In open americana klinkt Alex G het meest tijdloos
Er zit altijd iets vanzelfsprekends in de muziek van Alex G, nu al tien albums lang. Alsof elk nieuw nummer helemaal niet pas het afgelopen jaar ergens in Pennsylvania opgenomen is, maar altijd al bestaan heeft. Op zijn vorige albums verstopte hij dat vaak nog onder een dikke laag experiment. Op zijn nieuwe album Headlights durft hij het wat meer aan de oppervlakte te leggen, zonder zijn herkenbare stijl te verliezen. Opener ’June Guitar’ bouwt zo kalm op dat pas als er een accordeon prominent de aandacht op eist het, opvalt hoe achteloos alle lagen in elkaar passen. En hoe de achtergrondzangeres een teug helium neemt, alsof het de normaalste zaak van de wereld is.
Alexander Giannascoli, zoals Alex G voluit heet, is zo iemand die veel geroemd wordt door andere muzikanten als zij vertellen naar wie ze veel luisteren. Pop, rock of hiphop: artiesten lopen allemaal met hem weg. R&b-fenomeen Frank Ocean had hem al vroeg op de radar, en liet hem meespelen en arrangeren op zijn veelgeprezen albums Endless en Blonde uit 2016 en nam hem mee als tourgitarist. Zij vonden elkaar in een liefde voor vervormde stemmetjes, structuren die zo maar kunnen afbrokkelen en genreloos denken.
Want hoewel Headlights makkelijk onder de parapluterm indie te schuiven is, gaat het eigenlijk alle kanten op. Op ‘Afterlife’ laat hij een mandoline zo irritant vrolijk klinken, dat het ongemakkelijk wordt. In het gewichtloze ‘Beam Me Up’ valt Enya-achtige new age-zang hem bij. ‘Bounce Boy’ is opgebouwd rond een gejaagde elektronische sample en misschien wel zijn eigen vervormde stem die zo uit trancy synthpop van rond de millenniumwisseling geript lijkt.
Toch lijkt akoestische americana vaak de basis, maar dan wel in handen van een muzikant die opgegroeid is met de grenzeloze mogelijkheden van internet en een laptop om mee te knippen en plakken.
Zo veel verschillende decennia aan invloeden bij elkaar zou gekunsteld kunnen voelen, maar in Alex G’s universum klinkt het logisch. Het ene moment vervreemdend futuristisch, dan weer echoot er een droeve singer-songwriter van dertig jaar terug. Of neem het wonderlijke hoogtepunt ‘Far and Wide’, waar hij haast ongemakkelijk als Neil Young zingt. Maar dan wel Young die een romantische compositie van Paul Williams speelt, de schrijver achter grote jaren zeventig hits van The Carpenters, Barbera Streisand, de Loveboat-tune en die op de laatste Daft Punk plaat nog op het schild werd gehesen.
In een recent interview met magazine Pitchfork legt Alex G zelf de connectie tussen het nummer en een andere onderschatte klassieker van diezelfde Paul Williams: ‘The Rainbow Connection’, van Kermit de Kikker. Maar waar dat de soundtrack was van een film, luistert ‘Far and Wide’ als een hoorspel. Als Giannascoli zingt over lange brieven, hoor je een pen op het papier krassen. Bij de zin „I’m all in pieces” rekt er plakband uit en begint het weelderige strijkersarrangement uit elkaar te vallen in dissonanten.
Headlights zou heel goed kunnen werken als het krakkemikkig was opgenomen, maar op dit soort momenten wordt duidelijk hoe gedetailleerd en tijdloos de beste liedjes klinken.
Langzaam kruipt Billie Marten uit haar schulp
Billie Marten is een breekbare ster. De zangeres uit Yorkshire, Engeland, klinkt als iemand die liever niet hardop praat, maar fluistert. In het verleden begeleidde ze zichzelf op de ook al ‘fluisterende’ akoestische gitaar. Ze bezong het leven als een ‘garden of eden’, waar zonneschijn ‘bloeit’ en troost biedt. Het klinkt alsof ze zichzelf moed inspreekt.
Maar Billie Marten is minder breekbaar dan ze lijkt. De zangeres is voor de muziek geboren. Al is ze slechts 26, ze schrijft al zo’n twintig jaar liedjes, ze zingt en speelt gitaar. Marten begon op haar negende een eigen YouTube-kanaal, kreeg op haar vijftiende een contract bij een grote platenmaatschappij en raakte dat op haar eenentwintigste weer kwijt. Tot haar opluchting.
Daarna hoefde ze zich niet meer te bewijzen als popzangeres die hits scoort. Ze kon haar eigen intieme liedjes maken en begon een samenwerking met een kleinere platenmaatschappij.
Martens stijl balanceert tussen klank en stilte. Ze heeft een manier van zingen die als ‘folky’ wordt omschreven, omdat haar stem zo herkenbaar en dichtbij klinkt, onopgesmukt, alsof ze zomaar voor zich uit zingt. Het is een stem die langs waait.
Die stijl is ook bekend van de eveneens Britse Laura Marling en wordt vaak in verband gebracht met het grote voorbeeld Nick Drake (1948-1974). Over hem zei Marten: „His music made me feel understood, like I could say anything quietly and it would still matter”.
Haar nieuwe, vijfde album heet Dog Eared, naar haar gewoonte om bladzijden met mooie teksten om te vouwen in boeken. Het is een raak beeld, de gevouwen oren roepen een associatie op met alles wat waardevol en een beetje gehavend is.
Op dit album liet Marten meer instrumenten toe. De jammerende pedal steel-gitaar geeft een rake omlijsting aan het gevoelige ‘Feeling’. Maar het orgel, het keyboard en de dwars tinkelende harp kregen zo te horen een volume-restrictie. De mooi verstrengeld klinkende bijdragen, waarin nauwelijks een specifieke instrument te onderscheiden is, blijven op de achtergrond. Martens zang klinkt voorzichtig – „I could say anything quietly and it would still matter”, blijkt nog de leidraad.
Het werkt niet altijd. Bijna te subtiel zijn liedjes als ‘Clover’ en ‘No Sudden Changes’. En soms zijn haar woorden voorspelbaar („Our love is like a rose/ It blooms and then it goes”). Dat ontsiert ‘Leap Year’ (schrikkeljaar) dat uiteindelijk toch beroert door de fijnzinnige melodie die van melancholisch mineur in kleine stapjes richting verleidelijk falset gezongen vervoering klimt.
Die kleine stapjes zijn Martens kenmerk, alsof ze langzaam uit haar schulp kruipt. De verfijning in haar stem en muziek is aantrekkelijk, en ook gedurfd in deze muzikaal luidruchtige tijd. Al zijn de momenten dat ze ‘los’ komt ook welkom, zoals het bijna dronken klinkende ge-lala in ‘Swing’. Ze zingt mooi smachtend in ‘Goodnight Moon’.
In een enkel uptempo liedje koos ze een luchtige zangpartij, die de doorgaans gedempte emotie aangenaam doorbreekt. In dit nummer ‘Crown’ groeit Martens muziek langzaamaan richting dansbare ritmes, zwoel en intiem.
Hester Carvalho

Hiphop
Tyler, the Creator
Don’t Tap The Glass
Onverwacht dropte Tyler, The Creator deze week zijn negende album: Don’t Tap The Glass . Het is luchtiger en ongecompliceerd in vergelijking met het complexe Chromakopia dat vorig jaar uitkwam. Het album is dan ook bedoeld om te dansen, schrijft de producer en rapper uit LA op zijn sociale media. En dat zul je, op beats die duidelijk geïnspireerd zijn op de hiphop uit zijn jeugd, en doen denken aan het beste werk van N.E.R.D. (Jonasz Dekkers)

jazz
Brandee Younger
Gadabout Season
De oude harp van de legendarische Alice Coltrane zelf blijkt voor de Amerikaanse harpiste Brandee Younger een toegangspoort naar het volgende jazzlevel. In een mengeling van moderne spiritual jazz en souljazz komt ze met muzikanten als vibrafonist Joel Ross en blazer Shabaka tot een diepere laag. De tingeltangel new age saus maakt alles wel heel vloeibaar, maar de harp glorieert zonder meer als volwaardig jazzinstrument. (Amanda Kuyper)

hiphop
Raekwon
Legend Has It
Tang legende Raekwon, Legend Has It, beslaat een breed palet aan stijlen: van old school boom bap, tot chipmunk soul en orkestrale stukken. Geweldige bijdragen van iconen als Nas (gerse verse op ‘The Omèrta, inclusief Karl Marx-referentie), maar ook Ghostface Killah, Method Man en de Griselda crew. Een zorgvuldig geconstrueerd, scherp verhaal – Wu Tang style. (Jonasz Dekkers)

Techno
Joris Voorn
Serotonin
Joris Voorn, house en techno dj uit Moergestel die de hele wereld overvliegt voor grootse, redelijk commerciële shows, werkte jaren aan Serotonin, zijn vijfde album. Het is een diepe duik in zijn ziel, over verlies, afscheid en rouw. Hij verloor zijn ouders en zijn relatie ging uit. Het album is één doorlopend geheel; abstracte soundscape techno. De solotracks zijn erg goed, zoals ‘Session One’, ‘Horizon’ en ‘Rose’, de samenwerkingen hebben te veel tekst. (Jonasz Dekkers)
