N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Reportage
Pompeï „Alweer een muur ingestort.” Jarenlang kwam er alleen slecht nieuws uit Pompeï, de wereldberoemde archeologische vindplaats in Zuid-Italië. De heropening van het rijk versierde Huis van de Vettii, na twintig jaar sluiting, staat symbool voor de wedergeboorte van de antieke stad. „Er hangt weer enthousiasme in de lucht.”
Zelfs met een kleine dosis verbeeldingskracht voelt een bezoek aan de ruïnes van Pompeï als een tijdreis naar het jaar 79, toen het Romeinse provinciestadje in de buurt van Napels bedolven raakte onder een metersdikke laag puin. Dat de met wijnranken begroeide berg Vesuvius een actieve vulkaan was, wisten de oude Romeinen niet. Het Huis van de Vettii, de ‘domus Vettiorum’, is zo betoverend intact dat inbeeldingsvermogen in deze villa overbodig is. Ongeveer twintig jaar lang was het beroemde huis gesloten voor publiek. De muurschilderingen waren dof geworden, stof en vuil hadden zich vastgezet op de beschermende waslaag, ooit aangebracht met ongetwijfeld de beste intenties. Maar daardoor waren de kleuren vervaagd en de speelse details in de fresco’s niet langer zichtbaar.
Na een grondige renovatie van het dak, het schilderwerk en de tuin toont de villa zich weer in volle pracht. In de hal naar het atrium en de binnentuin, trekt een bont fresco van de god Priapus meteen de aandacht. Hij toont met een brede grijns zijn indrukwekkende fallus, terwijl hij die tegen een hoop muntstukken afweegt. Een visuele woordspeling tussen de woorden ‘penis’ en ‘pendere’, Latijn voor wegen, schrijft de Britse classica Mary Beard in haar historische reisgids Pompeï – het dagelijkse leven in een Romeinse stad. Enkele toeristen stoten elkaar grinnikend aan en gaan foto’s maken. Dat Priapus zoveel aandacht zou krijgen, was allicht helemaal de bedoeling van Aulus Vettius Restitutus en Aulus Vettius Conviva.
Vroeger werd vermoed dat het twee broers betrof. Maar tegenwoordig denken archeologen dat beide mannen vrijgelaten slaven waren, en dat hun gemeenschappelijke naam ‘Vettius’ naar hun vroegere meester verwijst. De twee werden rijk met de wijnhandel in Pompeï en dat wilden ze tonen, vertelt de Duitse archeoloog Gabriel Zuchtriegel (41), sinds twee jaar directeur van de archeologische vindplaats, tijdens een wandeling door het gerestaureerde huis. „De fallus was voor de Romeinen een symbool van weelde en voorspoed. Daarom vind je in Pompeï overal fallussymbolen, in huizen, tussen de straatstenen en bij de ingang van eetcafés.” Geluksbrengers dus, die in Zuid-Italië zelfs tweeduizend jaar later, zij het in licht aangepaste vorm, overleven. In het bijgelovige Napels kan je op zowat elke straathoek rode hoorntjes kopen, en daarmee ook de belofte van voorspoed en geluk.
Graffito
De antieke Romeinen associeerden een fallusafbeelding misschien niet per definitie met seks, maar de fresco’s van vrijende stelletjes in een kamer van het huis laten weinig aan de verbeelding over. Mogelijk werd de ruimte gebruikt door een prostituee, misschien de ‘Griekse vrouw met fijne manieren’, zoals ze wordt beschreven in een graffito, woorden die 2.000 jaar geleden werden gekrast in een muur, dicht bij de straat. Ook zulke verhalen maken het Huis van de Vettii zo bijzonder, vindt Zuchtriegel, die deze villa omschrijft als de Sixtijnse kapel van Pompeï. „Dit huis is niet alleen ontzettend rijk aan goed bewaarde decoraties, maar vertelt ons bovendien zeer veel over de maatschappelijke geschiedenis van de stad, van vrijgelaten slaven tot sekswerkers.”
Het atrium grenst aan de met zuilen omringde binnentuin, die ook in zijn oude glorie werd hersteld. „Voor het dak en het dakgebinte hebben we dezelfde materialen als in de Oudheid gebruikt: een houten afdekking bovenop de zuilen, afgewerkt met terracottadakpannen”, vertelt architecte Arianna Spinosa, die de restauratie van het huis overzag. Tijdens het werk stuitte haar team op sporen van een eerdere restauratie in het woonhuis dat in 1894 werd ontdekt. „Dat gebeurde soms met foute materialen, zoals gewapend beton, dat poreus wordt en daarom niet meer op archeologische sites wordt gebruikt”, zegt Spinosa. „Andere sporen van eerdere renovaties lieten we juist intact, zodat dit huis ook een stukje van de restauratiegeschiedenis van Pompeï vertelt.”
Zo is de binnentuin opnieuw aangelegd op basis van een foto uit 1901, volgens de toen heersende opvatting van hoe een tuin in de Oudheid er zou hebben uitgezien. En alsof een vulkaanuitbarsting en de tand des tijds nog niet genoeg schade hadden aangericht, doorkliefde tijdens de Tweede Wereldoorlog een bom een zijmuur van de binnentuin. Een met ‘1944’ gemerkte steen is een stille getuige van dit oorlogsleed.
Ommezwaai
De heropening begin januari is een succes. Toeristen dwalen haast plechtig rond door de kamers en de tuin. Een Finse vrouw stapt glunderend op directeur Zuchtriegel af en vertelt dat ze hem uit een documentaire herkent. „Ik geef Latijn op een middelbare school”, zegt ze in vlot Italiaans. „Direttore, wat is deze archeologische site ontzettend mooi opgeknapt, gefeliciteerd.”
Pompeï heeft een lange weg afgelegd sinds dramatische krantenkoppen als ‘Alweer een eeuwenoude muur ingestort’ of ‘Pompeï brokkelt verder af’. In juli 2013 sloeg Unesco alarm met een vernietigend rapport. De VN-organisatie voor wetenschap en cultuur hekelde onder meer waterlekken en een gebrek aan kanaaltjes om het regenwater af te voeren. Italië kreeg het dringende advies om het beheer van de unieke stad aan te pakken, anders werd Pompeï van de werelderfgoedlijst geschrapt.
Eén stuk van de site was nog niet gerenoveerd of een ander deel was alweer ingestort
Massimo Osanna oud-directeur Pompeï
Het ís dan ook een enorme uitdaging om een duizenden jaren oude stad, zonder daken of riolering, te conserveren, die ook nog eens jaarlijks door miljoenen toeristen wordt bezocht. Maar Pompeï leed vooral onder foute beleidskeuzes en een gebrek aan visie. De radicale ommezwaai kwam dankzij een noodfonds van 105 miljoen euro (70 procent Europees geld, de rest uit Rome) en de benoeming van een energieke universiteitsprofessor Grieks-Romeinse archeologie als directeur. Massimo Osanna (59) begon in 2014 nochtans met een bang hart aan die taak. „Onder collega’s gold de opvatting dat er in Pompeï niets meer te redden viel.” Toen hij er arriveerde, geloofde de archeoloog zijn ogen niet. „De oude muren begaven het, en de helft van de antieke stad – waar de mooiste huizen staan – was wegens instortingsgevaar gesloten voor het publiek.” Een plan van aanpak ontbrak en elk overzicht was zoek. „Eén stuk van de site was nog niet gerenoveerd of een ander deel was alweer ingestort.”
Maffia
In Italië wordt Osanna, een minzame hoogleraar met een donkerbruin sikje, gezien als de man van de omwenteling. Zelf vindt hij dat te veel eer: het ministerie van Cultuur zag de urgentie van de situatie en bood hem de ondersteuning die in Pompeï zo broodnodig was. „Het Europese geld had een deadline en moest ook efficiënt worden besteed.” Er kwam meer gespecialiseerd personeel en het was gedaan met de mentaliteit van ieder voor zich. Voortaan zouden architecten, ingenieurs en archeologen samenwerken, in nauw overleg.
„Er was niet één prioriteit, alles moest tegelijk gebeuren”, herinnert oud-directeur Osanna zich, die er heel wat slaap voor liet. Alsof het dringendste restauratiewerk nog niet voor genoeg stress zorgde, moest de directie ook nog de externe bedrijven die in Pompeï kwamen werken, scherp in de gaten houden. „Die vonden het soms doodnormaal om het bouwafval achter te laten op een nog niet gerestaureerde plek.”
Tot zijn verbijstering stelde Osanna ook vast dat het restauratie- en constructiewerk steeds belandde bij dezelfde drie, vier bedrijven. De streek rond Napels is zwaar geïnfiltreerd door misdaadorganisatie Camorra, zeker de bouwsector. Of dat ook voor Pompeï gold, kan de voormalige directeur niet zeggen, maar „de context is zeer complex.”
Het semi-monopolie werd doorbroken. Ondernemingen uit het hele land werden uitgenodigd om in Pompeï aan de slag te gaan en de anti-maffiacontroles, die in Italië op papier streng zijn, werden verder aangescherpt. „Eindelijk hing er weer enthousiasme in de lucht”, blikt Arianna Spinosa terug. De architecte werkt sinds acht jaar in Pompeï, wat volgens haar evenveel waard is als twintig jaar op een andere plek. „Restauratie is hier nooit saai, het kan altijd tot een nieuwe ontdekking leiden”, zegt ze met pretlichtjes in de ogen.
Snackbar
Een groot deel van de uitdaging om Pompeï te conserveren is dat ongeveer een derde van de 66 hectare grote stad nog niet is opgegraven. Bij hevige regenval absorbeert dat stadsdeel veel water, en dat zet druk op de ruïnes. Toen de restaurateurs enkele jaren geleden noodgedwongen gingen graven om die druk te verlichten, gaf Pompeï weer een nieuw stukje van zijn kostbare schatten prijs, zoals een prachtig lararium, een altaartje voor de huisgoden.
Eind december 2020 is tijdens opgravingen een merkwaardig intact, en in Pompejaans geel en rood beschilderd thermopolium onthuld. Was dat een ‘snackbar’ voor veeleer arme Romeinen die thuis geen keuken hadden? De Britse classica Mary Beard vraagt zich af of er in de poreuze terracotta potten in de togen niet eerder droge vruchten werden bewaard, en het dus eigenlijk een soort kruidenierszaak betrof. Historici en archeologen kibbelen verder, maar in zo’n thermopolium was in elk geval eten te koop. In de aardewerken potten vonden archeologen resten van varkens, geiten, slakken en vis.
Gabriel Zuchtriegel, die twee jaar geleden Massimo Osanna opvolgde als directeur, wil vooral verder op het ingeslagen pad, zodat Pompeï in de toekomst niet nogmaals zo’n duur renovatieproject nodig heeft. Dat blijft een uitdaging, op een site die enkel aan onderhoud jaarlijks al minstens tien miljoen euro kost.
Sinds kort produceren de eeuwenoude olijfbomen opnieuw olie; de eerste oogst is al achter de rug. „Zo kunnen we straks onze bezoekers een leuk souvenir meegeven”, besluit de directeur. „En aantonen dat deze bijzondere plek, haast 2.000 jaar later, nog altijd leeft.”
Lees ook dit artikel over de documentaire Pompeii Rising