‘Het economische systeem onveranderd laten is een utopie’

Het zijn de ijzeren waarheden uit de standaard tekstboeken economie. Marktinteractie zal huishoudens en bedrijven naar de optimale oplossingen voor problemen leiden. Economische groei is goed. Als het bruto binnenlands product (de optelsom van wat iedereen verdient) groeit, wordt dat door economen, maar ook journalisten en beleidsmakers gezien als een succes.

Hans Stegeman, hoofdeconoom van Triodos Bank, stelt die basale economische wetenschap ter discussie. In zijn proefschrift Transforming Economics for Sustainability waarschuwt Stegeman dat de politiek en economische wetenschap te veel hoop vestigen op markten, met het idee dat zij tot oplossingen komen voor grote vraagstukken. Terwijl in werkelijkheid de markt vooral stuurt op efficiëntie en het behalen van winst, niet op duurzaamheid.

Stegeman geeft een indringende waarschuwing: als we ons economisch systeem niet veranderen, komt het einde vanzelf. Dan stort het systeem in elkaar.

U vindt ons economisch systeem bij een andere tijd horen. Hoe zit dat?

„De macro-economische theorie die we nu hebben is een weerspiegeling van hoe mensen tijdens de diepe recessie in de jaren dertig nadachten over de belangrijkste problemen van toen: hoge werkloosheid en grote armoede. Te weinig huizen, voedsel, spullen. Het idee was dat ondernemers zorgen voor vooruitgang en dat meer productie altijd beter is. De overheid hoefde alleen de randvoorwaarden te bepalen.

„Economie gaat uit van markten die efficiënt werken. Ondernemers die vooruitgang teweegbrengen. In die tijd, een enorme economische crisis, was dat prima. Natuurlijk moesten we veel produceren. Dat zijn we ook gaan meten. En dan hadden we het over economische groei. Hartstikke belangrijk. Alleen: we zijn op een gegeven moment vergeten daarmee te stoppen.”

Waarom is het nu anders?

„De problemen zijn heel anders: klimaatverandering, de aantasting van biodiversiteit, structurele ongelijkheid. Maar ze worden toch als externe factoren behandeld in de economische wetenschap. Terwijl, om klimaatverandering als voorbeeld te nemen: dat is een ecologisch probleem, dat leidt tot voedseltekorten, wat weer een economisch en sociaal probleem is.”

U pleit voor grondige aanpassingen van macro-economische modellen. Hoe moet dat eruitzien?

„Waar ik achter kwam, is dat in economisch beleid de volgorde van argumenten vaak verkeerd ligt: eerst moet iets geld opleveren of efficiënt zijn, pas daarna kijken we naar het eigenlijke doel – zoals het terugdringen van broeikasgassen. Bijna alle scenario’s voor CO2-reductie gaan uit van blijvende economische groei, terwijl dat juist een belangrijke oorzaak van de uitstoot is.

„We moeten modellen maken die niet alleen naar productie en consumptie kijken, maar ook naar hoeveel materialen daarvoor nodig zijn. Economische activiteit koppelen aan fysieke grenzen, zoals de beschikbaarheid van metalen. Daarnaast neem je sociale samenhang mee: bijvoorbeeld of welvaart niet te sterk geconcentreerd raakt. Zo maak je het model realistischer – minder abstract, meer in lijn met hoe de wereld werkt.”

U noemt in uw proefschrift voorbeelden van dat duurzaamheidsbeleid vaak ook over economische groei gaat. Zoals dat Comissievoorzitter Ursula von der Leyen de Green Deal een ‘nieuwe groeistrategie’ noemde. Waarom halen politici steeds groei bij duurzaamheid?

„Groei is de oplossing voor een heleboel kortetermijnproblemen. Als een economie groeit, hoeft een politicus minder moeilijke dingen uit te leggen. De koek wordt groter, die is dus makkelijker te verdelen. Groei levert bijvoorbeeld meer belastinginkomsten op, banen, winst voor ondernemers. Als je iets wat krimpt moet verdelen, heb je een probleem, ook naar je kiezers. Niemand zegt: goh, laten we het eens even met minder doen. Terwijl we op de lange termijn niet anders kunnen.”

Veel mensen zijn overtuigd van het groeidenken. We hebben zelfs een ministerie van ‘groene groei’. Waarom noemt u het concept groene groei nauwelijks in uw proefschrift?

„Ingaan op de argumenten van groene groei vind ik niet zo superinteressant. Want die zijn ook niet zo sterk. Het is techno-optimisme en wensdenken dat we kunnen blijven groeien én de milieudruk verlagen.

Ik denk echt wel dat marktprikkels helpen. Maar de overheid moet veel meer doen

„Ik denk echt wel dat de markt een rol heeft, en dat marktprikkels helpen. Maar ik geloof ook dat de overheid veel meer moet doen. Niet alleen marktprikkels gebruiken, maar ook actief sturen op publieke doelen. Zoals bij de energietransitie de aanpassingen aan infrastructuur publiek financieren, en dan pas kijken naar marktoplossingen. Ik denk ook dat burgers meer moeten doen. Maar daar moeten ze wel de ruimte voor krijgen. Bijvoorbeeld voor coöperaties die zich bezighouden met voedselbossen. En er moet een financieel systeem komen dat langetermijnwaarde meer beloont, in plaats van snelle winst.”

Dat zijn grote stappen voor een samenleving om te zetten. Is het niet net zo ‘utopisch’ als groene groei?

„Het systeem houden zoals het nu is en denken dat dat goed gaat, wordt niet gezien als een utopie. Terwijl het dat wel is. We zien elke dag in de krant signalen dat dit niet gaat.

„Wat ik met mijn proefschrift wil doen, is het gesprek over de onderliggende waarden op gang brengen. We hebben ons huidig economisch systeem na de Tweede Wereldoorlog opgebouwd. Dus twee generaties, zeker de laatste, zijn opgegroeid in dit systeem. Voor ons is het normaal. Op scholen wordt economie gepresenteerd als een neutrale, vrij technocratische wetenschap. Als een soort natuurkunde van de samenleving. Met wetten die altijd geldig zijn. Nou, dat is echt niet zo. En daar wil ik het over hebben. Dat gesprek biedt de kans om het anders te doen.”

Het bruto binnenlands product is een definitie van welvaart die in grote mate over materiële dingen gaat. Zijn de beperkingen die u ziet bij de economische wetenschap op te lossen door welvaart breder te definiëren?

„Er is al tien, vijftien jaar een hele industrie bezig met allerlei alternatieve welvaartsmaatstaven. Daar ben ik het hartstikke mee eens. Toen ik bij Rabobank werkte begonnen we een bredere welvaartsindex, die ook kijkt naar bijvoorbeeld gezondheid, baanzekerheid en milieu. Die produceren ze nog elk jaar.

We moeten minder afhankelijk worden van economische groei

„Maar, en dat heb ik bij dit proefschrift pas echt ontdekt, je kan dingen wel anders meten, maar dan zitten we nog steeds vast in dezelfde structuur. In een systeem dat afhankelijk is van materiële groei, van het bbp. Ik dacht: als we anders gaan meten wat welvaart is, gaan we ons ergens anders op richten. Maar dat gebeurt niet.”

U noemt het de ‘groeidwang’: onze samenleving is afhankelijk van economische groei voor onze welvaart. Waar zien we dat terug?

„Groeidwang is een eigenschap die we alleen op macroniveau zien. In mijn boek heb ik het over mieren. Een individuele mier heeft niet zoveel intelligentie. Maar een mierenkolonie wel, die kan de kortste weg naar voedsel vinden, ingewikkelde nesten bouwen. Dat is hetzelfde met economische groei. Wat heeft een individueel mens daar nou mee? Die wil gewoon zelf vooruitkomen in het leven. Maar het systeem heeft economische groei nodig om alles stabiel te houden. Zo kunnen we onze pensioenen betalen, de zorg, de werkloosheid laag houden, kunnen bedrijven winst maken. We kunnen onze samenleving wel anders meten, maar zolang die groeidwang ons stuurt, hebben we de hele tijd meer productie nodig.”

Hoe komen we er weer van af zonder onze welvaart te verliezen?

„Dan moeten we nadenken over waar die groeiprikkels zitten. We kunnen toe naar andere eigendomsstructuren van bedrijven, zodat ze minder afhankelijk zijn van winst. Zoals steward-owned bedrijven, niet in handen van aandeelhouders die op winstmaximalisatie gericht zijn. Of een belasting heffen op grondstoffen in plaats van op inkomen, waardoor we minder grondstoffen verspillen.

„Tegelijkertijd moeten we mensen minder afhankelijk maken van economische groei voor hun bestaanszekerheid. Dat kan door voorzieningen zoals zorg, onderwijs, energie en huisvesting goed te organiseren. Als de basis op orde is, kunnen we met minder groei tóch een hoge mate van welvaart behouden.”

U omschrijft in uw boek hoe onze samenleving erg is gaan leunen op transacties en rendement. Waar zien we dat concreet terug?

„Wij hebben in Nederland bijvoorbeeld een vrij groot pensioenstelsel. Dat is helemaal gefinancialiseerd. Het gaat eigenlijk over rendement dat wij met onze inleg kunnen maken voor onze oude dag. We hebben daarmee onze oude dag tot iets financieels gemaakt. Waarmee we precies rendement maken, daar letten we niet zo op. Pensioenbeheerders beleggen veel in vermogensbeheerders zoals Blackstone, die bijvoorbeeld op grote schaal huizen opkopen en de huren verhogen. Dus: iets wat nu schadelijk is voor mensen, wordt gepresenteerd als iets goeds voor de toekomst.

„We kunnen ook anders nadenken over pensioenen. Wat we opzij leggen bijvoorbeeld in goede zorg stoppen. In sociale woningbouw. Daarmee bouw je de infrastructuur van een waardige oude dag. Waardoor we minder financieel rendement nodig hebben.”

Triodos ging toevallig deze week met de certificaten naar de beurs. Gaat dat niet juist tegen deze denkwijze in?

„Het laat ten eerste zien dat het systeem heel sterk is: er is een dwang om alles via markten en geld te doen. Voor Triodos Bank was deze stap op dit moment belangrijk om onze handel in certificaten toegankelijker te maken. Maar het is al 45 jaar de missie van Triodos om van binnenuit het financiële systeem te veranderen. Nu is de opgave om dat ook te doen als beursgenoteerd bedrijf. Ik denk dat het kan.”

Uw proefschrift zet zich af tegen het huidig economisch denken. Was uw promotie omstreden binnen de academische wereld?

„Er ontstonden wel discussies met andere economen. Kijk, als je constateert dat verduurzaming niet lukt, kan je zeggen dat het niet aan economen of aan hun theorie ligt. Maar aan beleidsmakers die gewoon advies niet opvolgen. Die verdediging hoor ik veel. Economen zeggen: op ongewenste effecten van economische groei, zoals de uitstoot van broeikasgassen, moet je gewoon een prijs plakken, en dan lost de markt het wel op.”

Dat is een belangrijke beleidsmaatregel tegen klimaatopwarming: CO2-emissiehandelsystemen (die grenzen stellen aan hoeveel CO2 bedrijven mogen uitstoten). Naast de EU maakt bijvoorbeeld ook China gebruik van zo’n systeem. Waarom is het niet genoeg?

„Beprijzing lijkt aantrekkelijk: het laat de markt het werk doen. Maar in de praktijk werkt het vaak niet krachtig genoeg. Prijzen zijn te laag, schommelen, of worden beïnvloed door lobby en politiek. Als de economische groei tegenvalt, wordt de druk door bedrijven opgevoerd om die vervelende regels te versoepelen. Dat zien we nu in Europa.

„Het meest succesvolle voorbeeld van ingrijpen in de markt is het  Montreal Protocol, tegen voor de ozonlaag schadelijke cfk’s (chemische stoffen). Maar dat was geen beprijzing, dat was simpelweg een verbod. Gewoon de overheid die zei: we gaan dit niet meer doen.”

U citeert in uw proefschrift een denker die stelt: dit economisch systeem kan niet binnen de planetaire grenzen ( ecologische grenzen die nog als duurzaam en veilig worden gezien, zoals biodiversiteitsverlies) blijven. Waarom niet?

„Als je naar de ecologische kant kijkt, zien we dat zeven van de negen planetaire grenzen zijn overschreden. De redenen daarvoor zijn volstrekt helder: landgebruik, grondstoffengebruik, uitstoot. Ze hebben allemaal te maken met economische activiteit.”

U zegt: als we niks doen, komt het einde van het economische systeem vanzelf. Want dan stort het in elkaar. Dat is best een stevige uitspraak.

„Mensen vinden dat vervelend om te horen. Maar er is natuurlijk wel genoeg bewijs voor. Je zou zelfs kunnen zeggen: we zien het voor een deel al gebeuren. We krijgen steeds meer moeite in Europese landen om regeringen bij elkaar te houden. We zien polarisatie toenemen. We zien de ecologische problemen toenemen. Maar we doen niks. Ook in de geschiedenis zien we voorbeelden waar beschavingen uiteindelijk instorten omdat ze op een gegeven moment de complexiteit niet meer aankunnen, terwijl de ecologische ondergrond verkruimelt. Denk aan de ondergang van de Maya’s. Meestal was dat…”

Op een kleinere schaal.

„Ja. Maar als je van een afstandje kijkt naar waar we nu staan, is het niet zo’n heel verrassende constatering dat het al gebeurt.”

Maar als we er al in zitten, zijn we dan niet te laat?

„Dat weet ik niet. Ik vind dat we moeten hopen van niet.

„Hier zie ik een groot verschil met klimaatwetenschappers, biologen, ecologen. Zij waarschuwen hiervoor. Ik vind het ook de plicht van economen om hierover na te denken. Mijn oproep is: aangezien dit niet houdbaar is, welk verstandig advies gaan we geven? Hoe gaan we de samenleving inrichten? En dan is hopelijk niet het antwoord: wij nemen aan dat technologie en bedrijven ons redden.”

U noemde groene groei eerder als uit een vliegtuig springen zonder te weten of de parachute open zal gaan.

„Ik zou niet uit dat vliegtuig willen springen.”

In uw boek wijst u een paar keer op de naderende kantelpunten. Heeft u het idee dat deze serieus genoeg worden genomen?

„Mensen kunnen slecht omgaan met niet-lineaire systemen. Dat hebben we ook bij corona gezien. We denken heel lang: het valt wel mee. En dan zijn we te laat. Zolang verandering klein is en systemen nog niet instorten, handelen we niet. Terwijl we nu wel in aanraking komen met allemaal kantelpunten in ons ecologisch systeem. Laatst ook weer bij de oceanen.”

Dat zij minder CO2 opnemen?

„Ja. Ik ben natuurlijk een econoom, ik lees alleen wat andere mensen erover schrijven. Maar we moeten dat serieus nemen, en dat doen we niet.”

U heeft twee tieners. Maakt u zich zorgen over hun toekomst?

„Ja. Zijzelf niet. Ze zijn er niet mee bezig. Maar het is om depressief van te worden. Als je de rapporten van klimaatwetenschappers echt leest. Dus niet alleen maar de krantenkoppen, maar ook de rapporten die er aan ten grondslag liggen.”

Nu heeft u uw denken wetenschappelijk gemaakt, en ligt er hier een proefschrift op tafel. Wat zou dat kunnen veranderen?

„Ik hoop in ieder geval dat zo’n gesprek meer  mainstream  wordt. In de wetenschap, maar ook de politiek. Dat mensen die twijfelen aan het economisch systeem niet alleen een paar randfiguren zijn die heel hard roepen in de woestijn. Dat we gaan beseffen dat alles maar laten zoals het is, geen oplossing is. Dat hoop ik. Misschien tegen beter weten in.”