Sportschool die overvraagt, krijgt niks

Economie en recht Een wanbetaler hoeft voor zijn jaarabonnement bij de sportschool toch niets te betalen, omdat in de algemene voorwaarden van de sportschool een ‘oneerlijk beding’ staat.


Illustratie Dewi van der Meulen

De zaak

Een klant van een sportschool nam een online jaarabonnement, maar betaalde het abonnementsgeld van 181,31 euro niet. Volgens een beding in de algemene voorwaarden mocht het bedrijf de overeenkomst in zo’n geval tussentijds beëindigen, terwijl de klant dan tóch het lidmaatschapsgeld over de hele periode moest voldoen.

De sportschool maakte van die mogelijkheid geen gebruik. Wel vorderde het bedrijf na afloop van het abonnementsjaar bij de kantonrechter het lidmaatschapsgeld plus rente en kosten.

De uitspraak: afgewezen

De klant erkende dat hij nog moest betalen. Toch wees de kantonrechter de vordering af. De rechter vond het beding van de sportschool oneerlijk omdat de consument kon worden verplicht de hele overeenkomst na te komen, zelfs als het bedrijf dat niet deed. Dat de sportschool geen gebruik had gemaakt van de oneerlijke voorwaarde, maakte niet uit. Het ging erom dat bij aanvang van de overeenkomst de balans tussen rechten en plichten ernstig door dat beding was verstoord. De klant hoefde het lidmaatschapsgeld niet te betalen.

Maar, vroeg de sportschool, kon de kantonrechter dan in elk geval de gewone wettelijke regels toepassen die gelden als een partij wanprestatie pleegt? Dan zou de sportschool recht hebben op een schadevergoeding. Maar ook die tweede vordering wees de kantonrechter af, op basis van Europese jurisprudentie. Heb je als bedrijf een oneerlijk beding in je algemene voorwaarden opgenomen, dan mag je dat beding niet inroepen en verspeel je óók de rechten die je volgens de wet zou hebben als je überhaupt niets had afgesproken.

Het commentaar

Een heel jaar kunnen sporten, niks hoeven betalen – dat gaat best ver. Toch ziet Charlotte Pavillon, hoogleraar privaatrecht aan de Rijksuniversiteit Groningen, veel van dit soort uitspraken voorbijkomen. Consumenten kunnen een mazzeltje hebben als bedrijven worden afgestraft vanwege oneerlijke bedingen in de algemene voorwaarden.

„Volgens het Europees consumentenrecht moet de rechter toetsen of de algemene voorwaarden van het bedrijf wel eerlijk zijn, ook als mensen er zelf niet mee komen. En het toetsmoment is de datum waarop de overeenkomst tot stand kwam.”

In dit geval had het bedrijf in het beding kennelijk zichzelf twee opties gegeven: de overeenkomst in stand laten met de mogelijkheid de klant via de rechter te dwingen tot betaling, én de overeenkomst tussentijds beëindigen en toch het volledige bedrag vorderen. „Dat het bedrijf die tweede, oneerlijke optie niet koos, is irrelevant. Het gaat om de vraag aan welk risico de klant van meet af aan is blootgesteld, helemaal los van hoe de zaak zich verder heeft ontwikkeld.”

Geen vangnet

En is eenmaal de conclusie dat het beding oneerlijk is, dan heeft het bedrijf ook geen recht op de normale wettelijke schadevergoeding, zo blijkt uit de uitspraak. Pavillon: „Anders heeft een bedrijf met een oneerlijk beding feitelijk niets te verliezen, want er is altijd het vangnet van de wet. De hoogste Europese rechter wil dat van de rechterlijke beslissing een preventieve en afschrikwekkende werking uitgaat. Daarom deelt hier de Nederlandse civiele rechter, dus de rechter die beslist in conflicten tussen burgers en bedrijven onderling, eigenlijk een soort straf uit. Met als doel het bedrijf te bewegen de voorwaarden aan te passen en anderen ervan te weerhouden zo’n beding op te nemen. Voor preventief toezicht hebben we eigenlijk de Autoriteit Consument en Markt – maar die heeft maar een beperkt aantal fte’s.”

Dat de consument dan spekkoper kan zijn, nemen het Europese Hof van Justitie en ook onze Hoge Raad daarbij voor lief. „Je ziet dat ook bij de informatieverplichtingen”, vertelt Pavillon. „Bedrijven moeten bij online verkoop bepaalde informatie geven over het product en de leveringsvoorwaarden. Voldoet het bedrijf daar niet aan, dan kan het zijn dat de consument minder, en soms zelfs niets hoeft te betalen én dat hij of zij het product mag houden. Terwijl in veel gevallen de consument niet eens wist dat er informatie ontbrak en daarvan geen enkel nadeel heeft ondervonden. Zo’n sanctie kan opportunisme opwekken bij de consument, maar ook bij claimclubs. De consument mag ‘gratis’ wanpresteren.”

Is dit vonnis eigenlijk een dertien-in-een-dozijnuitspraak? Pavillon: „De rechter kleurt keurig binnen de lijntjes van de jurisprudentie. Maar ik zou daarin wat meer aandacht willen voor het beginsel dat een sanctie ook evenredig moet zijn met het doel dat het evenwicht tussen rechten en plichten wordt hersteld. Dan zou de rechter bijvoorbeeld een wanbetaler van wie het abonnement wel is beëindigd, verder kunnen vrijstellen, maar een wanbetaler die het hele jaar is blijven sporten, veroordelen alles te betalen. Dat is iets minder afschrikwekkend voor het bedrijf, maar dan gaan wanbetalers niet zomaar vrijuit.”

„En wat ik mis: om ervoor te zorgen dat andere bedrijven er lering uit kunnen trekken, zou je in het vonnis willen lezen hoe het beding precies luidde, en wat daar mis mee was. Dat ontbreekt in deze zaak.”

Rechtbank Amsterdam, afdeling privaatrecht. Uitspraak kantonrechter E. Pennink. Datum uitspraak: 31 oktober 2022. ECLI:NL:RBAMS:2022:6240