Aan het Rode Lijn-protest in Den Haag van zondag tegen het kabinetsbeleid tegenover Israël doen zo’n 150.000 mensen mee. Dat claimt de organisatie, schrijft persbureau ANP. Er zouden nog steeds mensen onderweg zijn naar de stad om zich bij de demonstratie aan te sluiten. Volgens de NS zijn de treinen richting Den Haag zeer druk en kon niet iedereen mee worden genomen.
„Met een hogere opkomst dan de eerste demonstratie is dit een duidelijk signaal aan het demissionair kabinet-Schoof om nu eindelijk actie te ondernemen ten opzichte van de oorlogsmisdaden van Israël en Israël niet de hand boven het hoofd te houden”, zegt de organisatie van de demonstratie tegen persbureau ANP.
De demonstratie trekt van het Malieveld naar het Vredespaleis, waar het Internationaal Gerechtshof is gevestigd. De actie is georganiseerd door onder andere Oxfam Novib en Amnesty International.
De deelnemende hulp- en mensenrechtenorganisaties eisen, samen met de demonstranten, een fundamentele koerswijziging van het demissionaire kabinet, waaronder het opleggen van stevige sancties tegen Israël.
Bij een eerder Rode Lijn-protest in mei schatte de organisatie de opkomst op meer dan 100.000 mensen. De politie bevestigde deze aantallen desgevraagd niet, omdat zij zich niet uitspreekt over exacte bezoekersaantallen.
Lees ook
Ook binnen de ChristenUnie groeit kritiek op Israël: ‘We hebben flanken, maar het zijn wel ónze flanken’
Lees ook
Dit eerdere commentaar van NRC: Het is onfatsoenlijk als het kabinet niet reageert op de rode-lijn-demonstratie
Dat een persoon die is vertrokken toch zeer aanwezig kan zijn, door de smet die zijn vertrek naliet op dat wat achterbleef, daar weet ITA alles van. In 2023 volgde regisseur Eline Arbo Ivo van Hove als artistiek leider van het gezelschap op. Een jaar later verscheen er een rapport over grensoverschrijdend gedrag in de periode dat Van Hove het gezelschap leidde. Zo erfde Arbo, buiten haar weten om, een gezelschap met een schandvlek.
De voorstelling Tijd voor geluk is haar poging om een nieuwe start voor het gezelschap te markeren, en symbolisch weg te wissen wat daar geen plaats meer in mag hebben. Daartoe koos ze, naar eigen zeggen, een „ongekend prachtig” stuk van de Noorse theater- en romanschrijver Arne Lygre (1968), ter „viering van het samenzijn”. Idee en concept komen van Arbo, Bianca van der Schoot tekende voor de regie.
Lees ook
de reconstructie ‘ITA tolereerde grensoverschrijdend gedrag voor grensverleggend toneel’
In Tijd voor geluk maak je kennis met een bonte verzameling personages, die toevallig allemaal bij hetzelfde bankje aan een rivier hebben afgesproken. Een moeder en haar dochter wachten op hun zoon/broer Aksle, die normaal nooit laat is. Een weduwe zoekt met haar twee stiefkinderen een plek om haar man te begraven. Een vrouw probeert haar ex-man voor zich terug te winnen. Ze raken met elkaar aan de praat over thema’s als liefde, ouderschap, vergeving en rouw.
Scharnierpunt in het stuk is het moment waarop zoon/broer Aksle (Minne Koole) toch nog verschijnt, zij het om meteen weer afscheid te nemen. Hij verlangt naar een plek waar hij niet zijn ‘oude zelf’ is, legt hij uit. Hij wil opnieuw beginnen, schone lei, los van het verhaal dat anderen in de loop der tijd van hem hebben gemaakt. Dit thema, het verlangen om niet door anderen gedefinieerd te worden, om überhaupt los van definities te kunnen bestaan, is wat Arbo en Van der Schoot lijkt te hebben aangesproken in het stuk. Maar de tekst die Lygre zijn personages in de mond legt heeft te weinig diepgang om dat thema recht te doen.
Het is alsof de makers er pas halverwege het repetitieproces achter kwamen dat ze met Tijd voor geluk een draak van een stuk in handen hadden. Van der Schoot maakte, wellicht om die reden, de nogal rigoureuze keuze de soms onbeschaamd pathetische, soms inhoudelijk verbluffend holle dialogen in zijn geheel ‘op de ironie’ te laten spelen. Het enige personage dat niet als karikatuur wordt neergezet is Aksle, maar die is hooguit 5 van de 160 minuten present.
Meteen vanaf de eerste opkomst kijken we naar stripfiguren; vreemde geëxalteerde wezens, gespeend van enige vorm van impulsonderdrukking. Om het minste geringste barsten ze in huilen uit of schieten ze uit hun slof. De acteurs storten zich er met volle overgave in, wat moedig is, en hier en daar best geestig. Maar, vraag je je steeds wanhopiger af: waar gáát het nou toch over?
Lygres zoetsappige stuk over verbinding, over het vieren van samenzijn (‘Ik hóúd van mensen!’ roepen personages opgewonden uit), is in Van der Schoots enscenering een onvervalste parodie op een verlangen naar verbinding geworden. Het hoogtepunt van de voorstelling, waarbij er plotsklaps een menigte van ITA-medewerkers het podium op stapt om gezamenlijk de popsong ‘Angels’ van Robbie Williams ten gehore te brengen, is zo volkomen absurd, dat het tafereel een camp-achtige charme krijgt. Redden doet het de voorstelling niet.
Als de vlek die Aksle in het toneelbeeld achterliet na tweeënhalf uur van die krankzinnige, richtingloze scènes, uiteindelijk met uiterste precisie is weggeveegd, voelt dat als een verademing. Laat dit verwarrende hoofdstuk inderdaad maar afgesloten zijn. Tijd voor een schone lei.
In het Utrechtse asielzoekerscentrum waar Nedal Nassan (44) woont, zijn de Syriërs nu verdeeld in twee groepen: er zijn mensen die net zijn aangekomen en nog hoop hebben. En er zijn mensen mensen die er al jaren zitten zonder asielbesluit; zij zijn bang dat het besluit van demissionair minister van Justitie David van Weel (VVD) om de beoordeling van hun asielverzoeken te hervatten, betekent dat ze terug naar huis moeten. „Maar in welke groep je ook zit, iedereen voelt de onzekerheid en angst,” zegt Nassan.
Van Weel (VVD) schreef vorige week in een brief aan de Kamer dat er een nieuw landenbeleid is: Syrië is niet meer zo onveilig, en daarom mogen asielaanvragen uit dat land weer worden beoordeeld door de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND).
Dat besluit volgde op het jongste rapport van Buitenlandse Zaken over de veiligheidssituatie in Syrië, dat vorige week werd gepubliceerd. De conclusie luidt dat de veiligheidssituatie in Syrië over de gehele onderzoeksperiode „volatiel” is geweest. Voor demissionair minister Van Weel reden genoeg om te stellen dat de situatie een „redelijke verbetering” laat zien en dat de veiligheidssituatie „ten goede is gekeerd” na de val van Assad. De IND verwacht, met het rapport in de hand, dat „onder het nieuwe beleid meer aanvragen zullen worden afgewezen dan voorheen”. Er staan nog zo’n 16.870 aanvragen open.
Imad, een dertiger die net als Nedal Nassan in een azc in Utrecht verblijft, woont tweeënhalf jaar in Nederland. „Ik heb twee IND-gesprekken gehad en verwachtte een beslissing toen de asielstop kwam. Eerst zou het 6 maanden duren, toen 15, toen 21, toen 30.” Hij deed er drie maanden over om naar Nederland te komen, vanuit Turkije. Een gevaarlijke reis – vrienden van hem zijn in de zee verdronken. „Ik wil niet dat het voor niets was en ik wil niet terug.”
Voor een 50-jarige vrouw in het asielzoekerscentrum in Assen geldt hetzelfde: ze had al haar gesprekken met de IND afgerond, de beslissing stond gepland voor 12 december – vier dagen na de val van het Assad-regime. Haar procedure is sindsdien stilgezet. Ze wil haar naam niet in de krant, uit vrees haar kansen in gevaar te brengen.
Israëlische bombardementen
In het asielzoekerscentrum in Exloo (Drenthe) probeerden Syriërs woensdag de hele dag hun advocaten te pakken te krijgen. Syriërs die nog geen advocaat hebben, belden rond om er een te vinden. „De meesten hier kunnen niet goed lezen of schrijven en spreken geen Nederlands, dus ze begrijpen niet goed wat er aan de hand is en wat de beslissing voor hen betekent”, zegt de Syrische Nayef.
Nayef heeft een tijdelijke verblijfsvergunning en vertaalt voor een bevriende 43-jarige Syriër uit Aleppo, die nog in de asielprocedure zit. „Ze vragen zich af of het al zeker is dat ze terug moeten.” Ook deze man uit Aleppo wil alleen anoniem de krant te woord staan, uit vrees voor de IND. Hij zegt dat hij niet terug kán naar Syrië. „Mijn ouders wonen in een tentenkamp bij Idlib, omdat Aleppo verwoest is. Als ik terugga, heb ik geen huis om in te wonen en moet ik naar een vluchtelingenkamp.”
Nedal Nassan belt elke dag met zijn zus die nog in Aleppo woont. Van haar hoort hij hoe het daar gaat. „Het is gewoon nog onveilig. De overheid is nieuw en nog niet sterk genoeg om de veiligheid in het land te garanderen. Het Amerikaanse leger is er, het Turkse leger. We worden elke dag door Israël gebombardeerd en liggen tussen Israël en Iran in. Het is onveilig voor de druzen, voor de Koerden. Mijn zus probeert weg te komen, maar dat is te duur.”
Erwin van Veen, conflictonderzoeker bij Instituut Clingendael, constateert dat de veiligheidssituatie in Syrië nog erg onvoorspelbaar is. „Er zijn allerlei spanningen – sektarische, etnische, religieuze. In combinatie met een grote hoeveelheid wapens in het land, kunnen kleine incidenten snel groot en gewelddadig worden. De nieuwe regering is op papier de baas, maar heeft nog geen geweldsmonopolie.” Van Veen begrijpt niet hoe demissionair minister Van Weel op basis van het ambtsbericht „tot de conclusie kan komen dat het er veilig is”.
Wonen in een tent
De Syrische vrouw in het asielzoekerscentrum in Assen kwam anderhalf jaar geleden naar Nederland in de hoop dat haar kinderen, die nu nog in Turkije zijn, binnen een jaar zouden kunnen overkomen. Haar man kwam tijdens de Syrische burgeroorlog om het leven; ze zorgt in haar eentje voor hen. „Nederland leek de beste plek om mijn kinderen op te voeden. Een mooi land, veilig. Maar nu weet niemand wat er precies gaat gebeuren.”
Demissionair minister Van Weel schreef dinsdag aan de Kamer dat twee groepen gevaar lopen bij terugkeer naar Syrië, en daarom meer kans maken op een verblijfsvergunning in Nederland: lhbti’ers en alawieten, een religieuze minderheid waartoe ook Assad en zijn familie behooort. „De minister schrijft over mensen die misschien doodgaan als ze terug moeten”, zegt asielzoeker Imad uit Utrecht. „Het gaat over doodgaan of níét doodgaan. Maar hoe zit het dan met léven? Als ik terugga naar Syrië, moet ik in een tent wonen. De stad waar ik vandaan kom, is verwoest.”
Lees ook
Lees ook Als de wachttijden bij de IND niet zo lang waren geweest, liep Khaled nu geen risico om teruggestuurd te worden naar Syrië
De Raad van State heeft forse kritiek op het plan van het demissionaire kabinet-Schoof om het eigen risico per 2027 te verlagen van 385 euro naar 165 euro per jaar. De raad adviseert het demissionair kabinet om de financiële gevolgen van het plan beter uit te leggen en adviseert om het voorstel niet in huidige vorm aan de Tweede Kamer voor te leggen. Dat staat in een maandag gepubliceerd advies over het plan van de onlangs opgestapte minister Fleur Agema (Volksgezondheid, Welzijn en Sport, PVV).
Met het plan wilde het kabinet voorkomen dat mensen met een kleine beurs noodzakelijke zorg uitstelden of opgaven. Maar door de verlaging van het eigen risico zullen mensen met een laag inkomen en arbeidsongeschikten met een uitkering er financieel op achteruitgaan en dus juist sneller afzien van zorg, schrijft het adviesorgaan.
Dat komt onder meer doordat het plan ten koste gaat van de Tegemoetkoming arbeidsongeschiktheid, juist bedoeld als jaarlijkse compensatie voor het eigen risico. Ook leidt de voorgenomen verlaging volgens berekeningen tot een verhoging van de zorgpremie met circa 200 euro per jaar per verzekerde. Dat heeft als gevolg dat mensen die hun eigen risico niet helemaal opmaken, erop achteruitgaan.
Lees ook
Halvering eigen risico leidt vooral tot hogere zorgpremies
De Raad van State acht de kans klein dat de verlaging van het eigen risico leidt tot structurele verbetering van de betaalbaarheid van zorg. Vanaf 2030 wordt het eigen risico immers weer jaarlijks geïndexeerd, waardoor het „aannemelijk” is dat het verplichte eigen risico zal stijgen. Doordat de zorgkosten door het voorstel stijgen, zal de indexering bovendien hoger uitvallen dan wanneer het plan niet doorgaat.
Volgens de Raad van State is het eveneens plausibel is dat mensen minder zullen nadenken over de noodzaak van een medische behandeling, waardoor zorgkosten én capaciteitsproblemen verder toenemen.
Lees ook
Zorgpremie stijgt per 2027 met tweehonderd euro per jaar door halvering eigen risico
Door ‘dubbele vergrijzing’ – binnen de groep Nederlandse 65-plussers neemt het aandeel 80-plussers toe – en onder meer technologische ontwikkelingen stijgen de zorgkosten de komende decennia verder. De Raad van State verwacht dat de zorguitgaven stijgen van 12,7 procent van het bbp in 2015 naar ruim 20 procent in 2060. „In absolute zin komt dat neer op een verdrievoudiging van de zorguitgaven per hoofd van de bevolking”, aldus het adviesorgaan.