Opinie | Roep hulporganisatie GHF ter verantwoording

Al weken is er verwarring en verontwaardiging over het doodschieten van ongewapende burgers bij de distributiepunten van de nieuw opgerichte hulporganisatie Gaza Humanitarian Foundation (GHF). Vorige week stelde de Israëlische krant Haaretz op basis van gesprekken met Israëlische militairen dat deze burgers doelbewust door het Israëlische leger zijn aangevallen. Dit is een schokkende onthulling en moet niet alleen het Israëlische leger maar ook de GHF in ernstige verlegenheid brengen.

Het heeft er alle schijn van dat het optreden van de GHF, een door de Verenigde Staten en Israël gefinancierde organisatie, de humanitaire crisis in Gaza nog verder heeft doen ontsporen. De GHF lijkt een middel dat erger is dan de kwaal. Het optreden van deze organisatie in Gaza verdient dan ook onze uitdrukkelijke aandacht.

De VN schatten onlangs dat meer dan vierhonderd Palestijnen door het Israëlische leger zijn doodgeschoten terwijl zij bij de GHF in de rij stonden te wachten op een hulppakket. Het beschieten van ongewapende burgers is een oorlogsmisdaad, en kan onder omstandigheden ook als een misdrijf tegen de menselijkheid of zelfs als genocide worden gekwalificeerd. Als medewerkers van GHF weten dat er op burgers zal worden geschoten of als zij weten dat er een aanzienlijke kans is dat dat zal gebeuren, kan hun deelname aan de distributie van hulpgoederen door de GHF hen medeplichtig maken aan internationale misdrijven.

Schokkende publicatie

Humanitaire organisaties volgen het principe van do-no-harm: hun hulp mag mensen geen schade berokkenen. De GHF lijkt zich hier weinig van aan te trekken. Het doodschieten van burgers bij distributiecentra zou voor iedere zichzelf respecterende organisatie aanleiding zijn om alle hulpverlening stop te zetten, zeker na de reeks van moordpartijen die we de afgelopen weken hebben gezien. Het mag dan ook geen verbazing wekken dat 170 hulporganisaties, alle actief in Gaza, onlangs hebben opgeroepen een einde te maken aan de voedseldistributies door de GHF. De beslissing van de organisatie om haar activiteiten desondanks voor te zetten, in nauwe samenwerking met het Israëlische leger, kan de organisatie en haar medewerkers in juridisch gevaarlijk vaarwater brengen, medeplichtig als ze mogelijk zijn aan die moordpartijen.

Na de schokkende publicatie van Haaretz liet de GHF in een verklaring weten niet op de hoogte te zijn van incidenten bij de voedseldistributiecentra, een verklaring die iedere geloofwaardigheid tart. De VN zijn namelijk niet de enige organisatie die over de dodelijke schietpartijen hebben gerapporteerd, het is al weken wereldnieuws. In het nauw gedreven door de publicatie van Haaretz, riep de GHF het Israëlische leger op onderzoek te doen naar het laatste incident, waarop het Israëlische leger na twee dagen liet weten dat het van het incident had geleerd en dat de conclusies van het onderzoek met de troepen zouden worden gedeeld. De knecht vraagt aan zijn slager om het eigen vlees te keuren.

Geen genoegen

Er zijn verschillende manieren waarop medewerkers van de GHF ter verantwoording kunnen worden geroepen. Dit kan via het Internationaal Strafhof dat individuele oorlogsmisdadigers vervolgt. Het kan ook via nationale rechtbanken op basis van het beginsel van universele jurisdictie. Staten zoals Nederland, die partij zijn bij het Verdragen van Genève, zijn verplicht om naar vermeende daders in hun eigen land te zoeken en hen óf zelf te vervolgen, óf uit te leveren op verzoek van een andere staat. Dit betekent dat de medewerkers van de GHF ook door een rechtbank in de Verenigde Staten of elders kunnen worden berecht.

De internationale gemeenschap, waaronder Nederland, mag geen genoegen nemen met de pogingen van de GHF om de handen in onschuld te wassen. Er is dringend behoefte aan onafhankelijk onderzoek naar de moordpartijen bij de distributiecentra van de GHF en de rol die deze organisatie daarbij gespeeld heeft. Het is zeker niet uitgesloten dat de organisatie of haar medewerkers als medeplichtig moeten worden aangemerkt.