Stel je een hypermoderne stad voor: de gevels van gebouwen veranderen van kleur met het licht, schermen volgen je blik, slimme lenzen projecteren je agenda. Alles is op jou afgestemd, want aandacht is geld. Maar dan zie je plots, in je ooghoek, iets onverwachts: een boom. Geen idee wat voor een. Je lenzen geven geen info, er zit geen tag op de boom. Even later schuift een schaduw over je heen, maar die is alweer verdwenen voor je het doorhebt. Je hoorde ook niets, want je noise cancelling stond aan en je was in ‘werkmodus’. De wind, vogels, het geritsel van bladeren: allemaal weggefilterd.
Misschien merk je het niet eens, maar je bent blind geworden. Niet voor kleur of vorm, maar voor de natuur. Je neemt haar nog wel waar, maar je ziet haar niet echt. Ze is decor geworden. Kortom: je bent natuurblind. En niemand merkt het, want iedereen is het.
Klinkt dit als een Black Mirror-aflevering? Zeker. Maar hoe ver ligt het af van de wereld waarin we nu al leven? Hoeveel zien, horen en voelen we nog werkelijk van wat er om ons heen allemaal leeft, beweegt en groeit? Natuurblindheid is geen toekomstig spookbeeld, maar een sluimerende realiteit waarin we allang zijn beland.
Zo vreemd is dat misschien niet. Nederlanders brengen gemiddeld 90 procent van hun tijd in binnenruimtes door, waarvan 70 procent in de eigen woning. En áls we dan naar buiten gaan, is dat zelden in natuurrijke omgevingen. Volgens een rapport van Natuur & Milieu uit 2024 is de verstening in de dertig grootste gemeenten de afgelopen vijf jaar fors toegenomen. In veel stadswijken is het aantal vierkante meter groen per bewoner inmiddels uiterst beperkt.
Mentale vervreemding
Maar de vervreemding van de natuur is niet alleen ruimtelijk, ze is ook mentaal. Internationaal onderzoek naar ‘natuurverbondenheid’ laat zien dat welvarende, sterk verstedelijkte landen – met hoge consumptie en veel technologie – doorgaans laag scoren. Ook Nederland hoort daarbij.
En die verwijdering begint al vroeg. Uit een studie in opdracht van IVN Natuureducatie blijkt dat veel basisschoolkinderen (uit groep 7 en 8) zich slechts beperkt verbonden voelen met de natuur. Slechts 45 procent voelt een sterke band, terwijl bijna een kwart zich nauwelijks verbonden voelt. Hun natuurbeeld is bovendien smal: natuur staat voor bloemen en dieren, maar niet voor een woeste zee – die wordt door 42 procent niet of nauwelijks als natuur herkend.
Dat patroon zet zich voort bij jongeren. In tegenstelling tot oudere generaties herkennen zij steeds minder veelvoorkomende soorten, zo blijkt uit onderzoek van Natuurmonumenten. Wat ouderen nog benoemen als ‘merel’, heet nu simpelweg ‘een vogel’. En wat vroeger bekendstond als ‘fluitenkruid’ – een tenger, wit bloemetje dat liefkozend ‘Hollands kant’ werd genoemd – wordt vandaag vaak afgedaan als ‘onkruid’.
Zo bouwen we, onbewust, een muur tussen onszelf en de levende wereld. Een technologische cocon van schermen, schema’s en algoritmes, waarbinnen de natuur nog slechts als achtergrondruis fungeert of als spektakel in een natuurdocumentaire.
In de ochtend- en avondschemering krijgt het bestaan van gierzwaluwen een bijna mythische dimensie
Elk wezen leeft in een eigen zintuiglijke bubbel. Voor een hond is geur leidend, voor een vleermuis echo’s. De Duitse bioloog Jakob von Uexküll introduceerde hiervoor ooit het begrip Umwelt: de zintuiglijke leefwereld van een organisme, die dus voor elk organisme anders is en mede afhangt van zijn dominante zintuig(en). Om dat te verduidelijken gebruikte hij de metafoor van een huis met uitzicht op een weelderige tuin. Elk raam toont een ander zintuiglijk perspectief: geur, kleur, geluid. Maar nooit zie je het geheel.
Ook wij leven in een zintuiglijke bubbel, met één verschil: dankzij verbeelding en wetenschap kunnen we een idee vormen van die van anderen. Zo ontdekten we dat bomen via schimmeldraden communiceren, en dat walvissen liederen delen over enorme afstanden.
En toch voltrekt zich, dwars door al die inzichten heen, dus een omgekeerde ontwikkeling: onze Umwelt verschraalt juist. Niet alleen omdat de natuur steeds meer uit ons leven verdwijnt, maar ook door afleiding, schermen, gebrek aan aandacht en kennis. Dat ondermijnt niet alleen onze mentale gezondheid – sommige wetenschappers spreken zelfs van een ‘natuurtekortsyndroom’ – maar ook ons vermogen te voelen dat we ergens deel van uitmaken. Zo verliezen we méér dan alleen contact. We verliezen betekenis, verwondering en het besef verbonden te zijn met een wereld groter dan wijzelf.
Hoe genezen we van onze natuurblindheid? Wat is het tegengif? Een simpel antwoord bestaat niet. Natuurblindheid is geen individuele aandoening, maar een systeemziekte, diepgeworteld in hoe we de wereld zien en vormgeven.
De remedie ligt dus op meerdere niveaus: in beleid, in educatie, en in collectieve verbeelding. Maar er zijn geen quick fixes. We kunnen ons ook niet verschuilen achter de vertrouwde reflex ‘we moeten het de kinderen leren’. Daarvoor is het probleem te urgent. De genezing moet bij ons volwassenen beginnen. Als wij opnieuw leren kijken, kunnen we iets van waarde doorgeven.
Jedi-ridders
Gelukkig kun je, zo heb ik gemerkt, vandaag al beginnen. De wereld maakt het je misschien niet gemakkelijk, maar bevrijding begint altijd van binnenuit. Terwijl ik dit schrijf, vliegen er gierzwaluwen door de lucht. Vanuit mijn zolderraam volg ik hun acrobatische toeren. Als Jedi-ridders in hun ruimteschepen scheren ze behendig door het kleinschalige berglandschap dat de daken van mijn dorp voor hen vormen. Ze doen bijna alles vliegend: eten, paren en zelfs slapen.
In de ochtend- en avondschemering krijgt hun bestaan een bijna mythische dimensie. Dan stijgen ze op tot grote hoogte – soms wel tot tweeënhalf of drie kilometer – om zich daar in het vochtige, heiige deel van de atmosfeer te begeven. Onderzoekers vermoeden dat ze daar, waar ze worden blootgesteld aan windstromen die niet door het landschap daaronder worden beïnvloed, informatie verzamelen om de koers van grootschalige weersystemen te kunnen lezen. Ze voorspellen dus het weer.
Sinds ik dat weet, is mijn Umwelt veranderd. Alleen al het opmerken van de aanwezigheid van de zwaluwen verrijkte mijn blik. En toen ik ze niet langer zag als vluchtige silhouetten, maar als wezens met een geheel eigen, luchtgebonden wereld die zich een deel van de dag vlak boven mij voltrekt, begon ook mijn eigen waarneming te kantelen. Mijn dorp is sindsdien geen verzameling huizen, maar een gelaagd landschap vol luchtwegen, voedselbanen en nesten. Dat is de schoonheid van het leren over de meer-dan-menselijke wereld: je eigen wereld wordt er groter door.
Lees ook
Soms ligt die depressie ook aan de buurt
