Het is een veelvoorkomende misvatting dat sciencefiction gaat over het verzinnen van mogelijke en betere toekomsten. Alsof de toekomst een geheel verzorgde vakantie is. Je ontbijt staat klaar. Je bed wordt opgemaakt. En kijk: de tablets die Stanley Kubrick in 1968 voor 2001: A Space Odyssey bedacht houden we nu in onze hand. Waar blijven de jetpacks en de vliegende auto’s? Als de kunsten al de afdeling research & development van de wereld zijn, zoals Maarten Boudry suggereert (NRC 19/7) dan komt de echte innovatie zelden door het enkel verzinnen van oplossingen en toepassingen.
Boudry’s geloof dat technologie het antwoord is op alle problemen, doet denken aan dat van de Amerikaanse tech-oligarchen. De techbros zien sciencefictionverhalen als een blauwdruk voor de toekomst, een routekaart. Een vreemd soort letterlijkheid die fictie met feiten verwart. Het vooruitgangsdenken dat Boudry van de kunsten eist is eerder ‘postalgisch’ dan futuristisch. Het schetst een geromantiseerd en idyllisch plaatje van de toekomst.
De spannendste en meest speculatieve kunst die er nu wordt gemaakt gaat over een kwantumwerkelijkheid of de hybride levensvormen die zullen ontstaan als de wereld vervuild en ontmenselijkt is achtergebleven. Dat zijn de balletten van Damien Jalet en ontwerper Kohei Nawa die de mechanieken van het menselijk lichaam tarten of VR-werken als Symbiosis van Polymorf waarin je ervaart wat het kan betekenen om een schimmel met bewustzijn te zijn in een post-humane toekomst. Maar ook de tijdexperimenten in de films Interstellar en Tenet van Christopher Nolan zijn dat, of het ‘indigenous futurisme’ van het Australische Karrabing Film Collective die de kosmologie van hun droomtijd in het heden zichtbaar maken.
Zoals schrijver Ursula K. Le Guin in de inleiding van The Left Hand of Darkness (1969) stelde: sci-fi gaat niet over het voorspellen van de toekomst. Dat is meer iets voor profeten, helderzienden en futurologen. Sci-fi is een gedachte-experiment. Het doet ons anders over het héden denken.
Misschien heeft het genre zelfs wel nooit echt van de toekomst gedroomd. Schetst Star Trek, dat Boudry als voorbeeld kiest, wel echt zo’n hoopvolle toekomst? De opleving van het genre in de jaren vijftig en zestig had alles te maken met de Koude Oorlog, en zo vlak na de atoombommen op Hiroshima en Nagasaki met de angst voor onbeheersbare technologieën.
Als je van de kunst vooruitgangsvisioenen wenst, moet je niet raar opkijken als kunstenaars filosofische vragen gaan stellen in hun werk, zoals wat technologie en vooruitgang eigenlijk zijn? Zijn ze altijd doelgericht? Altijd expansief? Altijd gericht op economische groei? Wat zijn de andere technologieën die bestaan, naast de mechanische, digitale en generatieve? Is de claim die het technologische wereldbeeld op de droom en de toekomst legt wel ethisch?
Het gebrek aan vooruitgangspositivisme waar Boudry de kunsten de schuld van geeft, is door sci-fi-auteur William Gibson onlangs „toekomstmoeheid” genoemd. Gibson vindt die toekomstmoeheid overigens niet per se negatief. Het is eerder een teken van volwassenheid, van voortschrijdend inzicht: „Elke toekomst is het verleden van iemand anders, en elk heden is iemand anders’ toekomst.” Op het moment dat we de toekomst niet meer voor ons uit kunnen schuiven komt het op een ander soort verbeeldingskracht aan, namelijk de stoutmoedigheid om de wezens en de wereld om ons heen in de ogen te kijken. Overigens óók de conclusie van de eerste Star Trek-film uit 1979: „The human adventure is just beginning.”
Filmcriticus
Lees ook
Zijn we vergeten om van een betere toekomst te dromen?
Big techKunst hoeft wat betreft mij niets
In reactie op Maarten Boudry’s pleidooi voor vooruitgangskunst zou ik willen stellen dat kunst waarin „ongerept natuurschoon en moderne technologie„ samensmelten al snel neerkomt op de transhumanistische utopieën van Big Tech. Kunst hoeft wat mij betreft niets, maar om nou in de wetenschap van klimaatontwrichting en genocide louter vooruit te dromen lijkt me op zijn best escapisme.
Zelf voel ik meer voor prefiguratieve kunst die, in het nu en op kleine schaal, een voorstelling geeft van een rechtvaardiger wereld. Denk bijvoorbeeld aan het Indonesische collectief ruangrupa dat streeft naar „een collaboratief model van grondstofgebruik, economisch maar ook voor wat betreft ideeën, kennis, programma’s en innovaties”.
Met andere woorden: toekomstkunst die verbindt in het licht van alle crises.
Utrecht
MoraliteitHet gaat vaker over een offer
Interessante vraag van Maarten Boudry: waarom is onze cultuur zo pessimistisch over de toekomst en toekomstige technische vooruitgang?
Omdat er met elke technische stap ook een morele stap vooruit gezet moet worden. Ook dat blijkt uit de films en boeken over de gevaren van de Machine. Om maar één voorbeeld uit vele te geven: aan het eind van de trilogie van The Matrix vecht Neo zichzelf dood tegen de robot, om de mensheid te redden. Hij offert zichzelf dus op, en juist daardoor ontploft de robot en is het gevaar geweken. Dit is vaker het thema: een zelfoffer of zelf-overstijging, belangeloosheid, is vereist om de dystopische gevolgen te vermijden van techniek die alles wat menselijk is sterker maakt, dus ook hebzucht en egoïsme.
PessimismeVerplichte levenshouding
Maarten Boudry stelt meewarig vast dat „vandaag het geloof in vooruitgang helemaal dood en begraven lijkt” en vraagt zich af hoe dat toch kan. Enige moeite om die vraag te beantwoorden doet hij niet. Boudry’s gespeelde verbazing is nogal opmerkelijk omdat er meer dan genoeg redenen zijn voor pessimisme. Een van de rijkste technologie-investeerders – Peter Thiel – verkondigt in het openbaar dat democratische verkiezingen een onhandige sta-in-de-weg zijn en dat hij zijn geld en zijn surveillancetechnologie inzet om „unilateraal” verandering af te dwingen. Boston Consulting Group werkte aan een plan om Palestijnen zo efficiënt mogelijk te deporteren.
In plaats van te analyseren waar pessimisme vandaan kan komen, eist Boudry simpelweg optimisme van ons. Waar die eis op gebaseerd is, blijft onduidelijk. De eis om optimistisch te denken over technologische vooruitgang komt ook altijd van hetzelfde type auteur. Of ze nu Boudry, Pinker of Bregman heten, allemaal willen ze ons vooral veel grafieken tonen met de gemiddelde vooruitgang op gebied X of Y.
Waar deze Big Theory-vooruitgangsauteurs doorgaans minder graag over schrijven, zijn vraagstukken van macht, democratische checks and balances, grondrechten, (ongelijke) uitbuiting, en niet direct meetbare ‘vage’ waarden als waardigheid en autonomie. Het gaat altijd over de abstracte technologische vooruitgang an sich, niet over de – democratische – vraag wie wat te zeggen heeft over de invulling en richting van die technologische vooruitgang.
Het feit dat Boudry simpelweg van ons eist dat we optimischer moeten zijn over de toekomst, laat vooral zijn sympathieën voor de huidige anti-democratische tech-elite zien. Die tech-elite eist ook vooral, zonder aandachtig te luisteren of kritisch te denken.
Amsterdam
EconomieGeen vooruitgangsdenker
Een expliciete definitie van vooruitgang ontbreekt in Boudry’s betoog. Om aan te tonen dat de vooruitgang niet meer evident is, haalt hij data aan over de rem op de groei van het bbp, het verschijnen van minder baanbrekende onderzoeken en minder innovatie. De vraag is echter of dit de juiste maatstaven zijn om vooruitgang te begrijpen.
Wat men heden ten dage innovatie noemt, gaat over optimalisatie – die overigens nogal eens ten koste gaat van mensen. En optimalisatie kan alleen verbeteren wat er al is, het kan geen sprong maken. Boudry is geen vooruitgangsdenker, hij is een conservatief, iemand die verlangend naar een verleden kijkt waarin hij nooit heeft geleefd.
Utrecht
VoorbeeldenPrachtige analyse
Wat een prachtige analyse van onze blik op de toekomst door Maarten Boudry. Hedendaagse science-fiction zoals The Time Machine (1895), The Iron Heel (1908), Metropolis (1927), Blokken (1931), Brave New World (1932), 1984 (1948), Fahrenheit 451 (1953), en Dune (1965) is inderdaad een stuk pessimistischer dan science-fiction van pakweg vijftig jaar geleden.
Leiden
Klik op het vinkje naast ‘Ik ben geen robot’
