Column | ‘Het is verslavend hè, Tweede Kamerlid zijn’

Nog maar weinig Tweede Kamerleden hebben laten weten dat ze na de verkiezingen in oktober willen stoppen als Kamerlid. Eline Vedder van het CDA, die in Drenthe woont en de vorige keer op plek twee stond, zei woensdag op X dat werken in Den Haag „een te zware wissel trekt” op haar gezin en haar gezondheid. Aant Jelle Soepboer van NSC had een X-bericht in hoofdletters, met een grote foto erbij van zichzelf op de roltrap in de Tweede Kamer: hij wilde géén lijsttrekker worden, hij wilde ook niet meer op de lijst. Van PVV’er Barry Madlener, vijftien jaar Kamerlid en elf maanden minister van Infrastructuur, hoor ik het via WhatsApp: hij vindt het „lang genoeg geweest”. „Het is tijd voor iets anders.”

De selectiecommissies van de partijen zijn weer aan het werk gegaan, en hoe het dan gaat: over een week, of misschien twee of drie, zegt het ene na het andere Kamerlid dat-ie niet meer verder wil en dat zelf heeft beslist. Dat kan waar zijn. Maar zeker is dat ze dan ook al van hun partij te horen hebben gekregen of er nog een verkiesbare plek voor hen is.

Bij de ingang van de grote debatzaal, dinsdag, zegt PVV’er Nico Uppelschoten dat hij graag door wil. Hij kwam vorig jaar juli in de Tweede Kamer, op zijn tachtigste, en was toen het oudste beginnende Kamerlid ooit. Hij is net 81 geworden en aan zijn partij heeft hij al laten weten dat hij beschikbaar is: „Maar alleen als mijn vrouw, die dement is, niet te veel achteruit gaat en ikzelf gezond blijf.” Tegen de mensen om hem heen heeft hij gezegd: „Zég het tegen mij hè, als ik niet meer goed functioneer. Het kan zijn dat je daar zelf een blinde vlek voor hebt.”

D66’er Mpanzu Bamenga, in de hal van de Tweede Kamer, twijfelt. Niet over zijn beslissing, hij wil dóór. Maar hij vindt het niet zomaar een goed idee om dat via mij naar buiten te brengen. Hij praat er minutenlang omheen. Daniëlle Hirsch van GroenLinks-PvdA vraagt eerst aan een partijvoorlichter of ze het al mag zeggen en dat mag. Zij wil ook door. Net als Habtamu de Hoop, ook van GroenLinks-PvdA. „Ik hoop”, zegt hij, „op de plek die ik verdien.” Welke plek dat is in zijn eigen ogen, wil hij niet zeggen.

In Den Haag denkt niemand dat het CDA Eline Vedder niet meer wilde. Haar partij heeft ook nog eens meer dan genoeg verkiesbare plekken, in de peilingen staat het CDA op enorme winst. Bij NSC, nu met twintig Kamerleden, ligt dat helemaal anders: die partij staat op nul tot twee zetels. Aant Jelle Soepboer noemt zijn bericht op X „maximale transparatie”. Maar voor wie? Nieuws lijkt het pas te zijn als iemand van NSC dóór wil en denkt dat dat kan lukken.

Zoals Isa Kahraman, dinsdagmiddag in zijn werkkamer op de zevende verdieping. Aan de muur hangt een interview met hem uit Tubantia van vorig jaar: ‘Niet alleen Pieter Omtzigt, ook Isa Kahraman is onze man uit Twente in Den Haag’. En een uit het Nederlands Dagblad over Syrische christenen.

De dag ervoor had Kahraman Syrische Alawieten op bezoek. „Voor hen doe ik het”, zegt hij. „Als Kamerlid kun je echt iets betekenen voor mensen.” „Maar het is”, zegt hij, „ook verslavend hè. Dat je macht en invloed hebt. Dat stijgt Kamerleden heel snel naar hun hoofd.”

Ook hém?

Heel even is hij stil. „Ja”, zegt hij dan. „Kijk maar.” Hij wijst naar de krantenknipsels.