Rijksmuseum toont in VN-gebouw in New York het Nederlandse slavernijverleden

Reportage

RIJKSMUSEUM-EXPO In een kleine ‘vertaling’ van de grote Rijksmuseum-expositie uit 2021 over Nederlandse slavernij, toont het museum bij de VN in New York in tien persoonlijke slavernijverhalen het systeem en het verzet ertegen.

Panelen vertellen persoonlijke Nederlandse slavernijverhalen in de Rijksmuseum Slavery Exhibition in het VN-gebouw in New York
Panelen vertellen persoonlijke Nederlandse slavernijverhalen in de Rijksmuseum Slavery Exhibition in het VN-gebouw in New York

Richard Koek

De tentoonstelling over ontheemde kinderen na de Tweede Wereldoorlog is net weggehaald en nu hangen in het gebouw van de Verenigde Naties in New York „tien waargebeurde verhalen van de Nederlandse koloniale slavernij”. Het Amsterdamse Rijksmuseum is uitgenodigd om van zijn grote slavernij-tentoonstelling uit 2021 een expositie in broekzakformaat te presenteren in het hoofdkwartier van de VN. Die is tot eind maart te zien. „Deze krachtige tentoonstelling is een oproep aan ons allen om een eind te maken aan racisme en onrecht in onze tijd en ervoor te zorgen dat samenlevingen overal daadwerkelijk worden gegrond op gelijkheid, waardigheid en rechten”, schrijft secretaris-generaal van de VN, Antonio Guterres bij de opstelling.

Op het handjevol wanden dat in de entreehal is gereserveerd voor tijdelijke tentoonstellingen waarmee de VN aandacht willen geven aan de geschiedenis van de transatlantische slavenhandel en de slavernij, hangen nu de namen van mensen die moesten werken op plantages in Nederlands bezit op Curaçao, Sint Maarten, in Brazilië en toenmalig Nederlands-Indië.

Gemarteld en onthoofd: Tula

Vijf namen zijn verbonden aan thema’s die de systematiek van de slavernij verduidelijken. Vijf andere namen zijn verbonden aan het verzet tegen dit systeem. Tula is een van hen, de man die eind achttiende eeuw als slaaf werkte op een plantage op Curaçao toen hij, geïnspireerd door de ideeën van de Franse Revolutie, probeerde de afschaffing van slavernij op Curaçao te bepleiten bij de Nederlandse gouverneur. Hij werd gemarteld en onthoofd.

Tula is een uitzondering, in de zin dat over zijn vijf weken durende opstand veel bronnen zijn overgeleverd. Medesamensteller van de expositie, Valika Smeulders, sinds 2020 hoofd van de afdeling geschiedenis van het Rijksmuseum, zei vrijdag in een lezing aan de Columbia universiteit hoe weinig materiële sporen resteren van tot slaaf gemaakten. „Ze werden gezien als objecten, ze mochten geen spullen bezitten en niet schrijven.” Het is voor de makers van de tentoonstelling extra reden geweest om bewust aandacht te geven aan de moed en veerkracht van degenen die zich durfden te verzetten tegen de omstandigheden.

Van de meeste mensen die als slaaf moesten werken, zijn geen andere sporen over dan de aantekening in een kasboek. Daarvan hangt een wrang voorbeeld in de opstelling in New York. Dirk van Hogendorp, tijdgenoot van Tula, was net als hij beïnvloed door de Verlichtingsideeën en vond dat slavernij niet paste in een ideale wereld.

Volgens hem kon het hele dwangsysteem in twintig jaar tijd worden afgeschaft. Maar op zijn koffie- en sinaasappelplantage in Brazilië stelde hij twintig jaar later niet alleen betaalde arbeiders aan het werk. Uit zijn kasboek, in vergroting te zien in de expositie, blijkt dat hij ook mensen kocht: „mes esclaves”, noemt hij hen.


Lees ook: Slavernijtentoonstelling Rijksmuseum: veelzijdig, verhalend en indrukwekkend

Verschillen met Rijksexpositie

Smeulders begon haar lezing met de vaststelling dat het Nederlandse en Europese perspectief op de gevolgen van het koloniale verleden en de slavernij nogal verschilt van het Amerikaanse. Volgens haar wordt de geschiedenis van mensen in slavernij in Europa minder gezien als nationale geschiedenis dan in de VS. Na afloop zei ze dat de ‘vertaling’ van de grote tentoonstelling in Nederland naar deze kleine in New York op een enkel punt ook dat verschil had geraakt. „In Nederland beschreven wij de Afrikaanse bedienden op schilderijen als ‘jongens’. Maar ‘boys’ voor zwarte mensen kan werkelijk niet in de Amerikaanse context. Dat verwijst direct terug naar de vernederingen uit het heel recente verleden van de segregatie.”

Smeulders zei dat de Nederlandse musea steeds meer het debat over geschiedenis, en dus ook de donkerder bladzijden daaruit, opnemen in hun interne discussies over hun eigen rol en in tentoonstellingen.

Voor het Rijksmuseum met zijn zwaartepunt in de 17de eeuw is dat een bijzondere opgave. Smeulders zei na afloop dat haar afdeling binnenkort een medewerker aanneemt die onderzoek zal doen naar de herkomst van stukken uit het koloniale verleden.

Dat het juist de profiteurs van de slavernij zijn die de boeken, de schilderijen, vazen, meubels en andere gebruiksvoorwerpen hebben gekocht of laten maken, en waarmee de geschiedenis van die tijd grotendeels moet worden gereconstrueerd, is een problematisch gegeven.

Toch liet Smeulders in haar lezing zien hoeveel méér tekens van het koloniale systeem terug te vinden zijn, niet alleen in kasboeken, maar in afbeeldingen en voorwerpen – waar een museum dus mee kan werken.

Nadere beschouwing levert een steeds beter beeld op van het leven van zwarte mensen in de witte samenleving. Smeulders toonde een halsband waarvan lang werd gedacht dat die voor honden was, totdat bleek dat dezelfde banden voorkwamen op schilderijen: gedragen door bedienden of tamboers in het leger.

Zo is de conclusie onontkoombaar dat de culturele invloed van het koloniale systeem alomtegenwoordig was, ook in het moederland van de kolonisatoren.

Historici, zei Smeulders, werken steeds beter samen met andere disciplines. Veel van de bronnen over het slavenleven zijn mondeling overgeleverde verhalen, liedjes of namen van mensen. Door de kennis van immaterieel erfgoed te combineren met onderzoek van bioloog Tinde van Andel naar rijstsoorten, kon worden vastgesteld dat marrons – ontsnapte tot slaaf gemaakten in Suriname – West-Afrikaanse rijst teelden toen zij in vrijheid waren, en dat hun nazaten dat nog steeds doen. En toen viel pas op dat op tekeningen in de museumcollectie te zien is dat vluchtende vrouwen zakken bij zich dragen.