N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Ik wil in deze column graag oproepen tot het heroverwegen van geweld. Niet het gebruik van geweld, daar kunnen we het een andere keer over hebben, maar de betekenis van het begrip. Onlangs werd in Pakhuis de Zwijger te Amsterdam besloten om een debatavond af te zeggen omdat in de aankondiging stond dat geweld moest worden heroverwogen in de context van klimaatprotest. Sprekers meldden zich af, politici spraken zich uit tegen geweld. Dit lijkt nobel, en ook logisch, want wie is nou voor geweld? Het probleem is alleen dat geweld, zelfverdediging en vreedzaam protest notoir vage begrippen zijn.
Bij ‘geweld’ denken de meeste mensen aan direct geweld, dat op het lichaam is gericht en een individu meteen raakt. Een man vermoordt zijn vrouw. Maar er zijn ook andere vormen van geweld. Structureel geweld herkennen we al minder goed. De Noorse socioloog Johan Galtung gebruikt deze term om geweld tegen groepen aan te duiden – racisme, seksisme, soortisme. Dat gaat vaak samen met direct geweld, bijvoorbeeld in femicide, hate crimes en politiegeweld.
Niet al het geweld is goed waar te nemen. De Amerikaanse denker Rob Nixon muntte de term ‘langzaam geweld’ voor gradueel, nauwelijks zichtbaar geweld dat leidt tot ecologische vernietiging, langdurige vervuiling en klimaatverandering. Dat is vaak verbonden met structureel geweld; arme mensen hebben bijvoorbeeld meer te lijden onder luchtvervuiling.
Dat we sommige vormen van geweld minder goed herkennen dan andere komt omdat ons dagelijks leven erdoor is gevormd. De Australische filosoof Dinesh Wadiwel wijst hier op de rol van institutioneel geweld en epistemisch geweld. Geweld tegen dieren herkennen we vaak niet omdat het in onze instituties ingebed is en erdoor wordt gelegitimeerd (denk aan wetten en beleid) en omdat onze kennissystemen hiërarchisch zijn (mensen zijn belangrijker dan dieren). Als een varken in het slachthuis levend wordt gekookt dan vinden we dat erg, maar het slachthuis zelf vinden we normaal, omdat het legaal is en we leren dat dieren minderwaardig zijn.
Wat door de gemeenschap of de wet wordt beschouwd als geweldloos is dat dus niet noodzakelijk. Sterker nog, een belangrijk onderdeel van activisme is aantonen dat geweld ‘geweld’ is. Denk aan Black Lives Matter, de beweging die erop hamerde dat politiegeweld tegen Zwarte Amerikanen geweld is. Of aan ‘Zwarte Piet is Racisme’: een figuur waar veel mensen aan gehecht zijn is eigenlijk gewelddadig. Ook in de wet verschuift wat wordt gezien als geweld, zo is verkrachting binnen het huwelijk pas sinds 1991 strafbaar.
Verschillende vormen van geweld vragen om verschillende tegenacties. Zoals het genereren van nieuwe vormen van kennis, onderzoeken van andere manieren van samenleven, ontwerpen van instituties gebaseerd op luisteren, leren lezen van stiltes, stemmen op partijen die tegen economische groei zijn, snelwegen blokkeren, land vrijkopen en in bomen bivakkeren. In die tegenacties zijn we uiteindelijk allemaal met elkaar verbonden. Judith Butler schrijft in The Force of Nonviolence dat een liberale opvatting van zelfverdediging en geweldloos verzet problematisch is, omdat daarin direct geweld tegen individuen centraal staat, en wezens worden ingedeeld in groepen met tegengestelde belangen. Dat versterkt andere vormen van geweld, zoals structureel geweld. Die andere vormen van geweld leren herkennen en tegengaan kan niemand in haar, zijn, of hun eentje. Daar hebben we debatavonden voor nodig, waarin we moeilijke gesprekken voeren over wat geweld is en wie dat bepaalt. En heel veel protest.