Theater voor jeugd en jongeren: ‘Ik vind het leuk als ik er niet van leer, dan is het gewoon grappig’

Als je de Utrechtse zusjes Olivia (11) en Mirte (8) vraagt of ze theater leuk vinden, antwoorden ze met ‘soms’. „Als er veel gedanst wordt, vind ik het soms saai”, zegt Olivia, „maar als er echt een verhaal in zit, vind ik het wel leuk.” Olivia kijkt dan ook liever films dan dat ze naar het theater gaat, maar Mirte niet. Ook al hoeft voor haar niet alles goed te gaan. „Dat is saai”, zucht ze.

Van 20 tot en met 29 juni vindt in Utrecht het festival TweeTakt plaats. Het festival wordt sinds 2001 georganiseerd en is in die tijd uitgegroeid tot een podium voor jeugdkunst in het algemeen – van voorstellingen tot installaties. Tegenwoordig richt de programmering zich op zowel jeugd als volwassenen, maar Tweetakt is zijn oorsprong als jeugdtheaterfestival nog niet vergeten: kunst voor jeugd en jongeren moet serieus genomen worden, vindt de organisatie. Maar waarom is dat eigenlijk zo?

Rosita Segers en Max Laros van Non Creators Company maken al vier jaar jeugdtheater, en hebben al vaker met Tweetakt samengewerkt. Ze denken dat kinderen op school vooral op „een rationele manier” benaderd worden, terwijl het theater een beroep doet op de emoties van kinderen. In hun beeldende en tragikomisiche Tweetakt-voorstelling Ôskwanteklip (6+) spelen ze twee oude mensen, Ger (Segers) en Gon (Laros) die al hun hele leven onafscheidelijk zijn in hun knalgele huisje aan zee. Tot Gon overlijdt, en Ger achterblijft. Nu moeten ze een nieuwe betekenis geven aan het leven én de dood. De voorstelling heeft amper tekst, dus vanaf het moment dat Ger en Gon het podium van de Groene Heuvels van Fort Ruigenhoek betreden, ligt het verhaal omsloten in hun lichamelijke spel. Segers: „Theater is een goede manier om andere hokjes in je hoofd te openen. Dat je een gevoel in jezelf hebt dat je niet kan verwoorden, maar naar een schilderij of voorstelling kijkt en denkt: dat is het!”

Spiegelneuronen

In Utrecht, waar het festival Tweetakt georganiseerd wordt, komen veel leerlingen al op school in aanraking met theater door schoolvoorstellingen te bezoeken, dat heeft de Stadsschouwburg Utrecht onderzocht. Dat zijn speciale uitvoeringen van reguliere voorstellingen die alleen voor leerlingen toegankelijk zijn. In 2024 bezochten 9.629 kinderen en 836 begeleidende volwassenen vanuit het primair of voortgezet onderwijs een schoolvoorstelling in de Utrechtse schouwburg.

De 11-jarige Olivia gaat behalve met school ook met haar ouders en zusje wel eens naar het theater. Ze vindt theater leuk als ze iets leert, vertelt ze: „Bij één voorstelling was er iemand in een hartenpak, toen leerden we over het lichaam.” Van Mirte hoeft dat niet: „Ik vind het leuk als ik er niets van leer, dan is het gewoon grappig.”

Theater is een goede manier om andere hokjes in je hoofd te openen

Rosita Segers
Non Creators Company

Maar theater kan je ook iets leren als je het níet doorhebt, zoals de ontwikkeling van empathie, stelt Cock Dieleman, docent aan de Universiteit van Amsterdam. Hij denkt dat sceptici van kunsteducatie de invloed van theater op kinderen onderschatten. „In je hersenen zitten spiegelneuronen die bepaalde beelden en geluiden herkennen en spiegelen waardoor je geneigd bent dezelfde beweging en achterliggende emotie of intentie ook te voelen”, vertelt Dieleman. „Dat wat je ziet, maak je mee in je eigen lichaam. Dat is sterker omdat theater live is.”

In Ôskwanteklip beperken Segers en Laros hun bewegingsvrijheid door op blokken te lopen en hun armen en voeten met touwen aan elkaar te knopen. Daardoor spélen ze niet alsof ze moeilijk kunnen lopen, ze lópen daadwerkelijk moeilijk. Ze vertellen: „Hoe maken we die ouderdom invoelbaar? Dat we niet spelen dat we oud zijn, maar dat kinderen kunnen begrijpen hoe het voelt om oud te zijn en moeilijker te kunnen lopen.” De 11-jarige Olivia herkent dat meevoelen als ze naar theater kijkt: „Ik zag laatst een voorstelling waarop de acteurs op het podium iets aan het zoeken waren, en ik wilde haast mee gaan zoeken.”

De jeugd is de toekomst

Voor Junior Mthombeni, regisseur en speler in Burning City (16+), is de jeugd de toekomst. „Zij gaan de wereld creëren”, vertelt hij. Burning City gaat over de strijd met de chaos van de wereld. Op de catwalk midden in de zaal verschijnen twaalf rappers, dansers, muzikanten en acteurs afkomstig van allerlei generaties en achtergronden. De boodschap: samen kunnen we onze angsten overwinnen. „De catwalk is een metafoor voor de straat, voor de wereld, maar dat maakt ook het publiek onderdeel van het stuk. Er zijn zoveel emoties en angsten die we doormaken, nu doen we het samen.”

De voorstelling ‘Burning City’. Foto Stef Stessel

Segers en Laros spelen graag voor kinderen. „Kinderen zijn super eerlijk en reageren heel intuïtief. Als iets raar is, roepen ze: dat kan niet! Dat is gek! Dat is geen man! Dat is een pop! Ik zie zijn benen hoor!” De betekenis van een voorstelling expliciet uitleggen aan kinderen, willen ze niet. „We houden ook wel van theater dat niet moralistisch is. We willen geen les leren over rouw, maar verbeelden hoe iets kan zijn op een poëtische en absurdistische manier”, zegt Laros.

Theater is niet alleen leerzaam voor jongeren, Laros denkt er zelf ook creatiever van te worden. „Spelen voor volwassenen voelt beperkter”, zegt hij. Mthombeni omschrijft de jeugd als „een vat vol mogelijkheden”. Hij vertelt: „Wat leeft er op dit moment in de maatschappij, wat is belangrijk en wat niet? Na onze voorstelling hebben we altijd gesprekken met de jongeren, en dus zijn wij degenen die moeten bijleren. Dit is niet het theater van het wijzende vingertje.”

Als de Utrechtse zusjes Olivia en Mirte zelf theater zouden maken, zou er helemaal niets goed gaan. „Dat het een totale mislukking wordt, dat alles slecht gaat”, zegt Olivia. „Maar wel grappig slecht”, zegt Mirte. „Ja, dat iemand gaat barbecueën, maar er geen vlees meer is in de supermarkt en ook niet in de tweede of derde supermarkt. En dat dan ook nog de barbecue gejat is door een drone. Dat lijkt me nou leuk.”