Nederlandse arts werkte in een ziekenhuis in Gaza: ‘Dag en nacht zoemen de drones boven je hoofd’

Salih El Saddy zat in de sportschool toen hij het appje kreeg waar hij al maanden op wachtte. Het was een zondag in april, El Saddy zou de dag erna weer als huisarts-in-opleiding op de psychiatrie meelopen. Zijn agenda was vol, zijn leven geordend. En nu kwam de vraag of hij over twee weken naar Gaza kon gaan.

Sinds 7 oktober 2023 keek El Saddy veel naar Al Jazeera, dat stond regelmatig aan op de tv. De beelden op zijn telefoon waren nog rauwer. Hij volgde het allemaal veel intensiever dan eerdere oorlogen. Deze oorlog was anders.

Zo had hij eind vorig jaar een filmpje van een verbrand Palestijns jongetje gezien dat, liggend op de intensive care, slaperig, vertelde over zijn parkiet. Er is niemand, dacht El Saddy toen, die nog opstaat. Niemand die iets doet. Elke dag gaat het zo door. Moest híj dan niet iets doen? Dus had hij een Australische hulporganisatie benaderd.

Zijn werk zei ‘ja’, zijn ouders ‘nee’, en hij besloot te gaan. Twee weken later liep hij een hel binnen die nog helser was, nog geruïneerder en op een gekke manier toch ook nog mooier dan hij had verwacht.

El Saddy (37) vertelt het half juli op de bank in Zevenhuizen, een dorpje bij Rotterdam. Hond Pavlov, een pittbul wiens speelse gretigheid niet verward moet worden met agressie, dartelt door de kamer. Good boy, zegt El Saddy als hij rustig op de grond gaat liggen. In zijn betegelde tuin staan twee olijfbomen. De olijfboom is een voor Palestijnen belangrijk symbool dat verbondenheid met de grond van hun voorouders symboliseert.

Ruim een maand is hij terug uit Gaza. Hij had in stilte willen gaan, maar wat hij zag móést door de rest van de wereld gezien worden. Op Instagram kreeg hij duizenden volgers en toen hij terugkwam op Schiphol, wachtten activisten hem op met bloemen en applaus. Hij kwam op tv, op de radio, tekende een contract voor een boek dat dit najaar moet verschijnen. Tijdens de tweede ‘rodelijn’-demonstratie op het Malieveld sprak hij 150.000 mensen toe.

Ondertussen genoot hij niet meer van zijn eten en van familie en vrienden. In feesten waar hij anders graag heen ging, had hij hélemaal geen zin meer. Hij had, zegt hij, even nodig om te landen. Om de gruwelijkheden die hij een maand lang dag in, dag uit om zich heen zag te verwerken. Om in te gaan zien dat als er dáár een genocide plaatsvindt, je híér alsnog de kleine dingen mag waarderen. Om te begrijpen ook dat hij zich hier machteloos en nutteloos kan voelen, maar dat hij dat niet is.

Arts Salih El Saddy, links met Palestinasjaal.

Foto’s Hedayatullah Amid

Botbreuken

El Saddy vluchtte als zevenjarige uit Irak, ging naar het vmbo, de havo en toen naar het vwo. Al die tijd wist hij: ik wil arts worden. Het idee dat mensen een acuut probleem hebben dat jíj kunt oplossen, duwde hem naar geneeskunde. Pas de laatste jaren zag hij in dat het een roeping was. Hij werkte in ziekenhuizen, deed onderzoeken en rondde een opleiding tot orthopedisch chirurg net niet af – zeventig uur per week in het ziekenhuis, er niet bij zijn als je kind een voetbalwedstrijd heeft, nee, liever niet. Om geld te verdienen naast zijn huisartsenopleiding ging hij als cosmetisch arts werken. Ook belangrijk, vindt hij: je werkt er met je handen aan de problemen van anderen.

Als hij half april weet dat hij naar Gaza gaat, begint El Saddy scenario’s uit te denken. Welke ingrepen gaat hij daar waarschijnlijk doen? Hoe doe je die ook alweer? Wat is er voor nodig? En wat als dat er niet is? Kan hij behalve een plan b dan ook een plan c of plan d hebben? Eigenlijk, denkt hij, is dat gewoon wat je in Nederland tijdens je studie leert.

Maar hij weet ook dat in Gaza alles anders zal zijn. De botbreuken daar zullen van een andere orde zijn dan die in Nederland. Dat zijn vaak ‘mooie breuken’ waarbij de huid nog intact is. Je zet er een snee in, plaatst een plaat of een pen en sluit de wond weer. Of je zet er gips omheen.

In Gaza zijn er, weet hij, vooral ‘explosieve verwondingen’: de huid ligt, voor zover die er nog is, open en de wond is vervuild. Die breuken kun je niet met een plaat repareren en sluiten. Gips zou tot infecties leiden. In Gaza, zag hij op filmpjes, wordt daarom vaak een fixateur externe gebruikt: een apparaat dat je op het lichaam met pennetjes vastzet, zodat de breuk niet kan bewegen. Maar wat als die er niet zijn? Zo ratelt zijn hoofd langs alle mogelijke problemen en oplossingen.

Als hij eind april in Gaza arriveert, blijkt alles twee of drie keer erger dan wat hij uit Nederland kende.

Gewonden van een Israëlische luchtaanval krijgen behandeling op de grond in het Al-Shifa-ziekenhuis in Gaza Stad op 12 juli.

Foto Jihad Al-Sharafi/AP

Op zijn Instagram-pagina is de wending in zijn leven te volgen. Eerst staan er louter foto’s van opgevulde lippen, kaken en jukbeenderen. Dan een bericht dat hij even afwezig is. En dan foto’s en filmpjes met veel bloed, huilende kinderen en puin.

Dat zijn niet de gruwelijkste foto’s. Hij pakt z’n telefoon. Foto één: een totaal verbrijzelde onderarm waar alleen nog wat pezen en spieren aan elkaar hangen, met daaromheen wat stukjes huid. En de restanten van een hand. Foto twee: ook een grotendeels verbrijzelde arm, met een groot risico op necrose – de cellen sterven dan af. Andere dokters wilden de arm direct amputeren, El Saddy besloot toch te opereren. Laatst appte de vrouw: de arm herstelt goed.

Zo gaat het een maand lang, elk uur van de dag. Er komt geen einde aan. Hij schrikt van het soort letsel dat binnen komt, en van wie dat letsel hebben. Zoveel vrouwen, zoveel kinderen. Het pijnlijkste vindt hij de kinderen die net wees geworden zijn en op zijn operatietafel vechten om te kunnen leven in, ja, wat eigenlijk – een openluchtgevangenis? De hel op aarde?

Operatielijst

Aan alles, zegt El Saddy, is gebrek. Er zijn te weinig operatiemiddelen. Er is amper tijd om mensen te opereren, want nieuwe patiënten komen met golven binnen, na elk bombardement stromen ze toe. Je kunt geen weerstand bieden tegen de patiëntenstroom, je kunt het niet tegenhouden, je kunt alleen maar ontvangen. Elke keer weer wordt de operatielijst ingehaald door de snelheid waarmee Israëlische bommen Palestijnse huizen platbombarderen. De ziekenhuisgang ligt vol met wachtende patiënten en familieleden die zakjes bloed vasthouden. Niet zelden sterven ze daar.

In een maand doet hij 200 à 220 operaties, schat hij. Zes per dag – ontiegelijk veel. Soms, als een patiënt op zijn tafel overlijdt of er weer een zwaargewond weeskind is binnengebracht, pakt hij even vijf minuten, gaat in een lege ruimte staan, probeert zich te bezinnen. En zegt dan tegen zichzelf: Salih, ga terug. De knop moet weer om. Mensen hebben je nodig. Dit kan later ook wel. En dan gáát hij weer terug.

In een operatiekamer met haperende stroom in het Al-Shifa-ziekenhuis behandelt medisch personeel op 4 juli een slachtoffer van een Israëlische aanval.

Foto Jehad Alshrafi/AP

De hoofdgebouwen van het Al-Shifa-ziekenhuis in Gaza-stad zijn grotendeels verwoest na Israëlische aanvallen.

Foto Jehad Alshrafi/AP

El Saddy werkt vooral in het Al-Shifa-ziekenhuis, in Gaza-stad in het noorden van Gaza. Voor deze oorlog was dat het grootste ziekenhuis van Gaza. Maar na meerdere Israëlische bombardementen en belegeringen – elk met honderden doden – resteren nog maar een paar bruikbare gebouwtjes. Israël claimt dat zich onder het ziekenhuis een commandocentrum bevindt van de Palestijnse terreurgroep Hamas. Internationale hulporganisaties en ook El Saddy hebben daar nooit bewijs van gezien. Van Hamas merkte hij in zijn maand daar überhaupt niks, zegt hij. Van de 36 ziekenhuizen in Gaza is volgens de Verenigde Naties ongeveer de helft nog (gedeeltelijk) in bedrijf, vrijwel allemaal zijn ze gehavend door de oorlog.

Om hem heen is overal verwoesting. Hele steden zijn verdwenen. Soms ziet hij Israëlische bulldozers alles met de grond gelijk maken, soms zijn het bommen. En altijd, de hele dag en nacht door, zoemen er drones boven Gaza. Gek wordt hij van het geluid. Toen hij Gaza binnenkwam was hij er al voor gewaarschuwd: ga op straat geen uit Nederland meegenomen snoep uitdelen aan kinderen, want dan zien die drones een grote beweging van mensen en beginnen ze te schieten. Hij deelde daarom alleen snoep uit in het ziekenhuis.

In het Al-Shifa-ziekenhuis in Gaza-stad arriveert een man met zijn kleinzoon, die gewond raakte bij een Israëlische luchtaanval.

Foto Jehad Alshrafi/AP

Veerkracht

Maar nu komt het: die maand in de hel was de mooiste maand van zijn leven. Dat wist hij al toen hij er was, en daar is hij nu nog meer van overtuigd, nu hij gehoord wordt in het debat, gezinnen financieel steunt en via hulporganisaties water en andere goederen naar tentenkampen kan sturen. Hij heeft niet langer het gevoel machteloos te zijn. Hij dóét iets.

In Gaza voelt hij zich verbonden met zijn patiënten. Als hij een opa ziet liggen, ziet hij zijn eigen opa. Ziet hij een vrouw van een jaar of 55, dan ziet hij zijn moeder staan. En bij een jongetje van zeven denkt hij: dat had ik kunnen zijn. De Palestijnen, ziet hij, hebben een enorme veerkracht. Ze gaan dóór, dus gaat hij ook door, ook als hij bijna flauwvalt van vermoeidheid en van het gebrek aan eten – in een maand valt hij zeven kilo af.

Als hij een opa ziet liggen, ziet hij zijn eigen opa

Hij straalt als hij vertelt over de nacht waarin de huizen rondom zijn safehouse worden gebombardeerd. Hij weet dat elke bom die valt ook op hem kan vallen. Hij weet dat hij kan sterven. Dat wist hij vooraf en hij weet het elke dag dat hij in Gaza is. En áls hij sterft, dan is dat ook goed. Alles, gelooft hij, is voorbestemd door God. Daarom moest hij die opleiding tot orthopeed net niet afronden. Moest hij vervolgens als cosmetisch arts het geld gaan verdienen waarmee hij mensen kan helpen. Moet hij hier zijn.

Luisterend naar de bommen voelt hij een rust over zich heen komen die hij ook in de operatiekamers voelt en die hij weken later ook zal voelen vlak voordat hij op het Malieveld 150.000 mensen moet toespreken. Hij is niet bang meer. Omringd door de dood voelt El Saddy dat hij leeft.

In het mortuarium van het Al-Shifa-ziekenhuis in Gaza-stad rouwen Palestijnen om een kind dat werd gedood bij een Israëlische aanval.

Foto Jehad Alshrafi/AP