Doe iets! Waar een crisis-gevoel heerst bloeit het pamfletboek

Geen enkel ander Europees land kent zoveel talkshowtafels als Nederland. Tenminste, dat beweerde cultuurhistoricus Herman Pleij ooit in 2020 bij Op 1. „Heel veel mensen, hebben heel veel meningen, over heel veel onderwerpen. En willen dat luidruchtig naar buiten brengen.”

Of het cijfermatig ook echt klopt, is niet helemaal zeker, maar ik ben vast niet de enige die de Nederlandse cultuur ervaart als eentje waar de handel in bondige meningen een groot goed is. Soms lijkt het alsof er elke dag weer een talkshow bij komt, waarna het debat losbarst of ‘rechts’ of ‘links’ domineert in het medialandschap. Op zichzelf is een rijke debatcultuur een belangrijke voorwaarde voor een gezonde democratie. Al ben ik ook van mening dat luidruchtige meningen niet per se garant staan voor de kwaliteit van het publieke debat.

Ik moest eraan denken toen ik nadacht over de opmars van het ‘pamflet’-boek. Ze zijn niet aan te slepen: behapbare boeken van schrijvers die een actueel probleem aankaarten en daarover een duidelijke mening ventileren. Denk aan de boeken van Roxane van Iperen Eigen planeet eerst. Waarom onze democratie geen antwoord geeft op het grootste vraagstuk van onze tijd, dat voorafgegaan werd door Eigen welzijn eerst. Hoe de middenklasse haar liberale waarden verloor. Sander Schimmelpenninck schreef zowel De domheid regeert. Hoe opzettelijke onwetendheid een politieke strategie werd als Sander en de brug. Vijf voorstellen voor een eerlijker Nederland. Van Eva Rovers verscheen Nu is het aan ons. Oproep tot echte democratie en van Jessica van Geel Een steen op mijn bureau. Aantekeningen van vrees en hoop; René van Stipriaan publiceerde Afscheid van het oude Nederland. Kunnen we onze democratie nog redden?, terwijl van Daan Heerma van Voss Het geval Hekse Falsema. Waarom Nederland zijn vrouwelijke politici haat verscheen.

Dat meerdere uitgevers inmiddels hun eigen pamflettenreeks hebben gelanceerd, zal niet verbazen. Van Iperen stond meer dan vijftien weken in de Bestseller 60 en verkocht 30.000 exemplaren van Eigen welzijn eerst. Teun van de Keukens De mens is een plofkip. Hoe de voedingsindustrie ons ziek maakt: 50.000 stuks. Tommy Wieringa’s Optimisme zonder hoop: 50.000. Wat verklaart het succes van het actuele ‘pamflet-boek’? Welke thema’s staan hoog op de agenda, welke sneeuwen onder? En slaagt dit type boek erin, anders dan de vluchtige mening aan de talkshowtafel, om werkelijk iets te betekenen voor het publieke debat?

Niet neutraal

Vooropgesteld: ik hou van pamfletachtige nonfictie. Ik waardeer de denkhelderheid die het genre vergt: de beknopte omvang dwingt de auteur tot de kern te komen, en de lezer met een vlotte pen en een sterk idee bij de les te houden. Als lezer biedt het genre je duiding in een onoverzichtelijke wereld, in een behapbare vorm (je leest het boek tussen de bedrijven door snel uit), én het genre biedt een strijdbaar handelingsperspectief.

Dat het voor schrijvers een aantrekkelijke vorm is, staat buiten kijf (ik kan het weten, ik schreef inmiddels drie van dit soort boeken). Het aantal woorden is overzichtelijk, je bent vrij om hier en daar scherp uit te halen en gedachten te poneren zonder dat je alles tot in de puntjes hoeft uit te denken.

Wat het genre verder spannend maakt, is dat je als schrijver iets op het spel zet; je blijft niet neutraal. Zo kaart Heerma van Voss in Het geval Hekse Falsema de haat tegen vrouwelijke politici aan. Hij komt tot vier kenmerken waar een politica aan moet voldoen wil ze voor een hoer of een heks worden uitgemaakt (1. te ‘elitair’ of 2. te ‘moralistisch’, 3. haar al dan niet vrouwelijke ‘uiterlijk’ en 4. een ‘kwetsbare identiteit’ – hoe verder verwijderd van de witte mannelijke identiteit, hoe meer kans op scheldpartijen). Hij riskeert daarmee zelf publieke hoon, omdat de man die het opneemt voor vrouwen ook weer voor van alles kan worden uitgemaakt en buiten de groep kan vallen. Heerma van Voss’ boek is een reminder om me, net als hij, te verzetten tegen haat tegen vrouwelijke politici. Puntje van kritiek is de nare titel van het pamflet, die het hatelijke stereotype groot op het omslag herhaalt om de aandacht te trekken.

Wieringa’s Optimisme zonder hoop. Hoe gelukkig te zijn in een ongelukkige wereld biedt een levenshouding voor het omgaan met de grote problemen op de wereld. Als voorbeeld beschrijft hij onder meer zijn woonsituatie: elke dag ligt er plastic op de dijk waar hij woont, en tóch blijft hij opruimen. Wie de hoop afschaft, schaft ook de hopeloosheid af, redeneert hij. Nu hoeft hij niet langer gefrustreerd te rekenen op wereldwonderen, die toch niet komen, maar gaat hij over tot kleine dagelijkse handelingen in het hier en nu. Dat optimisme beurt je als lezer enorm op. Boek uit, de wereld in met een nieuw handelingsperspectief.

Illustratie Gijs Kast

Grote boosdoeners

Het type nonfictieboek waar ik op doel is pamflettistisch in de zin dat er een duidelijke misstand wordt aangekaart, gevolgd door de oproep daar iets aan te doen. Hierin onderscheidt het genre zich van het meer meanderende essay. Titel en ondertitel vatten de probleemanalyse en het vaak antwoord kernachtig samen. Denk aan: Rijkdom. Hoeveel ongelijkheid is nog verantwoord? (Ingrid Robeyns) of Maar dat begrijp jij toch niet. Over het onderschatte belang van het MBO (Karim Amghar) en Kapitalisme is seksisme. Een pamflet (Doortje Smitshuijsen).

De thema’s richten zich op klimaatverandering, (politieke) verdelingsvraagstukken, democratie, (on)gelijkheid en gender. Het is een en al maatschappelijke systeemanalyse wat de klok slaat met grote boosdoeners als ‘het kapitalisme’, ‘kortetermijndenken’ en ‘het neoliberalisme’. Kunst en cultuur zijn anno nu jammerlijk afwezig als aantrekkelijk pamfletonderwerp. Ik zou er een pamflet aan kunnen wijden, over hoe zorgelijk dat is (Werktitel: Kunst uit het verdomhoekje. Waarom we stijl en schoonheid nodig hebben).

Het pamflet als genre kwam tegelijkertijd op met de boekdrukkunst en bestond aanvankelijk uit een velletje papier met daarop een oproep en actiepunten. In de zeventiende eeuw werd het een bloeiend genre, waarbij auteurs vaak via fictieve personages hun politieke onvrede konden uiten. Dat deden ze vaak anoniem. Het bekendste pamflet van Nederland dateert uit de achttiende eeuw. Aan het volk van Nederland uit 1781 werd gedistribueerd vanuit een geblindeerde koets. De anonieme auteur – later bleek dat Joan Derk van der Capellen – schreef vanuit het perspectief van ‘het volk’. Hij duidde het probleem (corrupt leiderschap van de machtige Oranjes) en droeg oplossingen aan (‘Komt vreedzaam bijeen’, ‘Kiest goede patriotten’).

Wat opvalt als je kijkt naar de geschiedenis van het pamflet, is dat de pamfletproductie steevast stijgt als er sprake is van een crisis. Hier zit ook de sleutel tot het begrijpen van het huidige succes. De ene na de andere crisis wordt immers afgekondigd: de zingevingscrisis, klimaatcrisis, wooncrisis, politieke crisis, leiderschapscrisis, asielcrisis, enzovoort. Het succes van de pamfletboeken zit hem in de wake-up call (crisis!), het verklaren en duiden van die crisis (dit is er mis!), en de oproep er wat aan te doen (actie!).

Het pamfletboek beoogt ideologisch te interveniëren en de koers van het land of zelfs de wereld een halt toe te roepen

Het pamfletboek beoogt dan ook ideologisch te interveniëren en de koers van het land of zelfs de wereld een halt toe te roepen en te wijzigen. Neem het eerdere golfje pamfletboeken dat verscheen tussen 2000 en 2005, toen aangedreven door politieke ontwikkelingen. Er hing na de moord op Pim Fortuyn (2002) en Theo van Gogh (2004) een crisissfeer in Nederland rond moslims en terrorisme. Geert Maks pamflet Gedoemd tot kwetsbaarheid, over de gevolgen van de moord op Van Gogh voor de Nederlandse samenleving en de Nederlandse identiteit, werd een bestseller. Er verschenen waarschuwende pamfletten van onder meer Ayaan Hirshi Ali, Bart Jan Spruyt en Herman Philipse over de rol van de islam in Nederland. Interessant genoeg roerden de meer conservatieve denkers zich toen. Nu, in het populistisch-rechtse politieke klimaat, zijn het vooral de progressieve denkers die de pen oppakken.

De auteurs naar wie de huidige golf pamflettisten verwijzen, zijn vaak dezelfde. Denk aan Hannah Arendt en oppermanifest-schrijver Timothy Snyder. Die laatste beheerst het pamfletboek tot in de puntjes. In Over tirannie dient hij in tien hoofdstukken de actiepunten op om je tegen tirannie te verzetten, zoals ‘Verzet je’, ‘Gehoorzaam niet bij voorbaat’ of ‘Verdedig maatschappelijke instellingen’.

Scherpslijper

Misschien wel de sterkste scherpslijper in het genre is columnist en ondernemer Sander Schimmelpenninck. Andere auteurs zijn soms wat terughoudender met oplossingen aanreiken „Mijn hele leven verzet ik me al tegen het idee dat wanneer je probeert een probleem in kaart te brengen, je in één adem ook de oplossing moet aanreiken”, aldus Roxane van Iperen in Eigen planeet eerst. Maar bij Schimmelpenninck is stelligheid troef. In Sander en de brug komt hij met ‘vijf voorstellen voor een eerlijker Nederland’; de oplossingen worden in de hoofdstuktitels uitgeserveerd (‘Hervorm het onderwijs’, ‘Belast pensioen eerlijk’).

Deze adembenemende helderheid is ook meteen de achilleshiel van het genre. De omvang van de boeken noopt niet tot het uitdiepen van de onderstroom die geleid heeft tot de crisis. De boeken bloeien dan ook kort en hevig, en verdwijnen relatief snel weer uit de aandacht.

Een andere zwakke plek is dat grote abstracte begrippen de problemen niet alleen moeten verklaren maar ook moeten oplossen. Als ‘kapitalisme’, ‘ongelijkheid’ of ‘neoliberalisme’ problemen veroorzaken, volgen ‘socialisme’, ‘gelijkheid’ en ‘eerlijke economie’ als remedie; als ‘korte-termijn-denken’ het probleem is, moeten we naar ‘duurzaamheid’ toe. Het genre biedt, kortom, houvast, helderheid, hoop en handelingsperspectief in complexe tijden, maar je kunt je afvragen of complexe problemen wel in zo’n kort bestek écht doorgrond kunnen worden.

Niet alle schrijvers beogen dat, overigens. Zo geeft Jessica van Geel aan Een steen op mijn bureau de ondertitel mee ‘Aantekeningen van vrees en hoop.’ Dat is eindeloos meer bescheiden dan haar collega’s, en sympathiek, al wordt haar boek zo ook meer een verzameling notities met zorgen over deze tijd, dan het rake, dwingende pamflet met een handelingsperspectief.

Maar wellicht is duurzame beïnvloeding ook niet de ware inzet van een pamfletboek. Een pamflet is er vooral op gericht om op korte termijn de eigen groep te activeren en te mobiliseren. Daarmee raken we aan het volgende punt: wie zijn de lezers van al die pamfletten? Zullen de mensen die Schimmelpennick voor ‘domrechts’ uitmaakt zijn pamflet lezen? Ik vermoed dat zij het links laten liggen (pun intended) of het als contrapunt gebruiken en brandstof voor hun eigen ideologische agenda. Een goed pamflet is er dus in de eerste plaats voor het versterken van de eigen identiteit, voor de zelfbevrediging.

Tot slot: er is een nauwgezette relatie tussen het succes van een pamflet en de talkshow, waarmee ik dit stuk begon. Het succes van een pamflet wordt onder meer gemeten aan de zichtbaarheid ervan in de media. „Lynn Berger schoof met haar pamflet Ik werk al (ik krijg er alleen niet voor betaald) in drie talkshows aan om te vertellen over de grootste onzichtbare strijd van dit moment: die tussen betaald en onbetaald werk,” lees ik op platform De Correspondent in een stuk dat heet: ‘We hebben een miljoen boeken verkocht! Daarom zes inzichten over lezen anno nu’. Dat succes mag gevierd, zie mensen in deze tijd maar eens aan het lezen krijgen!

Maar, beroepsmopperaar en goed ingeburgerd als ik daarmee ben, moet het mij van het hart dat ik iets meer stilistische variatie zou toejuichen, hoeveel bullet point-achtige ‘geleerde lessen’ kan ik nog verdragen? Ik begon te fantaseren over een pamfletachtig stuk dat het grote aantal pamfletten anno nu aankaart, de voors- en tegens overzichtelijk op een rijtje zet, en desondanks duidelijk maakt waarom we méér pamfletten nodig hebben, niet minder. Werktitel: Talkshowterreur en plofpamflet. Zes inzichten over meningsvorming anno nu.