonken in het beton voor het Midden-Oosten-restaurant Ranoush, op de hoek met Westgate Avenue.
Behalve dezelfde initialen verbinden vele historische draden Julia Bullock en Joséphine Baker: geboren in dezelfde stad, beiden zwart, zoekend naar vrijheid en identiteit in muziek en een toekomst in Europa. Bullucks biologische vader, die stierf toen ze negen was, deelde in zijn studentenjaren een cel met dominee Martin Luther King, onvermoeibaar strijder tegen racisme, dezelfde man die Baker vroeg te spreken bij de beroemde Mars op Washington.
Bewogen levensverhaal
„Het beeld van mijn vader behoort toe aan een kind”, zegt ze. „Ik zelf kan hem helaas niets meer vragen. Ik herinner me dat hij ieder jaar op onze basisschool kwam praten over zijn ervaringen en over King. Dat staat nog op film. Hij had een prachtige bariton. Een van de favoriete verhalen van mijn moeder komt uit de tijd dat ze voor het eerst aan het daten waren. ‘Als jullie demonstreerden en bang werden, wat deden jullie dan?’ vroeg ze hem eens. Waarop mijn vader antwoordde: ‘Dan zongen we.’”
Bijna tien jaar geleden maakte Bullock een liedprogramma over de opkomst van de Amerikaanse burgerrechtenbeweging, waarin ze onder meer enkele songs van Baker verwerkte. Regisseur Peter Sellars kreeg er lucht van, en vroeg of zij het bewogen levensverhaal van de roemruchte zangeres en danseres verder wilde uitwerken. Hij betrok onder meer het International Contemporary Ensemble erbij, componist Tyshawn Sorey en schrijver Claudia Rankine. Zeven jaar geleden stond Perle Noire voor het eerst op een podium bij het Ojai Music Festival in Californië. Sindsdien ontwikkelt de voorstelling zich.
„Muziek, teksten en choreografie blijven een dynamisch geheel”, zegt Bullock. „Alle onderdelen bevatten een vrije ruimte voor de uitvoerders. Van dag tot dag kunnen onze ervaringen veranderingen teweeg brengen. Oorspronkelijk hadden we zeven liederen en de woorden van Claudia over Baker en haar kinderen, het toekomstvisioen dat ze had voor hen en de wereld.”
Gevoelens en verhalen
Drie jaar geleden, na de geboorte van zijn tweede kind, voegde Sorey daaraan het wiegelied ‘Doudou’ toe. „Nu zing ik dat voor het eerst sinds ik vier maanden geleden zelf moeder werd. Dat roept tal van gevoelens en verhalen op, die hun weerslag op de voorstelling hebben. Toen we een paar dagen geleden begonnen met het repeteren van dit lied, verdiepte ik me vroeg in de ochtend – vraag me niet waarom – in de geschiedenis over het lynchen van zwarte vrouwen.”
Bullock stuitte op een verhaal uit 1918, waarvan ze zich niet kon losmaken. „Een acht maanden zwangere vrouw beklaagde zich publiekelijk over de moord op haar man een dag eerder. De daders spoorden haar op, hingen haar ondersteboven aan de voeten in een boom en staken haar in brand. Ze sneden de baby met slagersmessen uit haar baarmoeder. Het kind viel op de grond en begon te huilen. Een man sloeg twee keer op zijn hoofd in. Daarna schoten ze meerdere keren op de moeder en gooiden beiden in een graf dat ze markeerden met een kapotte whiskeyfles en een sigaar. Deze gruwelijke beschrijving komt van de moordenaars zelf, die na afloop openlijk, schaamteloos, zelfs trots over hun misdaad spraken. Ik bedoel… Het is zo… We hoeven niets te verbergen in deze voorstelling. Voor ik naar de repetities ging en dit verhaal deelde met de anderen, baadde ik mijn zoon. Sellars zei: ‘Ik denk dat je met hem ook deze vrouw en haar baby waste.’ Dat is waar. De geschiedenis blijft een levend organisme dat ons bestaan – en in dit geval evenzeer de voorstelling – voortdurend van vorm en kleur laat veranderen.”
Met haar man, de Duitse pianist en dirigent Christian Reif, verhuisde Bullock naar Europa, zoals Joséphine Baker een eeuw geleden haar toevlucht zocht in Frankrijk omdat ze op een dag besefte dat ze in een land leefde waar ze bang was om zwart te zijn.
Ander perspectief
„Ik zal de parallellen in onze levens niet ontkennen”, zegt Bullock. „Sommige ervaringen in St. Louis joegen me angst aan, maar dat is niet waarom ik vertrok. Europa heeft evenzeer nog een koloniaal verleden om mee in het reine te komen. Dat gezegd hebbende: ik woon nu in München, een plek waar de mensenrechten worden gerespecteerd, en met een sociale structuur die niet alleen de zwakkeren beschermt, maar ze ook steunt. Dat geeft me uiteraard een ander perspectief op Amerika, op het verbijsterende dagelijkse vuurwapengeweld waarvoor niemand verantwoordelijkheid neemt of de simpele statistiek dat de kans op babysterfte onder zwarten vijf keer zo hoog is. Dat is niet de realiteit in Duitsland. Alles is hier humaner. En dat neemt veel spanning weg.”
Niet alleen Perle Noire, maar ook haar debuutalbum Walking In The Dark getuigt van Bullocks maatschappelijke betrokkenheid. De eerste zinnen die ze hierop zingt, spreken boekdelen. „When out of men’s hearts, hate is hurled, maybe baby, you’ll live in a better world.” Sopraan Dawn Upshaw leerde haar dat je met zingen geen loopbaan opbouwt, maar een leven.
„Op een dag zong ik een lied voor haar van Hugo Wolf over een verlaten herderin op een berg. Na afloop zei Dawn: ‘Julia, dat was mooi, je wilt een volmaakt beeld van die herderin schilderen. Maar waar ben jij?’ Ik bloosde. Achter mijn ogen brandden tranen. ‘Ik wil mezelf niet het lied in smokkelen’, stamelde ik. ‘Ik ben bang dat het dan zelfgenoegzaam wordt.’ Dawn keek me verward aan en liet een stilte vallen. ‘Als jij jezelf niet geeft, kan ik geen band met je krijgen’, antwoordde ze. Ik had mezelf – zoals velen – overtuigd van de filosofie dat zangers alleen maar een voertuig voor het lied zijn. Maar dat helpt niet om emoties invoelbaar te maken. Het is zelfs gevaarlijk, want het berooft je van menselijkheid, schept afstand tot de kern van het zingen: verbinding. En ik maak muziek om te bevrijden, niet om te beperken.”