Ontbindende lijken

Gemma Venhuizen

‘Het is een hij én een zij”, verkondigde een meisje met een Spiderman-muts. Haar vriendinnetje, ook een jaar of acht, kneep haar neus dicht en schudde nee: „Hij heet toch piemelplant…’ Gegiechel. De eerste, serieus: „Maar ook met een piemel kun je een meisje zijn. Als je je zo voelt.”

We stonden in de tropische kas van de Hortus Botanicus in Leiden – opa’s en oma’s met kleinkinderen, toeristen, omwonenden. Er hing een feestelijke sfeer; voor het derde jaar op rij stond een van de drie soorten reuzenaronskelken in de kas in bloei. Reuzenpenisplanten, in de volksmond, vanwege de kloeke, omhooggerichte kolf. Bloeien doen ze zelden.

Zelfs het statige borstbeeld van de zestiende-eeuwse botanicus Carolus Clusius, bij de ingang, had voor de gelegenheid een bordje om met Amorphophallus gigas en een pijl eronder. Vormeloze, reusachtige fallus rechtsaf. „Eenmaal in de kas ga je gewoon je neus achterna”, tipte een medewerker.

Binnen bleken er twee metershoge gigas-exemplaren te staan – de één al in bloei, de andere bijna, beide met een imposante geelwitte kolf, omgeven door een kelkvormig blad. Rondom probeerden bezoekers de geur te duiden: „Rottend vlees.” „Vislucht.” „Braaksel.” „Ontbindende lijken.” „De muffe zolder bij mijn ouders.”

Vorig jaar had de állergrootste penisplantensoort zich al in vol ornaat vertoond, de Amorphophallus titanum of ‘lijkbloem’. „Qua formaat doet de gigas onder voor zijn soortgenoot, maar qua stank zeker niet”, verzekerde Hortus-medewerker Rogier ons. De geur kwam in golven. Wie zich vanaf de speciaal gebouwde verhoging over de kelk boog, had een extra intense snuifervaring.

De lijkenlucht bleek afkomstig van de minuscule vrouwelijke bloemen onder in de kelk, om aasvliegen aan te trekken. Zelfs de temperatuur van de kolf, zo’n 30 graden Celsius, moest de illusie wekken van rottend vlees. „Straks sluiten deze bloemen zich en gaan de geurloze mannelijke bloemen open”, zei Rogier. „Die zitten er vlak boven.” Het meisje met de Spiderman-muts had een triomfantelijke ‘zie je wel’-blik.

„Een vertrekkende vlieg strijkt langs dat mannelijke stuifmeel en kan dan de bloemen van een andere aronskelk bestuiven”, vervolgde Rogier. „Zo gebeurt dat in het wild, op Sumatra.” Hij wees op de tweede plant. „Als die straks bloeit, kunnen we ’m bestuiven met stuifmeel van nummer één.”

Nummer één zelf had pech: omdat er nooit eerder een gigas in Nederland had gebloeid, was er nog geen stuifmeel voorhanden. In plaats daarvan stond Rogier nu samen met reuzenaronskelkexpert Rudmer met een reageerbuisje vol titanum-stuifmeel bij de bloeiende gigas, om die met de hand te bestuiven en te zien of er een hybride kan ontstaan.

„Wat is hij aan het doen?” vroeg een man, terwijl Rogier zijn met stuifmeel besprenkelde vingertop in de kelk stak. „Aan het seksen”, zei een vrouw op eerbiedige fluistertoon.

Later zag ik een Clitoria-plant en een tepelcactus. De genderneutrale botanie heeft nog een lange weg te gaan.

Gemma Venhuizen is biologieredacteur en schrijft elke woensdag een column op deze plek.