Opinie | De hybride hamburger houdt ons een sprookje voor

Toch knap, hoe de commercie steeds weer allerlei nieuwigheden bij elkaar fantaseert waarvan ik niet eens wíst dat ik er behoefte aan had. In de Albert Heijn stuitte ik op de nieuwe productlijn: half vlees, half vega. Nou ja: driekwart rundvlees, één kwart suikerbietenvezel. Ook bij de melkpakken wachtte een nieuwkomer: ‘60 procent zuivel, 40 procent plantaardig.’ Zoals de benzine aan de pomp is gemengd met biobrandstoffen, zo is hier de koemelk gemengd met eiwitten uit tuinbonen.

Met beide verpakkingen stond ik een tijdje in mijn handen. Oké, maar waar kijken we hier nu eigenlijk naar? Dat vroeg mijn innerlijke talkshowhost zich af. Op het eerste gezicht was dit iets heel raars. Op het tweede gezicht was dit precies op maat gemaakt voor ons eigen huishouden.

Ons gezin behoort tot die grote groep van Nederlanders die wel inzien dat minder vlees nodig is, en toch niet verder komen dan een halfbakken flexitariërschap. Meerdere dagen per week vegetarisch of vleesvervangers, en de dagen dat we vlees eten, halen we dat bij een slager die zich bekeerd heeft tot het Limburgse kloostervarken. De betreffende boerderij is zelfs ooit bekroond door Stichting Wakker Dier. Zo sta ik dan aan de barbecue de Livar-burgers om te keren met een voldoening waarnaast het schuldgevoel te licht is om het roer om te gooien.

Hybride producten bestonden al langer, maar nu zowel Lidl als Albert Heijn ze omarmen, maken ze de sprong van niche naar ‘gewoon’. Havermelk vind je bij hippe koffiebars. Het tuinbonen-mengsel dat ik tegenkwam, moet de duurzame keuze van elite naar volk brengen. ‘Net zo lekker, maar net een beetje plantaardiger!’ Ook op het bord krijgt het milde midden het poldercompromis dat het verdient.

Maar waar kíjken we hier naar? Weer die stem, bij het uitpakken van de boodschappentas. Ik plaatste mijn nieuwe hybrides op het aanrecht en concentreerde me op de maatschappelijke, ecologische, psychologische en politieke krachten die tot deze producten hadden geleid.

Walgende consument

Allereerst zijn er de beleidsdoelstellingen van de sector zelf. Vorig jaar beloofden alle grote supermarkten in 2030 60 procent plantaardige eiwitten te verkopen. Dit jaar zou de 50 procent behaald moeten worden, maar vorig jaar stagneerde het bij 44 procent. De supermarkten leerden van de insectenburgers. Nature publiceerde vorige week een internationaal onderzoek met als strekking: leuk geprobeerd, die krekels tot hamburgers vermalen, en rationeel gezien is het ook de beste oplossing – lagere milieu-impact, goede proteïnen, weinig vet – maar bij de consument wint de walging het van het verstand.

Je ziet het op haast elk terrein waar ons grotere veranderingen staan te wachten. Innovatieve geesten richten zich op wilde, baanbrekende vondsten, maar staan niet stil bij het verlies.

Dus wat zíen we hier op mijn aanrecht? De belofte dat een transitie mogelijk is zonder die pijn. Blijf doen wat je deed, terwijl wij achter de schermen wat bijmengen en wat knutselen, met zo min mogelijk overlast.

De hybrideburger is de vape-sigaret van de vleesindustrie. In theorie kun je er een verslaving mee afbouwen. De praktijk kennen ze bij het Trimbos-instituut: de vervangers leiden juist vaker tot „terugval of het gebruik van e-sigaretten in combinatie met het roken van tabakssigaretten”.

Op dezelfde manier is het zeer de vraag of de hybride auto wel een opsteker is voor de energietransitie. Drie jaar geleden werden er voor het eerst meer hybrides dan benzine-auto’s verkocht. Intussen stort de verkoop van volledig elektrische auto’s totaal in (wegens het wegvallen van subsidie, de slechte laadinfrastructuur en Elon Musk).

Pijn vermijden als doel

De plug-in-hybrids rekken het fossiele tijdperk eindeloos uit, terwijl de fabrikanten wel netjes hun CO2-doelstellingen blijven halen. Roken, barbecueën, racen met de vlam in de pijp, we kunnen het gewoon blijven doen. Verandering kan zonder afscheid en pijn. Ook voor het stikstofprobleem vinden we steeds weer zo’n overgangsvorm, met uitstel. Erken liever dat het verlies pijnlijk is. Geef de stoppende boeren goede begeleiding.

Het hybride denken zit in ‘semipermanente’ woonunits voor asielzoekers, in ‘pop-up’-woningen, in ‘bijstook van biomassa’, en andere ‘ad interim’-oplossingen. Pijn vermijden: dat is het doel van alle beleids- en marketingretoriek. Die verkoopt diepgaande veranderingen als een soepel parcours in plaats van een hobbelig traject.

Wat gaat Albert Heijn doen? Het percentage vlees en melk steeds ietsjes verder terugschroeven? Alsof je stapje voor stapje aan boord kunt springen van een schip dat al los is van de kade. Stel dat de tuinbonen- en bietenvezelproducten massaal worden omarmd, dan doet dat onderaan de streep vast iets voor de CO2-uitstoot, maar het systeem van de bio-industrie blijft evengoed intact. Terwijl het beleidsdoel van 60 procent planteneiwit netjes in zicht komt.

Overigens smaakt de hybrideburger redelijk. Hij bakt best crunchy, is daaronder ook goed sappig. Maar de kinderen noemden het een ‘magnetronburger’. Bij ons volwassenen riepen ze jeugdherinneringen op aan vacuüm verpakte burgers. Te zout, te bewerkt. Je proeft simpelweg het gat van 10 procent tussen de 67 procent rundvlees en de 23 procent suikerbiet, en de processen nodig waren voor hun fusie. Maar wij zijn dan ook verwend door die burgers van biggen die zijn vertroeteld in Limburgse abdijtuinen.

De ‘halfvolle zuiveldrink’ had een wat planterige nasmaak, maar precies toen ik er cappuccino mee had gemaakt, kreeg ik een telefoontje en dronk ik hem op zonder te merken dat er iets anders was.

Dat is precies de bedoeling, en ook precies het probleem van een industrie die, misschien wel beter dan ikzelf, begrijpt wat ik wil: vooruitgang zonder afscheid.