Opinie | Jullie zijn smartphonejunkies

In tegenstelling tot bijna 98 procent van de Amerikanen onder de vijftig heb ik geen smartphone. Ik heb zelfs nog nooit een smartphone gehad. Ik heb nog nooit een Uber besteld, nooit ‘een pin gedropt’, nooit een tikkie verstuurd of gebruikgemaakt van Spotify of een datingapp, heb nooit in een groepschat gezeten en ben nooit jaloers geweest op iemand op Instagram (want ik heb nog nooit op Instagram gezeten). Vroeger schaamde ik me daar een beetje voor, of althans: er werd me schaamte aangepraat.

Lange tijd wilden mensen me niet geloven als ik zei dat ik geen smartphone heb, of wekte het een mengeling van gêne en minachting, alsof ze ineens beseften dat een vies luchtje dat ze al die tijd probeerden te negeren bij mij vandaan kwam. Maar de laatste twee jaar krijg ik andere reacties. Nu stilaan duidelijk wordt wat de tol is van het continu online zijn, begint de mens die offline is, onbereikbaar en losgekoppeld van alle netwerken, een onderwerp van fascinatie en zelfs afgunst te worden.

Ik moet bekennen dat ik inmiddels best trots ben op mijn status als telefoonmijder, zo’n dwarse weigeraar die ineens niet meer hopeloos achter, maar juist op de troepen vooruit blijkt te lopen.

Hoever vooruit is lastig te zeggen. Ik denk wel dat ik ontsnapt ben aan de ergste gevolgen van de smartphone: de verdwaasde, afwezige blik, de sociale atrofie, de gekromde rug en de lange horizontale plooien in de nek van de powerscroller.

iPad-baby

Ik durf te wedden dat mijn concentratievermogen beter is dan dat van veel andere mensen, te oordelen naar de aantallen die ik in de bioscoop om de paar minuten op hun telefoon zie kijken (ongeveer de helft) of zelfs de hele film door zie zitten scrollen (altijd wel een paar). Ik spreek je trouwens aan op zulk gedrag. Als je vaker dan één keer per uur op je telefoon kijkt, ben je voor mij een ‘iPad-baby’. Als je een door Spotify gegenereerde playlist afspeelt steek je voor mij ‘als een lui varken je snuit in de trog’.

Het heeft absoluut nadelen om geen smartphone te hebben. De zakken van al mijn jassen zitten vol servetten, bonnetjes en verscheurde facturen waarop ik plattegrondjes heb geschetst om me te helpen mijn weg te vinden. Ik ben eens een belangrijk sollicitatiegesprek misgelopen omdat ik op mijn inderhaast geschetste plattegrondje de namen van de straten verkeerd had ingevuld. Als mensen na een etentje zeggen: ‘Ik stuur wel een tikkie voor 37,50’ en ik geef ze in plaats daarvan twee briefjes van twintig, nemen ze het aan met een gezicht alsof ik ze een afgehakt oor geef. En ik zou liegen als ik zei dat ik niet af en toe weemoedig word bij de gedachte aan alle gein in groepschats die ik waarschijnlijk misloop.

En toch ben ik er nooit aan begonnen, al is het lastig te zeggen waarom eigenlijk precies. De gebruikelijke antitelefoontirades spreken mij niet zo aan. Dat kribbige ‘leg weg dat ding’ klinkt mij te veel als ‘ga van mijn gazon af!’ De automatische afkeer van dingen die nieuw zijn, is misschien niet de bron van alle kwaad, maar wel van alle saaiheid in de wereld.

En ook de veelgehoorde aansporing om ‘volledig in het moment te zijn’ lijkt me een misvatting. Als je zozeer opgaat in een Instagram Reel dat je het zebrapad op loopt terwijl het licht op rood staat en je op het nippertje voor de dood wordt behoed door de twee beschaafde claxonstoten waarmee buschauffeurs je laten weten dat het maar een haartje scheelde of je was herenigd met die lieve hond uit je kindertijd, dan leef je waarschijnlijk in het moment met een intensiteit die normaal alleen voor boeddhistische monniken is weggelegd. Het probleem is alleen dat je in het verkeerde moment leeft.

Vleermuisachtig sonarsysteem

Dat ik toch niet voor het gemak van een leven met smartphone gezwicht ben, komt waarschijnlijk doordat het me opvalt hoezeer mensen zijn veranderd sinds de pakweg tien jaar dat die dingen niet meer weg te denken zijn. Eerst keek ik mensen vol bewondering na als ze met de blik aan het scherm gekleefd tussen andere mensen doorliepen, blijkbaar geleid door een vleermuisachtig soort sonarsysteem. Toen begon ik, hetzij uit een vage asociale neiging (vaak genoeg) hetzij uit pure noodzaak (in een smal gangpad in de supermarkt), die mensen op de proef te stellen door recht op ze af te lopen om te zien of ze uitweken. Verrassend vaak deden ze dat niet, en als we tegen elkaar botsten gaven ze mij altijd de schuld.

Zo besefte ik uiteindelijk dat er geen sprake is van geraffineerde navigatie: ze hebben de verantwoordelijkheid voor hun lichamelijk omhulsel simpelweg uitbesteed aan de mensen om hen heen, net zoals veel mensen hun geheugen uitbesteden aan hun telefoon.

Mensen in het echt ontmoeten lijkt exponentieel veel moeilijker dan vroeger

Nu zeg je waarschijnlijk: nou ja, dat zijn maar voetgangers, ze rijden tenminste geen auto. Maar veel mensen zitten achter het stuur ook nog op hun telefoon. Automobilisten die voorrang geven op een kruising zie je onder het wachten vaak even snel een blik op hun scherm werpen. Bij het stoplicht zie ik voortdurend mensen die niet van hun telefoon opkijken als het op groen springt: ze trappen gewoon het gaspedaal in zodra de auto voor hen begint te rijden.

Minder gevaarlijk maar om de een of andere reden verontrustender zijn de mensen die ik ’s avonds laat in geparkeerde auto’s op hun telefoon zie zitten scrollen. Als ik opschrik van de plotse verschijning van zo’n van onderaf belicht, lichaamloos gezicht in een verder uitgestorven straat en ze aanstaar, kijken ze meestal boos en verontwaardigd terug, alsof ik hen lastigval, een afspraak schend waarvan ik niet wist dat ik die gemaakt had.

Ik probeer ze het voordeel van de twijfel te gunnen. Misschien is hun partner een lichte slaper, of hebben ze zes irritante koters die door het hele huis stuiteren. Maar ik zie dit nu zo vaak dat ik ze inmiddels beschouw als de belichaming van de hedendaagse vervreemding. Vijfentwintig jaar geleden had je Putnams indringende sociologische analyse van moderne eenzaamheid in zijn boek Bowling Alone – tegenwoordig is het ‘scrolling alone’.

Kromgebogen

Een telefoon is natuurlijk ook maar een medium dat tot op zekere hoogte niet verschilt van een laptop of een boek, en wie dat apparaat alleen maar verkettert gaat eraan voorbij dat je er oneindig veel mee kunt doen, ook een heleboel dingen die wel productief zijn. Misschien is die kerel die op de sportschool kromgebogen zit over zijn scherm wel bezig om de laatste onderzoeksresultaten over nieuwe kankerbehandelingen te lezen. Maar waarschijnlijk niet.

Toen ik op mijn sportschool eens meekeek over de schouder van de man op de crosstrainer voor me, zat hij te kletsen met een AI-chatbot in de vorm van een anime-schoolmeisje. Zij vertelde met een hoog en hees stemmetje dat er die dag in een winkel iemand probeerde voor te dringen en dat ze die persoon toen beleefd had gevraagd om achter aan te sluiten. „Heel goed, schat”, zei hij. „Ik ben trots dat je zo voor jezelf opkomt.”


Lees ook

‘Laat ouders in de vakantie maar eens nadenken of ze hun kind überhaupt een smartphone willen geven’

Danielle Batist (links) en Thekla Reuten.

Dat is ongeveer representatief voor wat ik mensen op hun telefoon zie doen: zichzelf vernederen met een levenloos surrogaat van het echte leven. Het is moedeloos makend, althans in de ogen van de telefoonloze naïeveling.

Hoe vaak heb ik vrienden niet een groepschat zien openen om met een zucht te beginnen aan het doornemen van een massa ongelezen berichten en het werktuiglijk uitdelen van hartjes en smileys: vriendschap als data-invoer, een baantje waar je niet voor betaald krijgt maar dat je ook niet kunt opzeggen.

Swipequotum

Zelf heb ik al een vriendin, maar een vriend laat me geregeld meekijken als hij op datingapps zit. Zoals de meeste mannen (ook ik) overschat hij zijn eigen knapheid en onderschat hij de knapheid van de vrouwen die daar langskomen. „Ach, laat ik haar maar een kans geven”, zegt hij, en swipet een vrouw naar rechts om wie in oude beschavingen oorlogen zouden zijn uitgebroken. Zolang deze vriend zijn dagelijkse swipequotum maar haalt is hij nog ‘in de markt’, denkt hij, en ‘meer kan hij niet doen’.

Maar we gaan allebei naar hetzelfde koffietentje, en daar zien we een paar keer per week een vrouw zitten die geknipt voor hem lijkt. Elke dag gaat hij daar zitten, leest zijn autofictieboekje, pakt zijn laptop en gaat wat zitten tikken aan zijn eigen autofictiemanuscriptje. En elke dag gaat zij daar zitten, leest haar autofictieboekje, pakt haar laptop en gaat wat zitten tikken aan wat volgens ons ook een autofictiemanuscriptje moet zijn. Soms zitten ze toevallig aan belendende tafeltjes, zo dicht bij elkaar dat hij volgens mij haar parfum moet kunnen ruiken. Dan probeer ik hem vanaf mijn tafeltje aan te sporen: een suggestieve frons, een subtiele heupstoot onder tafel.

Als ze weer weg is, ga ik naar hem toe en vraag waarom hij haar niet aangesproken heeft. Hij doet alsof ik heb geopperd dat hij eigenhandig zijn blinde darm moet verwijderen. „Ik kom haar misschien nog weleens tegen op de apps”, zegt hij over de vrouw die hij net voor de driehonderdste keer in het echt heeft gezien.

Mijn weigering om een smartphone te nemen, is ook een stilzwijgende erkenning dat ik er verslaafd aan zou kunnen worden

Ik kan het hem niet kwalijk nemen. Hij is zesendertig en heeft nooit anders dan via apps een date gehad. Mensen in het echt ontmoeten lijkt tegenwoordig exponentieel veel moeilijker dan het krap tien jaar geleden was. Cafés lijken vooral vol te zitten met afgebakende vriendengroepjes en mensen die zenuwachtig op hun appdate zitten te wachten. (Er is weinig zo deprimerend om te aanschouwen als de eerste ontmoeting van twee appgebruikers. „Taylor…? Hoi, Riley.” De ferme verkopershanddruk, de omhelzing met het bovenlijf voorover neigend vanuit voeten die zo ver mogelijk van elkaar vandaan staan, dat voortdurende door elkaar heen praten op die sollicitatietoon.)

Ik zie vaak mensen een café in komen, één drankje bestellen en een klein halfuur op hun telefoon scrollen om daarna weer te vertrekken. Misschien hebben ze een blauwtje gelopen. Of misschien hebben ze precies gedaan wat ze wilden. Maar ze zien er vaak teleurgesteld uit. Ik stel me voor dat ze iets anders beoogden: het toeval de kans wilden geven hen op de schouder te tikken en te zeggen: ‘Kijk eens, hier is de ontmoeting die jou gaat genezen.’

En als ik dat zo aanschouw, bekruipt me het gevoel dat er een enorme hoeveelheid sociale en seksuele energie aan de echte wereld is onttrokken. Waar is die energie in gaan zitten? In datacentra? Reactiepagina’s op internet? Veel critici zeggen dat de smartphone mensen narcistisch maakt, maar dat klopt volgens mij niet. Narcisten hebben andere mensen nodig. De emotionele lading van hun betrokkenheid, daar teren zij op.

Vorm van isolement

Wat de scrollende slaapwandelaar, de appende automobilist en de onrealistische datingappswiper gemeen hebben, is bijna het omgekeerde, dat meer lijkt op de eenzelvigheid van solipsisme: de overtuiging dat jij de enige mens bent die werkelijk bestaat en dat andere mensen in wezen niet echt zijn.

Maar solipsisme is een vorm van isolement. Wie daaraan gaat wennen, wordt een soort kluizenaar die nog wel normaal gedrag kan nabootsen, maar alleen echt op zijn gemak is als hij somber voor zich uit mompelend zijn internetfeeds zit door te nemen.

Ik weet dat mijn weigering om een smartphone te nemen ook een stilzwijgende erkenning inhoudt dat ik er net zo verslaafd aan zou kunnen worden als ieder ander.

Mijn vriendin gaf me laatst haar telefoon met de opdracht muziek op te zetten om bij te vrijen. Na een paar minuten keek ze waarom het zo lang duurde. Ik zat de Wikipediapagina over softijs te bekijken. Ik kan me niet herinneren dat ik die gelezen heb of hoe ik daarop uitgekomen was. Het is de plotse beschikbaarheid van die oneindige hoeveelheid informatie waardoor ik in trance raakte en gewoon begon te swipen en scrollen. Ik denk dat ik in de afgrond heb gestaard en erin getuimeld ben. Ik zal niet liegen: het voelde best lekker om op te geven.

Dit artikel is vertaald door Frank Lekens in samenwerking met 360 Magazine en verscheen eerder in The Atlantic.


Lees ook

Beleef deze dag opnieuw

Beleef deze dag opnieuw