Ruimte en tijd vervagen onder golvende gewelven in gregoriaanse muziek

Wat doe je als je alle inwoners van een land met de neuzen dezelfde kant op wil krijgen? In het Nederland van de 21ste eeuw laat je John Ewbank het Koningslied schrijven en organiseer je in iedere provincie gezamenlijke zangmomenten. Muziek als bindmiddel om miljoenen burgers van grens tot grens te verenigen: dat trucje kende Karel de Grote ook. Hij deed rond het jaar 800 hard zijn best om ervoor te zorgen dat iedereen, van priesters op een Friese terp tot monniken in een Toscaans klooster, dezelfde liturgische gezangen zong: het gregoriaans. Net als het Koningslied viel het gregoriaans niet direct lekker bij degenen die het moesten zingen, maar zoals het Koningslied ondanks (of dankzij) alle heisa toch een nummer één-hit werd, schopte ook het gregoriaans het tot het muzikale fundament van de Rooms-Katholieke Kerk.

Hoe klinkt het?

Je zingt een Latijnse tekst op een golvende melodie, die slechts kleine stapjes omhoog en omlaag maakt. Er is geen nadrukkelijke maatsoort en er zijn geen instrumenten bij. Het kan alleen, in een groep en met een soort call-and-response-patroon. In sommige gezangen klinkt er één of een paar noten per lettergreep, bij andere – vooral de vreugdevolle – rijg je een boel noten op één lettergreep aaneen: al-le-lu-i-a-ha-ha(x20)-ha. Zing het onder een middeleeuws gewelf en de galm laat ruimte en tijd vervagen.

Waar komt het vandaan?

Rome, soort van. In de eerste eeuwen na Christus ontstond er in het steeds verder uitdijende christelijke gebied een traditie van eenstemmige gezangen. Gallisch, Mozarabisch, Keltisch, Beneventaans… overal was er een eigen muzikaal ‘dialect’. Het tij keerde toen Karel de Grote bepaalde dat de kerkdienst voortaan volgens de Romeinse liturgie moest verlopen. Het adopteren van deze gezangen ‘nieuwe stijl’ ging niet zonder slag of stoot. De ensembles Sequentia en Dialogos maakten daar eens een album over met de toepasselijke titel Chant Wars. Maar na een paar eeuwen was heel het Frankische rijk onderworpen aan het gregoriaans. Heel het rijk? Nee, één plek bleef dapper weerstand bieden tegen de ‘Romeinse’ overheersing: Milaan. Daar hielden ze het gregoriaans succesvol buiten de deur ten gunste van hun eigen ambrosiaans, dat nóg golvender klinkt.

De term ‘gregoriaans’ komt van paus Gregorius I (ca. 540-604), die de gezangen zou hebben opgeschreven, nadat ze hem waren ingefluisterd door de Heilige Geest in de vorm van een duif. Maar het gregoriaans dat Karel de Grote liet verspreiden klonk niet zoals ze in het Rome van Gregorius zongen, maar was een Frankische remix. Pure mythe dus dat Gregorius-verhaal, maar wel goed voor de marketing.

Waar kun je het nu nog horen?

Onlangs hoorde de hele wereld gregoriaanse gezangen, op de uitvaart van paus Franciscus. In Nederland zijn er gregoriaanse koren actief en ensemble Wishful Singing ontwikkelde samen met Herman Finkers een cursus gregoriaans zingen. In Den Bosch is ieder jaar in juni het Nederlands Gregoriaans Festival (13-15/6, zie gregoriaansfestival.nl). Verder hoor je gregoriaans terug in heel veel andere muziek. Componisten gebruiken de gezangen tot op de dag van vandaag als muzikale en symbolische basis voor hun muziek. Neem het ‘Dies irae’, het requiemgezang over de Dag des Oordeels: deze onmiskenbare melodie duikt op in talloze composities en soundtracks. En dan was er nog de New Age-hype in de jaren negentig. Daar hebben we Enigma’s hit Sadeness aan overgehouden, met die zwoele mix van monnikengezang en elektronica. Een paar jaar later veroverden de monniken uit het Spaanse Santo Domingo de Silos de hitlijsten: vier miljoen albums gingen over de toonbank. Jammer dat Gregorius zijn royalties niet kan innen.