Ozzy Osbourne, Prins der Duisternis, houdt het langer vol dan gedacht, maar aan zijn carrière komt nu echt een eind

Die negen levens van een kat, Ozzy Osbourne lacht erom. Niemand verbaast zich er méér over dat hij nog leeft dan hijzelf. De Prins der Duisternis, frontman van Black Sabbath en mede-uitvinder van heavy metal leek rond de eeuwwisseling al weinig meer waard, toen hij mompelend door realityshow The Osbournes schuifelde – „Shaaarooon! Fookin’ hell”. Hij had het tegen die tijd al verdomd lang volgehouden, vond hijzelf. Een BBC-journalist vroeg hem, vlak voor het (toen ook al) allerlaatste Black Sabbath-concert in 2017 of hij zich onsterfelijk voelde. „Nee!”, antwoordde hij resoluut. „Dat ik nog leef is puur geluk!”

De nu 76-jarige Brit bleef het volhouden. Er kwam in 2013 nog een Black Sabbath-album (13), hij maakte een plank vol soloplaten en ging op afscheidstour met de briljante naam No More Tours 2. Zolang het nog ging, ging het nog.

Tot zijn crazy train begon te sputteren. Die tour kon hij niet afmaken. Eerst de coronacrisis, en vervolgens omdat hij bij een ongeluk met een quad in zijn achtertuin zijn nekwervels had beschadigd, wat na talloze operaties en stamcelbehandelingen niet goedkwam. Vooral omdat hij nóg eens was gevallen, op z’n Ozzy’s: hij dook in het donker niet op maar náást zijn bed en landde plat op zijn gezicht. De metalen platen die aan weerszijden van zijn ruggenwervel waren geplaatst na het quadongeluk, waren losgekomen met botsplinters en laesies tot gevolg. Bovendien bleek hij niet, zoals Ozzy zelf dacht, nog altijd last te hebben van een buitengewoon zware kater, maar van Parkinson. Het is inmiddels zo zwaar, zei hij onlangs in The Guardian, dat hij regelmatig bij het naar bed gaan, hoopt niet meer wakker te worden.

Maar zijn vrouw Sharon bedacht iets om voor wakker te worden: een waardig afscheidsconcert, Back to the Beginning, in het Aston Villa-stadion in zijn geboortestad Birmingham. Hij staat er met solowerk én de originele line-up van Black Sabbath, voor het eerst in twintig jaar, en voor het laatst. En om ze uit te zwaaien is er een ‘voorprogramma’ met onder meer Metallica, Slayer, Tool, Guns n’ Roses, Pantera en Judas Priest. Allemaal acts die zelf arena’s of stadions kunnen vullen, maar die niet zouden bestaan zonder Ozzy en Sabbath, en dus graag onder hem op de poster staan. Het is alsof ze hem de voorlaatste eer bewijzen. Een metal-herdenking met de gastheer nog in leven.

Loodgieter

Die gastheer komt van ver. John Michael ‘Ozzy’ Osbourne, geboren op 3 december 1948, was een nerveus, hypochondrisch kind. Zo’n kind dat niet op de randen tussen de tegels durfde te staan, omdat z’n moeder dan dood zou gaan. In het kleine huis in Aston, Birmingham, waar hij met zijn ouders, drie oudere zussen en twee jongere broers opgroeide, ontbrak altijd iets. Riolering bijvoorbeeld, en warm water. Vaak ook een voedzame maaltijd. Voor schoenen was geen geld, en ook niet voor wc-papier. De Osbournes veegden af met stukjes krant.

Ozzy dacht zijn geld te gaan verdienen in een fabriek, want op school bakte hij er niets van en zijn eerste baantjes – slager, loodgieter, tester van autotoeters (echt waar) – kon hij niet langer dan een paar weken vasthouden. Hij bleek beter in de clown uithangen, vechten en stelen, en zat nog voor zijn achttiende een paar weken achter de tralies. „Ik voelde me een geboren loser”, schreef hij in zijn autobiografie I Am Ozzy (2009). En later: „Veel kids belandden in de criminaliteit. Ik ook, maar ik was er gewoon niet zo goed in.”

Muziek bood een uitweg. Met buurtgenoten Tony Iommi, Bill Ward en Geezer Butler vormde hij de Polka Tulk Blues Band, later omgedoopt naar een obscure Italiaanse horrorfilm uit 1963: Black Sabbath. In februari 1970 kwam hun titelloze debuut uit, op vrijdag de dertiende. Hun looiige, slepende heavy sound kreeg een duistere horrorsaus dankzij de occulte teksten met de neusfluitstem van Osbourne. Het album Black Sabbath verkocht dat jaar meteen een miljoen exemplaren. En die duistere sound, gebouwd op de unieke riffs van Iommi, die een paar vingerkootjes miste, werd een blauwdruk voor alle heavy metal die erna kwam.


Lees ook

Black Sabbath-gitarist Tony Iommi: ‘Eenvoud is de oorsprong van alles’

Tony Iommi en Ozzy Osbourne van Black Sabbath in Londen, 1978.

Binnen zeven maanden volgde Paranoid, en elk jaar daarna een nieuw album met telkens groter succes. Parallel daaraan stapelden de verdovende middelen zich op. Osbourne dronk zo onwaarschijnlijk veel, dat alleen coke hem bij bewustzijn hield. En vervolgens kwam de speed. En hoestdrank. Lsd. Quaaludes. Lijm. Rohypnol. Als je er high van kon worden, propte hij het in z’n neus. Het verpestte zijn huwelijk met Thelma Riley, met wie hij twee kinderen kreeg, Jessica en Louis. Hun geboortes kan hij zich niet herinneren.

Hij maakte zichzelf ook onmogelijk in Black Sabbath, dat hem in 1979 de laan uit stuurde. „Ik vond Black Sabbath veel te serieus”, zei hij later. „Ik ben geen serieuze zanger, ik ben een frontman die het publiek wil vermaken.” Maar de breuk raakte hem, en hij sloot zichzelf op in een waas van drank en coke. Tot hij uit zijn misère werd getrokken door de dochter van Sabbath-manager Don Arden, Sharon. Zij moedigde hem aan om zijn eigen band op te richten. In 1981 bracht hij soloplaat Blizzard of Ozz uit, met veel zorgelozere heavy metal dan de doem van Black Sabbath, en met een frontman die het publiek vermaakte.

Ozzy Osbourne bij een optreden in 2022.

Foto David Davies/PA Wire/Sports Inc

Duiven

Zijn gedrag was niet enkel nog problematisch, het werd ook goeie reclame. Zo had Sharon bedacht dat Osbourne bij een bijeenkomst over een Amerikaans platencontract twee duiven zou loslaten, als vredesteken. Osbourne verveelt zich, en trekt een van de dieren tevoorschijn. „Oh schattig!”, zegt de vrouw naast hem nog, voordat hij als een wilde de kop van de duif afbijt en in haar schoot spuugt. Een van de mannen in pak gaat over zijn nek, de vrouw raakt in totale paniek. Sharon was pragmatisch: „Hier gaat de pers van smullen.”

Het meest infameuze moment in Osbournes carrière vond plaats in 1981, als iemand tijdens de Diary of a Madman-tour in Des Moines een vleermuis het podium op gooit. Rubber, denkt Osbourne, als hij zijn tanden erin zet en de kop eraf rukt. Geen rubber, het bloed loopt hem over de kin. De rest van de tour krijgt hij in elke stad waar hij komt een injectie tegen hondsdolheid. Voor de fans kon de maniakale ‘Prince of Darkness’ niet meer stuk. En ook niet voor Sharon, ze trouwen snel en krijgen drie kinderen: Aimee, Kelly en Jack.

Na de dood van gitarist Randy Rhoads in een bizar vliegtuigongeluk, waarbij de tourbus waarin Osbourne lag te slapen zelfs werd geraakt, belandde hij in een afkickkliniek. Daar werd het hem duidelijk hoeveel problemen hij naast zijn verslavingen had. Een minderwaardigheidscomplex, vertrouwensproblemen, obsessief-compulsieve stoornis, ADHD. Zijn oplossing: nog meer verdoven.

In de lift poepen

De verhalen over zijn uitspattingen worden steeds wilder. Tijdens een beruchte tour met Mötley Crüe zou Ozzy in een hotel een lijntje mieren hebben opgesnoven (vereeuwigd in de film The Dirt), om eerst zijn eigen pis van de grond te likken en vervolgens in de lift poepen. Hij gooide graag tv’s uit hotelramen, hij vermoordde in een trip al zijn zeventien katten, hij surfte op het dak van een kabelbaan, en werd stomdronken uit concentratiekamp Dachau gegooid.

Zijn gedrag werd steeds treuriger. Hij begon in zijn broek te poepen, plaste in bed, en hij gedroeg zich als een eikel tegen zijn kinderen. Niets kon hem van zijn verslavingen afhelpen, tot hij in 1989 in een cel wakker werd omdat hij had geprobeerd Sharon te wurgen, en hij verplicht moest afkicken.

Hij vond toch nog een nieuw publiek toen MTV een reallife soap rond zijn gezin startte: The Osbournes, die liep van 2002 tot 2005. Het bracht de zanger nieuwe, ongekende roem, ook al was hij bij dat jonge publiek vooral bekend als stamelende, trillende metal-opa. En ook al was hij muzikaal niet zo sterk meer, met z’n laatste soloplaat won hij nog twee Grammy’s.

Maar nu komt er toch struikelend een einde aan de moeilijk te overschatten, invloedrijke carrière van Ozzy Osbourne, met een knallend afscheid. Als hij het haalt. In de aanloop naar het concert wordt vijftien keer per dag zijn bloed gecheckt, en is er constante hartmonitoring. „Ik bereid me voor op het ergste, en hoop op het beste”, zei Maynard James Keenan van Tool. Misschien, zo speculeren fans, wordt het wel zijn dood. Zou erg Ozzy zijn: shockerend, theatraal, morbide en rock ’n roll. Maar gezien hij tegen alle natuurwetten in überhaupt zo ver is gekomen, kan hij ook gewoon honderd worden. En áls het misgaat met hem, sterft hij dan echt? Op zijn laatste album zong hij: „Bury me down below, but I’ll never die ’cause I’m immortal!”