Opinie | De wereld ten onder? Nee. Alles komt goed? Ook niet

Laatst was ik bij een bijeenkomst over demografie. De overheersende mening was dat het teruglopen van het vruchtbaarheidscijfer in Nederland een doemscenario betekent. Door de scheve verhouding oud-jong wordt welvaart onbetaalbaar. Het huidige woningtekort betekent dat jongeren nog minder kinderen krijgen. Kunstmatige intelligentie (AI) maakt velen, ook hoogopgeleiden, overbodig, dus: nog minder belastinginkomsten.

In deze redenering zitten logische elementen, maar er wordt tegelijk aangenomen dat er verder niets verandert. Alsof ouderen niet langer en anders kunnen werken, alsof het milieu geen baat heeft bij minder mensen, alsof betere zorg en kinderopvang inclusief robotisering niet ook de demografie positief kunnen beïnvloeden.

Het is een klassiek misverstand van pessimisten, het uitvergroten van één dimensie en verder uitgaan van business as usual. En pessimisme is nogal bon ton. De intellectuele teneur is er een waarin de wereld naar de ondergang drijft, voorbij de befaamde omslagpunten, zonder uitzicht op herstel. Alleen nog een catastrofe zou de mensheid van zichzelf kunnen redden.

Permanente crisis, zelfs „zonder hoop” (Tommy Wieringa), nee, zelfs een polycrisis: van broeikasgasemissies, energieverbruik, inflatie, woningtekort, consumptie, mobiliteit, biodiversiteit, vergrijzing en oorlogen. De voedselvoorziening zou in gevaar zou zijn door biodiversiteitsverlies, alle gemeten PFAS bedreigt de gezondheid. Pessimisten extrapoleren gretig vanuit wetenschappelijke feiten en modellen die over deelonderwerpen gaan en komen dan, zonder nuance, tot de conclusie dat het niet meer goed kan komen „met de diersoort mens” (Stefan Brijs).

Maar het is niet mijn bedoeling om pessimisme als fatalistische karikatuur neer te zetten. Pessimisme is wijd verspreid en juist daarom wil ik het serieus ter discussie te stellen.

Niet statistisch onderbouwd

Veel van de brede pessimistische generalisaties die worden gemaakt, worden niet door statistiek onderbouwd. De honingbij bedreigt wilde bijen maar bewijst niet de neergang van álle insecten, net zomin als minder insecten op de autovoorruit (wat eerder wijst op betere vogelbescherming en meer beton langs de snelweg). Zelfs de biodiversiteit in een dichtbevolkt land als Nederland (dat je dus niet zomaar kunt vergelijken met de rest van Europa) loopt niet op alle fronten mis: de Living Planet Index is sinds 1990 met 13 procent toegenomen (vooral zoetwater- en moerassoorten). En ook koraalriffen weten zich te herstellen.

Iedere statistische maat, verzameld door de onvolprezen website Our World in Data, wijst uit dat wij mensen, nu tweeënhalf keer zo talrijk als een halve eeuw geleden, veel beter af zijn wat betreft voeding, scholing, levensverwachting en keuzevrijheid. De verklaring schuilt in een combinatie van innovatie, wereldhandel en democratische regelgeving.

Wetenschapper Steven Pinker illustreert die vooruitgang door te wijzen op de 50 miljoen doden door de Spaanse griep, een eeuw geleden – vergelijk dat met de snelheid en effectiviteit waarmee we Covid-19 overwonnen. Journalist Simon Rozendaal laat zien dat in Nederland de vervuiling door zwaveldioxide, ooit de grote boosdoener, in veertig jaar met 90 procent is afgenomen.

Helaas, resultaten uit het verleden zijn onvoldoende voor de pessimisten. Dat komt omdat pessimisme niet zomaar een oppervlakkige somberheid is. Veel pessimisten zijn oprecht begaan met de wereld, en voelen zich machteloos. Pessimisme gaat vaak gepaard met een afwijzing van kapitalisme, buitenlandse handel, grote bedrijven en supermarkten, boosdoeners die ons onhoudbare consumptiepatronen opdringen.

Aantrekkelijke grondhouding

Tegelijk is een pessimistische grondhouding aantrekkelijk voor welvoorziene westerse burgers, een manier om hun eigen leven relevantie te geven door het te verbinden aan grote vraagstukken. Mogelijk zit er ook een zekere zelfkastijding achter: we hebben deze uitzonderlijke welvaart niet verdiend en ze kan niet blijven voorbestaan. Pessimisme kan dan positieve gevoelens oproepen, over de eigen moreel hoogstaande houding die gedeeld wordt met een selecte groep die het ook ‘ziet’.

De basis voor pessimisme is onzekerheid, die risicomijdend maakt. Soms kan pessimisme ook een manier zijn om ons op het ergste voor te bereiden en dat zo beladen mogelijk onder woorden te brengen, als een bezwering. Mogelijk is dit een evolutionair bepaalde reactie: als de spreekwoordelijke leeuw op de savanne opdoemt, kun je beter van een worst case-scenario uitgaan en niet optimistisch op het dier wachten.

Gen-Z’ers en millennials lijken somberder over vooruitgang dan hun voorgangers. Hun ouders zijn nu rijker, en ze hebben zelf aanzienlijk meer vrijheid. Maar oudere generaties waren gewend aan fluctuaties in de levensstandaard. Je kon in de middenklasse geboren worden, maar ook weer arm worden. Je moest doorzetten na tegenslagen en materiële en persoonlijke wensen uitstellen.

De eigen situatie – nog geen huis, geen carrière, geen levensdoel, moeizame relaties – wordt nu de spiegel voor de wereld. Ondanks de illusie van overvloed en saamhorigheid maken sociale media onzeker en eenzaam.

Met filosoof Maarten Boudry zou je kunnen zeggen dat juist links, ooit voorstander van vooruitgang en technologie, de somberheid vleugels heeft gegeven. Ook Steven Pinker hekelt de linkse nadruk op uitsluiting en woke, ten koste van de nadruk op armoede. Vooral linkse wetenschappers nemen, in hun verlangen naar aandacht, graag ideologische en apocalyptische trekjes over van activisten.

Immers, pessimisme kan een verdienmodel zijn, omdat er altijd wel weer een onderzoek nodig is naar hoe erg het met de wereld gesteld is. Pessimisme heeft theatrale getallen en gebaren nodig, van actievoerders geplakt aan schilderijen tot het ten grave dragen van gletsjers. De ingenieurs, medici en bèta’s bieden niet vaak een tegengeluid tegen de nadruk op de achteruitgang. Zelden wordt de vooruitgang gevierd, of het moet zijn door het bejubelen van futuristische plannen voor tijdreizen of onuitputtelijke energiebronnen.

Zo blijft de roep op een antikapitalistische omwenteling klinken, al is er geen idee van hoe dat werkt, behalve via vage autarkische utopieën. Dergelijk radicaal pessimisme leidt ook tot een gemakzuchtige houding waarbij je niet hoeft na te denken over concrete oplossingen. Erger, het kan een voedingsbodem voor ondemocratische krachten bieden. In dat gedachtengoed floreert het ideaal van de sterke man die een nieuwe orde afdwingt.

Slome bureaucratie

Ook optimisme kent sterke en zwakke varianten: er is een makkelijk laisser faire, een blind geloof in technologie, en er is eco-modernisme dat technologie een ecologische basis geeft. Waar pessimisten zichzelf kunnen verlammen in passiviteit, omhelzen optimisten technologisch oplossingen als AI, menselijk en klonen, en expedities naar Mars. Techno-optimisten hebben haast: we moeten „de race” winnen tegen klimaatverandering (Diederik Samsom). Daarin schuilt een zekere dwang. Sommige optimisten zijn in hun hart pessimisten.

Het ongeduld van de optimisten en de neerslachtigheid van de pessimisten worden gevoed door een slome bureaucratische overheid. In vergelijking met bijvoorbeeld de uitvoeringskracht die na de watersnoodramp van 1953 tentoon werd gespreid, leven we nu in de verlamming van trage besluitvorming, fragmentatie van uitvoeringsdiensten en langdurige bezwaarprocedures. Het is nu ondenkbaar dat iets als het Deltaplan in korte tijd zelfs maar goedgekeurd zou worden.

Bij dat relatief snelle Deltaplan zijn uiteraard dingen over het hoofd gezien, zoals de ecologische effecten op afgesloten waterlichamen, maar er bestond ook ruimte voor vele correcties. En dát is precies het belangrijkste inzicht. Vooruitgang is geen rechte lijn van perfecte oplossingen, maar een schaatsbeweging die telkens om correctie vraagt. Wie pessimisme en optimisme tegenover elkaar zet maakt een denkfout: het is niet óf maar én. Menselijke ontwikkeling is een voortdurende cyclus van kleine en grote, snelle en langzame veranderingen. Iedere uitdaging vraagt om oplossingen, die zelf weer een uitdaging worden omdat er immers altijd sprake is van negatieve of onvoorziene neveneffecten.

Voortschrijdend inzicht is de kern. Je bouwt dijken tegen toekomstig hoogwater en ontdekt gaandeweg dat doorlatende waterkeringen nodig zijn om eutrofiëring van oppervlaktewater te voorkomen. Internationale verdragen op het gebied van handel helpen de uitwassen van de wereldmarkt, zoals kinderhandel, te dempen. De maatregelen zijn niet perfect, maar worden steeds beter. Het ontkennen van vooruitgang voedt verongelijktheid en gevaarlijke utopieën.

Botsende wereldbeelden

Pessimisme en optimisme zijn geen tegenpolen, maar corrigeren in combinatie botsende wereldbeelden. Verzwakking van een van beide leidt tot polarisatie. Een regering moet een verhaal hebben dat optimisten én pessimisten overtuigt. Dat betekent duidelijk afwegen wat de beste keuze is met de kennis van dat moment, en accepteren dat risico’s inherent zijn aan keuzes.

Dystoptisch pessimisme kunnen we ons niet veroorloven, noch euforisch optimisme. Het is niet óf maar én: alleen een gezonde dosis optimisme, gelardeerd met kritisch pessimisme over mogelijke neveneffecten, kan leiden tot verstandige afwegingen en keuzes.Dat geldt bij uitstek voor duurzame ontwikkeling. Duurzaamheid is geen eenmalige staat van verlichting die we al of niet bereiken, maar een voortdurend streven met vallen en opstaan. Er zullen altijd nieuwe problemen opduiken.

Laten we de komende verkiezingen gebruiken om partijen te dwingen afwegingen, onzekerheden en kosten scherp en met zelfkritiek verwoorden, dwars over de beleidsterreinen heen. Trade-offs uit de weg gaan, doen alsof we niet hoeven te kiezen, vooruitschuiven of sturen op een risicovrije oplossing is het recept voor stagnatie.

De juiste gedachte is niet dat alles goed afloopt, noch dat we ten onder gaan, maar de zekerheid dat ons zoeken zinvol is. Verlies en onverwachte verrijking staan naast elkaar. Business as usual bestaat niet. We moeten voorwaarts, met nieuwsgierigheid en vertrouwen in ons collectieve lerende vermogen. Ook voor een afnemende wereldbevolking en vergrijzing vinden we oplossingen, net als voor al die nog onbekende uitdagingen.


Lees ook

Het geluid van pacifisten is in tijden van onzekerheid niet populair, zeggen ze zelf

Het geluid van pacifisten is in tijden van onzekerheid niet populair, zeggen ze zelf