Het dilemma van palmolie: boer of bos beschermen

Stel je een lange weg voor, met aan beide kanten groene palmen. Langs de kant van de weg kiept een boer een kruiwagen met trossen oranje vruchten om. Een pick-uptruck rijdt langs, de boer krijgt cash betaald en de trossen palmvruchten gaan naar een verzamelpunt. Vanaf daar gaan ze met de oogst van andere boeren naar een persfabriek – als ze niet eerst nog langs drie, vier, vijf tussenhandelaren en verzamelpunten gaan. En daarna naar raffinaderijen en fabrieken. Maar bij de oliemolen is de boer al uit beeld. Hoe kan een tandpasta- of margarineproducent dan ooit nog achterhalen of de palmolie voor z’n product van een boer komt die geen bos heeft gekapt?

De herkomst van palmolie van kleine boeren, in vaak afgelegen gebieden, is lastig te traceren. En de kans dat zo’n boer met een klein lapje grond zwart-op-wit heeft dat er na 2020 geen bos is vernietigd op zijn grond, is ook vrij klein.

Aan de andere kant van de wereld moeten bedrijven vanaf 2026 kunnen aantonen dat er geen ontbossing heeft plaatsgevonden voor producten die ze in de Europese Unie verkopen. Wie niet aan de ontbossingsverordening (EUDR) voldoet, riskeert een boete.

Dus wat doen de Unilevers en Nestlés van deze wereld? Ze kopen het leeuwendeel van hun palmolie van grote bedrijven die het van grote plantages betrekken waarvan de eigenaar of zetbaas de papierwinkel wél kan organiseren, en die alle certificeringseisen wel kan afvinken. Dat gebeurde al, veel palmolie die de EU in komt is heeft het keurmerk RSPO, maar de wet die de natuur moet beschermen, drukt de kleine boeren nog verder uit de keten.

Palmoliebarometer

Solidaridad, de organisatie voor eerlijke en duurzame handelsketens, bracht onlangs zijn tweede palmoliebarometer uit. Daarin komt deze zorg ook weer naar voren. Want palmolie kan het leven van kleine boeren verbeteren. Het levert meer op dan veel andere gewassen. Van een palmboom kun je het hele jaar door oogsten.

Even wat cijfers om een idee van de omvang van deze industrie te geven. Wereldwijd wordt jaarlijks 80 miljoen ton palmolie geproduceerd, meer dan een kwart komt van kleine boeren. Dat zijn zeven miljoen huishoudens die een inkomen halen uit palmolie. Verreweg de meeste palmolie komt uit Maleisië en Indonesië, overigens het land met de meeste kleine boeren. Maar ook in Nigeria, dat relatief weinig palmolie produceert, leven miljoenen kleine boeren van dit oliehoudende gewas.

Welke rol speelt de EU in deze megahandel? De EU consumeert minder dan 5 procent van alle palmolie, nog niet de helft van wat India verbruikt – waar Unilever overigens minder duurzame palmolie gebruikt dan in Europa, maar dat terzijde.

De EU is in volume dus een vrij kleine speler. Tegelijk stelt de EU wel de hoogste eisen; 93 procent van de geïmporteerde olie is nu al RSPO-gecertificeerd, wereldwijd is dat maar 20 procent. En de druk om de lat hoger te leggen neemt toe.

Veel ‘duurzame’ palmolie komt nu op de markt zonder dat de herkomst bekend is, vergelijkbaar met groene stroom, waarbij je als afnemer ook geen garantie hebt dat de elektriciteit die uit jouw stopcontact komt door windmolens is opgewekt. Om zeker te weten dat je werkelijk duurzame palmolie koopt, en niet alleen op papier, moet palmolie apart worden gehouden vanaf de boer.

Certificering zou de positie van arbeiders op plantages en van inheemse gemeenschappen moeten verbeteren – en doet dat soms ook. Maar kleine boeren schieten er in de praktijk meestal weinig mee op. Organiseren dat je in zo’n gecertificeerde keten komt, is voor kleine boeren duur en ingewikkeld. Zelfs als kleine boeren meedoen met dit soort programma’s, krijgen ze lang niet altijd de hogere prijs die daarbij hoort. Terwijl ze toch al een speelbal zijn van de volatiele prijzen op de wereldmarkt. Van alle palmolie die wordt verkocht onder het internationale keurmerk RSPO, komt maar 2,5 procent van onafhankelijke kleine boeren.

Het goede van de Europese ontbossingswet, zegt Marieke Leegwater, palmolie-expert van Solidaridad, is dat die de fabrikanten die in rijke landen hun spullen verkopen, verplicht zich te verbinden met de plek waar hun grondstoffen vandaan komen.

Maar wat vinden de palmolieproducerende landen zelf van die nobele doelen? „Ze vinden het protectionistisch”, zegt Leegwater, die veel met overheden praat. „Ze zeggen: wij verkopen dit gewoon en jullie laten het niet toe. Ze hebben een punt: de EU eist wel van alles, maar stelt er geen premie tegenover. Dat voelt wrang: onze Nederlandse en Europese welvaart is nog steeds voor een significant deel gestoeld op handel in grondstoffen uit tropische gebieden.”

Maleisië bijvoorbeeld krijgt van de EU het stempel ‘medium risico’ opgeplakt, als het om ontbossing gaat, en niet ‘laag’. „Ze zijn echt verbolgen over het gebrek aan erkenning voor wat ze al doen.”

Voor de duidelijkheid, Solidaridad is niet tégen de Europese ontbossingswet. „Nog een keer uitstellen, dat zou pas slecht bestuur zijn.” Maar er zijn nu weinig economische prikkels voor grote bedrijven om met kleine boeren te werken. En er is geen wet die dat afdwingt. „We moeten dat inclusiever krijgen.”

Staatszekerheid

Dat sommige mensen het woord duurzaam niet meer kunnen horen, is niet zo gek. Want waar gaat het dan eigenlijk over? Ontbossing stoppen, mensenrechten beschermen en kleine boeren niet uitsluiten zijn drie verschillende doelen. Ze moeten hand in hand gaan, maar staan op gespannen voet met elkaar.

En wat bereik je ermee? Na jaren waarin er volgens de statistieken mondjesmaat minder werd gekapt, nam de ontbossing in 2023 weer toe. De laatste jaren komen er noodkreten uit West-Papoea, waar vier grote bedrijven oerwoud willen kappen om tienduizenden hectares aan palmplantages aan te leggen. De Indonesische regering verdedigt dat door te benadrukken dat voedselzekerheid een voorwaarde is voor staatszekerheid. Eerst moeten de mensen eten, dan de apen.

Welke consequenties moet je daar als consument aan verbinden? De woordenlijst met alle sluipnamen voor palmolie uit je hoofd leren en alleen nog Europese raapzaadolie gebruiken? Met alle dilemma’s die daar dan weer bij komen kijken. Want hoeveel meer land is daar voor nodig?

Verzin maar eens iets dat je wél met schone handen kunt eten. Je kunt palmolie boycotten, maar het is de vraag of daardoor ook maar één boom minder wordt gekapt. Als die grote Aziatische conglomeraten hun palmolie niet in de EU kwijt kunnen, blijft er nog 95 procent van de afzetmarkt over.

‘Laat niemand achter’ is het principe dat alle duurzame doelen van de Verenigde Naties overstijgt. En hoewel Marieke Leegwater heus gewetensvragen heeft, ziet ze genoeg voorbeelden, bijvoorbeeld in de cacao- en koffieketens, die haar ervan overtuigen dat je moet blijven investeren in open handelsrelaties. „Je kunt stoppen met alles wat tropisch is. Maar kleine boeren zijn niet beter af als wij afhaken.”