De Raad van State heeft forse kritiek op het plan van het demissionaire kabinet-Schoof om het eigen risico per 2027 te verlagen van 385 euro naar 165 euro per jaar. De raad adviseert het demissionair kabinet om de financiële gevolgen van het plan beter uit te leggen en adviseert om het voorstel niet in huidige vorm aan de Tweede Kamer voor te leggen. Dat staat in een maandag gepubliceerd advies over het plan van de onlangs opgestapte minister Fleur Agema (Volksgezondheid, Welzijn en Sport, PVV).
Met het plan wilde het kabinet voorkomen dat mensen met een kleine beurs noodzakelijke zorg uitstelden of opgaven. Maar door de verlaging van het eigen risico zullen mensen met een laag inkomen en arbeidsongeschikten met een uitkering er financieel op achteruitgaan en dus juist sneller afzien van zorg, schrijft het adviesorgaan.
Dat komt onder meer doordat het plan ten koste gaat van de Tegemoetkoming arbeidsongeschiktheid, juist bedoeld als jaarlijkse compensatie voor het eigen risico. Ook leidt de voorgenomen verlaging volgens berekeningen tot een verhoging van de zorgpremie met circa 200 euro per jaar per verzekerde. Dat heeft als gevolg dat mensen die hun eigen risico niet helemaal opmaken, erop achteruitgaan.
De Raad van State acht de kans klein dat de verlaging van het eigen risico leidt tot structurele verbetering van de betaalbaarheid van zorg. Vanaf 2030 wordt het eigen risico immers weer jaarlijks geïndexeerd, waardoor het „aannemelijk” is dat het verplichte eigen risico zal stijgen. Doordat de zorgkosten door het voorstel stijgen, zal de indexering bovendien hoger uitvallen dan wanneer het plan niet doorgaat.
Volgens de Raad van State is het eveneens plausibel dat mensen minder zullen nadenken over de noodzaak van een medische behandeling, waardoor zorgkosten én capaciteitsproblemen verder toenemen.
Door ‘dubbele vergrijzing’ – binnen de groep Nederlandse 65-plussers neemt het aandeel 80-plussers toe – en onder meer technologische ontwikkelingen stijgen de zorgkosten de komende decennia verder. De Raad van State verwacht dat de zorguitgaven stijgen van 12,7 procent van het bbp in 2015 naar ruim 20 procent in 2060. „In absolute zin komt dat neer op een verdrievoudiging van de zorguitgaven per hoofd van de bevolking”, aldus het adviesorgaan.
De Britse regisseur Guy Ritchie heeft zo’n kenmerkende stijl dat je het bijna een eigen subgenre kan noemen. Eind jaren 90 debuteerde hij groots met de vlotte misdaadcomedy Lock, Stock and Two Smoking Barrels (1998) en brak hij definitief door met Snatch (2000), mede dankzij de glansrol van Brad Pitt op het toppunt van zijn carrière als onverstaanbare Ierse bokser. Vaste elementen zijn: praatjesmakende Britse boefjes als protagonisten, sinistere gangsters en andere vreemde types, vlijmscherpe dialogen vol droge humor en montage doorspekt met een harde soundtrack.
Sindsdien heeft Ritchie met wisselend succes zijn repertoire uitgebreid met onder andere de Sherlock Holmes-films, Revolver, The Man From U.N.C.L.E. en de live action remake van Aladdin. In 2020 keerde hij terug naar zijn vrolijke gangstergenre met de succesvolle film The Gentlemen, die in 2024 een gelijknamige spin-off serie kreeg.
Ook de tiendelige SkyShowtime-serie MobLand speelt zich af op vertrouwd terrein. Oorspronkelijk bedacht als spin-off van misdaadserie Ray Donovan, groeide de serie tijdens het productieproces uit tot een op zichzelf staand verhaal. Ritchie fungeert als uitvoerend producent en regisseerde de eerste twee afleveringen. Het scenario is in handen van Ronan Bennett (Top Boy) en Jez Butterworth (Mojo, Fair Game).
Oude honden, nieuwe trucs
Ritchie is met 58 jaar ook geen jonge hond meer en dat zie je op meerdere manieren terug in MobLand. Hier geen wannabe-gangsters die proberen door te breken maar juist oude rotten die zich proberen te handhaven. De hoofdrol is voor Tom Hardy als Harry Da Souza, een doorgewinterde fixer die problemen oplost voor de criminele Harrigan-familie. Die wordt geleid door de Ierse gangster Conrad (Pierce Brosnan), al lijkt zijn vrouw Maeve (Helen Mirren) daadwerkelijk aan de touwtjes te trekken.
De Conrad-familie leidt de Londense onderwereld, maar de opmars van fentanyl dreigt de machtsverhoudingen op te schudden. Het gaat vreselijk mis wanneer de hedonistische kleinzoon Eddie Conrad heimelijk de hort op gaat met Tommy, de zoon van criminele aartsvijand Richie Stevenson (Geoff Bell). Deze stapavond is een wolk van drank en cocaïne die al snel eindigt in een steekpartij, waarna iedereen het op een lopen zet. Tommy is de volgende dag vermist en zijn vader Richie dreigt de Harrigans met oorlog als hij niet snel terecht is. Tommy vinden wordt uiteraard een klus voor Harry, die al genoeg problemen heeft.
Thuis gaat er namelijk ook veel mis. Harry woont in een mooi Londens rijtjeshuis samen met zijn vrouw Jan (Joanne Froggatt) en dochter Gina. Het is niet helemaal duidelijk in hoeverre zijn gezin precies weet wat hij doet, want iedereen reageert vrij koeltjes als de politie met getrokken wapens binnenvalt. Maar Harry kan blijkbaar ook niet zeggen dat hij weer een sessie relatietherapie heeft gemist omdat hij een lijk moest opruimen. De dreigende gangsteroorlog zet alles op scherp want hoe ga je je huwelijk redden als je gezin moet onderduiken?
Oudjes
MobLand ademt Guy Ritchie – snelle dialogen, kleurrijke criminelen en een vleugje Britse bravoure – maar wel een die het inmiddels wat rustiger aan doet. De fatale scène in de nachtclub voelt eerder als een herinnering van een vader die zich realiseert dat zijn wilde jaren voorbij zijn, en nu vooral bezorgd toekijkt hoe zijn kinderen de nacht induiken. Er is volop actie, maar MobLand mist de constante dreiging van ontploffingen die een serie als Peaky Blinders zo intens maakt.
Het verhaal van MobLand is niet baanbrekend maar de sterrencast geeft de serie de nodige brandstof. Tom Hardy kan met zijn raspende stem en fysieke voorkomen makkelijk in de rol van bruut glippen maar hier doet hij het net een beetje anders. Harry da Souza is namelijk een verrassend geraffineerde gangster, een die liever op zakelijke toon dan met grof geweld zijn zaakjes oplost. Dat creëert ook ruimte voor de nodige humor. Als Harry een andere boef dreigt met wat er gebeurt als hij moet terugkomen, zegt hij er gortdroog bij dat het afhangt van zijn agenda of het een collega is of hijzelf die het pak slaag komt geven.
Bij de Harrigans is het ook nooit saai, vooral dankzij de oudjes. Pierce Brosnan leeft zich helemaal uit als oude baas die onbetwist lijkt te regeren met ijzeren vuist, maar wiens achterdocht en gewelddadige impulsiviteit hem parten beginnen te spelen. Dat levert een interessante dynamiek op tussen Conrad en Maeve, die wél altijd een plan heeft en dankzij de heerlijk vileine Helen Mirren misschien nog wel intimiderender is.
MobLand is geen revolutionaire televisie, maar alles werkt goed genoeg. De mix van familiedrama, rivaliteit binnen de onderwereld en het typische Ritchie-DNA levert een serie op die lekker wegkijkt – zeker voor wie houdt van ouderwets Britse misdaad met een vleugje stijl.
Elke aflevering van Ludwig heeft een moment waarop de ogen van John Taylor (Peep Shows David Mitchell) een beetje gaan glimmen. Alsof er plots een lichtje is aangegaan in zijn hoofd. Dan weet je dat het tijd is om thuis op de bank iets rechterop te gaan zitten. Want de moord waarmee de aflevering van de Britse detectiveserie begon, is opgelost.
Door John. Zijn collega’s van de politie van Cambridge hebben op zo’n moment meestal nog geen enkel idee wat er is voorgevallen. Soms hebben ze zelfs niet eens door dát er een moord is gepleegd. Maar hun ietwat wereldvreemde baas is dan al klaar om minutieus uiteen te zetten wat er is gebeurd. Iets dat John het liefst doet op de plek waar de moord heeft plaatsgevonden, uiteraard met alle verdachten present, zodat iedereen – zelfs de moordenaar – met ingehouden adem kan luisteren naar wat de man te zeggen heeft.
De serie Ludwig, dat werd gecreëerd door scenarist Mark Brotherhood, is duidelijk geïnspireerd door de grote tv-detectives die eerder op onze kleine schermen schitterden. Van de manier waarop John de kleinste details registreert die anderen compleet over het hoofd zien, tot het feit dat de moordenaar vrijwel altijd direct bekend nadat hij zijn verhaal heeft gedaan.
Als we John ontmoeten is hij overigens geen rechercheur maar puzzelmaker. Hij publiceert zijn werk onder de naam Ludwig, naar de componist, en leidt een teruggetrokken bestaan. John laat de wereld en alle mensen die daarbij horen, het liefst aan zijn goed gesloten voordeur voorbijgaan. Maar dan belt zijn schoonzus Lucy (Anna Maxwell Martin) vanuit Cambridge met het nieuws dat zijn tweelingbroer James is vermist. James werkt bij de politie en Lucy vermoedt dat zijn verdwijning iets met zijn laatste zaak te maken heeft. Ze vraagt haar zwager of hij zich kan voordoen als zijn broer om diens aantekeningen op het bureau op te halen, in de hoop dat ze daarmee kan achterhalen waar haar man is.
Logikwiz
Het lijkt John geen goed idee, en dat is het ook niet. Maar de puzzelmaker laat zich uit sentimentele overweging – Lucy was in hun jeugd eigenlijk zíjn beste vriendin – toch door haar overhalen. Uiteraard is hij nog geen half uur op het politiebureau of hij wordt meegesleept naar een plaats delict. En ook al durft hij amper naar het bebloede lichaam op de grond te kijken, toch lost hij de moord razendsnel op. Zijn speciale kracht: hij benadert misdaden als een van zijn puzzels. Die eerste is een logikwiz die simpelweg moet worden ingevuld, een volgende zaak blijkt een spelletje zoek de verschillen voor gevorderden en later in het seizoen vindt hij de schuldige door er een omgekeerd potje schaken van te maken.
En zo pakt John elke aflevering weer een nieuwe zaak op (in het karakteristieke Cambridge blijken uitzonderlijk vaak mensen te worden omgebracht) terwijl hij in de avonduren samen met Lucy en haar tienerzoon probeert te achterhalen waar James is. Ludwig is daarmee zowel episodisch als een serie met een doorlopend mysterie, en dat werkt uitstekend. Het eerste stukje geeft elke keer weer dat bevredigende gevoel van een voltooide puzzel en het tweede stukje maakt dat je meteen een volgende aflevering wilt aanzwengelen.
Heel realistisch is het natuurlijk niet, en Ludwig rekt ook op geen enkele manier de grenzen van het detectivegenre op. Maar de serie gebruikt wel uiterst behendig al deze elementen die alle klassiekers zo aangenaam maken om naar te kijken. De serie is grappig (ook dankzij het fijne spel van Mitchell en Maxwell Martin), de moordpuzzels zijn vernuftig genoeg om niet zonder Johns inzichten te kunnen kraken en de sfeer is (ondanks de onophoudelijke stroom aan slachtoffers) hartstikke gemoedelijk. Het voelt allemaal vreselijk vertrouwd. En dat is misschien wel de grootste kracht van Ludwig. Je weet als kijker precies wat je krijgt. En dat is ook weleens prettig.
‘Kunst maakt het leven de moeite waard”, zei kunstenaar Reinier Lucassen vorig jaar in een gesprek met NRC. De aanleiding voor het interview was een nogal bijzondere veiling: hij bood een deel van zijn eigen kunstcollectie aan, met 249 kavels. Daaraan was te zien welke brede artistieke interesses hij in de zes decennia van zijn kunstenaarschap had ontwikkeld. In de collectie zaten maskers uit Papoea-Nieuw-Guinea, etsen van outsider-kunstenaar Willem van Genk, en een schilderij met kaviaar van Georg Herold. Een collectie die typisch met kunstenaarsogen was samengesteld, zei Venduehuis-expert Peter van Beveren: „Hij verzamelde alles wat hem intrigeerde.” Zijn galerie, Willem Baars Projects, maakte bekend dat Lucassen afgelopen zaterdag op 86-jarige leeftijd is overleden.
Het kunstenaarschap van Lucassen begon eind jaren vijftig, met een studie aan het Instituut voor Kunstnijverheid in zijn geboortestad Amsterdam. Rond 1960 ontwikkelde hij een figuratieve schilderstijl die hem een van de belangrijke naoorlogse Nederlandse schilders zou maken. Hij was een vertegenwoordiger van de zogeheten ‘nieuwe figuratie’, samen met Alphons Freijmuth, Pieter Holstein en de Belg Roger Raveel. Deze beweging werd net als het nouveau realisme gezien als een Europese tegenhanger van de Amerikaanse pop-art, terwijl al die stromingen op hun beurt weer reacties waren op de dominantie van de abstracte kunst.
Reinier Lucassen in 2009. Foto Leo van Velzen
Ook non-figuratieve elementen
Maar in die figuratieve stijl verwerkte Lucassen ook non-figuratieve elementen. Zoals in het schilderij Een gezellig hoekje uit 1968. Dat is een interieur met een leunstoel, schemerlamp, plant, en daarnaast een compleet abstracte strook van rode en groene blokken. Omdat de NS een afbeelding ervan opnam in verschillende treinstellen, is het waarschijnlijk zijn bekendste kunstwerk.
Bovendien kenmerkt dit werk de luchtigheid van zijn schilderkunstige benadering, waarin hij abstractie combineerde met doodgewone alledaagse dingen. Banaliteiten, waar hij desondanks ook ernstig over sprak. In 1972 zei hij nooit bezig te zijn „met humoristisch te zijn, anti-kunst te maken of wat dan ook te parodiëren”. Maar hij heeft ook gezegd dat kunst „niet over intellectuele vraagstukken” gaat, want „over gevoel”. Daartegenover staat dat hij ook zei „absoluut objektief” te schilderen, „met een maximum aan onpersoonlijkheid”.
En zo hield hij, met zijn uitspraken en zijn schilderijen, het mysterie van de schilderkunst intact.
Geestverwanten
De nieuwe figuratie sloeg aan, hij exposeerde met geestverwanten en in 1967 richtte hij met Ger van Elk en Jan Dibbets het Internationaal Instituut voor Herscholing van Kunstenaars op, dat een aantal manifesten en projecten voortbracht. Vanaf de jaren 70 bracht hij zijn ideeën over op een jongere generatie toen hij ging hij lesgeven, aan de AKI (Academie voor Kunst en Industrie) in Enschede. In 1986 exposeerde hij voor Nederland in het Rietveldpaviljoen op de Biënnale van Venetië. Zijn werk was volop te zien in musea in binnen- en buitenland en belandde in collecties van bijvoorbeeld het Stedelijk Museum Amsterdam, Museum Boijmans Van Beuningen in Rotterdam en het Centraal Museum in Utrecht.
Magisch en mythisch bleef zijn werk, een vat aan tegenstellingen, ook in de abstracte werken die hij in de jaren tachtig ging maken of de assemblages van de jaren 10. Daarin kon het gebeuren dat een herdershond vermomd als Spider-Man over het Nederlands erfgoed met molens en klompen waakt. Een aantal keren is zijn werk met prijzen bekroond. Vorig jaar nog, het jaar dat hij 85 werd, kreeg hij de Jeanne Oosting Prijs voor de schilderkunst. „Het oeuvre van Lucassen is van een grote schilderkunstige rijkdom. Als een ontdekkingsreiziger heeft hij de wereld gezien, bevraagd en gevoeld – en dit allemaal omgezet in zijn kunst”, aldus de jury.