In Japan is een rechtszaak begonnen die grote gevolgen kan hebben voor de bescherming van privacy en de rechten van transgender personen. Kotomi Li, een schrijfster die recent een van Japans belangrijkste literaire prijzen won, heeft een rechtszaak aangespannen tegen gemeenteraadslid Hiromi Muramatsu uit Kōfu.
Volgens Li heeft de politicus zonder toestemming gevoelige persoonlijke informatie over haar gedeeld op sociale media, waaronder haar transgenderstatus en geboortenaam. Haar juridische team spreekt van de eerste zaak in Japan waarin een openbaar ambtsdrager wordt aangeklaagd wegens zogenaamde ‘outing’.
In 2024 scheef Muramatsu op X dat Li „een mannelijk lichaam heeft en niet geopereerd is”, en omschreef haar als „een lesbienne met een mannelijk lichaam”. Het was informatie die Li tot dan toe publiekelijk niet had gedeeld. Na een klacht bij de politie verwijderde de politicus de berichten, maar hij plaatste dezelfde dag opnieuw persoonlijke gegevens online, waaronder een foto van Li als minderjarige en haar oude naam.
Discriminatie
„Outing is in Japan een groeiend en ernstig probleem”, zegt parlementariër Taiga Ishikawa tegen NRC. Hij werkt aan de versterking van de rechten van lhbti+-personen. Japan kent momenteel geen wetgeving die hen beschermt tegen discriminatie. In tegenstelling tot Nederland, waar het ongevraagd openbaar maken van iemands genderidentiteit onder bepaalde omstandigheden juridische gevolgen kan hebben, ontbreekt soortgelijke bescherming in Japan volledig.
De rechtszaak van Kotomi Li zal nauwlettend worden gevolgd door mensenrechtenorganisaties en juristen in Japan
Ishikawa vreest daarom dat de actie van het gemeenteraadslid grote gevolgen kan hebben. „Dit soort aanvallen op bekende personen kunnen zich uitbreiden naar het algemene publiek. Het is belangrijk om het besef te verspreiden dat dit absoluut onaanvaardbaar is”, benadrukt hij.
Volgens mensenrechtenadvocaat Yoko Mizutani, die is gespecialiseerd in lhbti+-kwesties, weerspiegelt deze zaak de groeiende haat tegenover transgender personen. „In de Japanse samenleving worden tegenwoordig uitlatingen verspreid die transgenders afschilderen als een bedreiging”, legt ze uit. „Ook de schending van Li’s privacy gebeurde in die vijandige sfeer.”
Vooral op sociale media is de haat tegen transgenders toegenomen, vervolgt jurist Mizutani. „Mensen worden daar geregeld lastiggevallen met speculaties over hun identiteit en dan wordt er persoonlijke, medische informatie gedeeld. Als de rechter erkent dat deze vorm van intimidatie onrechtmatig is, kan dat een belangrijke afschrikwekkende werking hebben op toekomstige pesterijen jegens anderen.”
Persoonlijke informatie
Volgens de juristen van Li kreeg ze enkele maanden na het incident te horen dat ze kampte met een aanpassingsstoornis. „De beklaagde is iemand die ik nooit heb ontmoet”, verklaarde Li tijdens een persconferentie. „En toch bracht hij zonder aanleiding persoonlijke informatie over mij naar buiten.”
Dat was niet de bedoeling van gemeenteraadslid Muramatsu, zo zei hij tegen lokale media. Hij ontkent dat hij Li bewust wilde outen. Muramatsu is raadslid in Kōfu, een stad van 180.000 inwoners in een relatief conservatieve regio. Hij geeft aan juridisch advies te zoeken en daarna op de aanklacht te reageren, maar heeft nog geen duidelijke reden gegeven voor het delen van Li’s persoonlijke informatie.
Li heeft ondanks haar literaire succes bewust haar transgenderverleden buiten de schijnwerpers gehouden. Ze werd geboren in Taiwan en vluchtte in 2013 naar Japan vanwege discriminatie in haar thuisland. In Japan vond ze een gemeenschap waarin ze zich veiliger voelde en een carrière kon opbouwen.
In 2021 won ze de Akutagawaprijs voor haar roman The Island Where Red Spider Lilies Bloom. Die prijs wordt sinds 1935 twee keer per jaar uitgereikt aan een veelbelovende nieuwe schrijver van fictie. Het is een van de meest prestigieuze onderscheidingen in Japan en het leverde haar in een klap landelijke bekendheid op.
De rechtszaak van Kotomi Li zal nauwlettend worden gevolgd door mensenrechtenorganisaties en juristen in Japan. De uitkomst kan een belangrijk juridisch precedent vormen in een land waar nog geen enkele wet bestaat die seksuele minderheden beschermt tegen discriminatie.
Normaal gesproken wil het Wereldvoedselprogramma zijn voedselpakketten graag aan de deur afleveren bij degenen die ze nodig hebben. Maar in Gaza is de uithongering van de bevolking zo ernstig dat het agentschap van de Verenigde Naties zijn vrachtwagens soms maar gewoon halt laat houden tussen een wachtende menigte. Pak maar. Voor wie kan.
Het Wereldvoedselprogramma (WFP), een organisatie binnen de Verenigde Naties, is de grootste humanitaire organisatie ter wereld. In 2023 ondersteunde het programma meer dan 152 miljoen mensen in meer dan 120 landen.
Ondanks de genadeloze inspanningen van het Israëlische regime om noodhulp van andere organisaties tegen te houden, waardoor honderden trucks met daarin levensreddende hulpmiddelen voor de grens met Gaza blijven wachten, blijft WFP Gaza binnenrijden. WFP heeft als doel om elke dag 2 miljoen kilo voedselhulp Gaza binnen te brengen (1 miljoen naar het noorden, 1 miljoen naar het zuiden).
Dat doel haalt de organisatie bij lange na niet. In de twee maanden na 21 mei – toen Israël na tachtig dagen blokkade weer een beetje noodhulp in Gaza toestond – hebben WFP-teams ruim 1.200 vrachtwagens met in totaal 18.247.000 kilo voedsel naar Gaza gestuurd, meldde de organisatie. Dat komt neer op 300.000 kilo voedsel per dag, op een bevolking van ruim 2 miljoen mensen.
Talloze hulporganisaties wijzen erop dat er nog altijd onvoldoende vrachtwagens tot Gaza toegelaten worden om de bevolking te voeden. Er zijn ook andere manieren: zo werden er afgelopen weekend weer pakketten aan parachutes boven Gaza gedropt.
Maar die zijn lang niet zo efficiënt, zegt noodhulpcoördinator Carla Jonkers van het Rode Kruis. „Dat zijn geen serieuze hoeveelheden. Bovendien raken mensen gewond doordat er pakketten op hun hoofd landen, of in de chaos die er ontstaat als er een pakket landt. En vrouwen, kinderen en ouderen hebben het nakijken.”
Het is, zegt Jonkers, „allemaal afleiding” van waar het eigenlijk om draait: vrachtwagens toelaten tot het belegerde gebied. Dat dat maar zo mondjesmaat lukt, komt door Israëlische restricties. Ook beloofde Israël dat het geen gewapende soldaten zou stationeren langs de routes van humanitaire konvooien, noch bij het uitdelen van voedsel. Die belofte verbreekt het keer op keer.
Op 17 juni is de Gaza Humanitarian Foundation (GHF), de zeer omstreden, door Israël en de Verenigde Staten opgezette ‘hulporganisatie’ die de uitgehongerde Palestijnen van voedsel zou moeten voorzien, al zeker een maand actief in Gaza. In die eerste maand zijn er al ruim vierhonderd Palestijnen gedood in hun poging om zo’n GHF-voedselpakket te bemachtigen.
Veel Palestijnen weten dan al dat ze niet hun leven willen riskeren bij een GHF-distributiepunt. En dus zijn de sporadisch binnenstromende WFP-konvooien een schrale troost, mochten die daadwerkelijk aankomen. De trucks worden vaak bij binnenkomst al tegengehouden door menigten van uitgehongerde Palestijnen, die wanhopig op zoek zijn naar eten om henzelf en hun geliefden te voeden.
Doodvonnis
WFP stelt zelf dat het begrijpelijk is dat zijn vrachtwagens omsingeld worden in een gebied waar zó weinig voedselhulp is, en waar de enige andere vorm van voedselhulp een doodvonnis kan betekenen. En dus besluit de organisatie geregeld om haar trucks een druk bevolkt gebied binnen te rijden en daar te stoppen, zodat mensen meteen iets kunnen pakken. Zo ook in de vroege ochtend van 17 juni, toen er enkele trucks Gaza binnenreden en stopten bij een rotonde in Al-Mawasi, het tentenkamp aan zee.
Die dag ging het mis. Tussen de duizenden mannen, vrouwen en kinderen die op de vrachtwagens stonden te wachten, vuurde het Israëlische leger twee granaten af. 59 mensen waren op slag dood, zeker 221 mensen raakten zwaargewond. Het is het hoogste dodental op één dag sinds de hervatting van de hulp aan Gaza, in mei. NRC analyseerde de beelden van deze aanval. Dit zijn video’s die gemaakt zijn vlak na het bombardement, waarin te zien is dat tientallen lijken verspreid over de weg liggen. Hun afgerukte ledematen liggen, door de impact van de granaten, meters verderop.
Gevouwen over fietsstangen, liggend op ezelsruggen en achter in pick-uptrucks werden gewonden vervoerd naar het ziekenhuis, waar dokters moesten kiezen tussen hun op de vloer uitgestalde patiënten: wie wordt er als eerste geholpen? Wie krijgt er iets van onze schaarse voorraad pijnstillers? En wie laten we sterven? In een verklaring zei het Israëlische leger (IDF) later die dag: „De IDF is op de hoogte van meldingen over een aantal gewonden door vuur van de IDF na het naderen van de menigte. De details van het incident worden bekeken.”
Het zijn niet alleen voedselpunten. Eerder bombardeerde het Israëlische leger de Altayara, een gezondheidskliniek voor ondervoede patiënten (vijftien doden), de weeskinderenafdeling van liefdadigheidsorganisatie Human Appeal (drie doden), een bij het leger aangemelde reddingsmissie van het Rode Kruis om een gewonde medewerker en zijn familie te evacueren (twee zwaargewonden), een school voor ontheemden in Jabalia (acht doden), een distributielocatie in Rafah (tien doden en zestig gewonden) en een waterdistributiepunt in An Nuseirat (zeventien doden). In drie dagen.
Dan, op 20 juli, doet het Israëlische leger het wéér. Die dag rijdt een WFP-konvooi, bestaande uit 25 trucks, ’s ochtends via de Zikim-grensovergang Noord-Gaza binnen. In het noorden is nóg minder eten te vinden dan in het zuiden, en in het gebied rondom de Zikim-overgang – dicht bij de kust – was er sinds 13 juli geen eten meer gebracht. Toen de trucks met voedsel het checkpoint door waren, stonden daar duizenden wanhopige, hongerige mensen te wachten. Het konvooi had de wachtende menigte net bereikt, toen Israëlische militairen met tanks en sluipschutters het vuur openden.
Schotwonden
Het Palestijnse ministerie van Gezondheid telt zeker 99 doden, tientallen mensen raken gewond. Na de aanval stromen online beelden binnen van de doden en gewonden, die veelal achterop ezelskarren naar het Al-Shifa ziekenhuis worden gedragen. NRC analyseerde tientallen beelden van de slachtoffers en hun verwondingen. Gewonden hebben vooral schotwonden in hun benen, schouders of armen. Van de doden is het merendeel door het hoofd of gezicht geschoten.
Tegen het digitale Palestijnse mediaplatform Sahat zegt ooggetuige Salim Aba Rayala dat er werd gevuurd vanaf tanks, boten en drones. Een inwoner van Noord-Gaza, Mohammad Aloosh, schetst in een ander filmpje het dilemma van de hongerige die beschoten wordt terwijl hij eten zoekt: „Honger doodt ons voordat de bommen het doen.”
Op een via Instagram gedeeld en door NRC geverifieerd filmpje van 20 juli wordt er een kar met lijken door een ezel voortgetrokken. „Ik ging meel halen en vond ze overal, dus heb ik ze meegenomen”, zegt een man in de video. Een tweede man noemt de bestemming van de „tientallen martelaren”: het Al-Shifa-ziekenhuis in Gaza-Stad.
Volstrekt onaanvaardbaar
„We zijn diep bezorgd en bedroefd door dit tragische incident, dat heeft geleid tot het verlies van talloze levens”, aldus het WFP in een verklaring op 20 juli. „Deze mensen probeerden simpelweg voedsel te vinden om zichzelf en hun gezinnen te voeden, terwijl ze op de rand van de hongerdood stonden.”
Ook Nadav Shoshani, woordvoerder van het Israëlische leger, reageert op de aanval. In een bericht op X, met daarbij een screenshot van een artikel van persbureau AP over de aanval, noemt hij het nieuws over de aanval onjuist en „informatie afkomstig van een door de VS aangewezen terroristische organisatie: Hamas”.
Enkele minuten later plaatst hij een uitgebreidere verklaring, waarin staat dat soldaten „waarschuwingsschoten” afvuurden nadat duizenden inwoners van Gaza zich in het gebied hadden verzameld. De soldaten zouden het vuur hebben geopend om „een onmiddellijke dreiging weg te nemen”. Wat die dreiging precies was, vermeldt Shoshani niet.
De legerwoordvoerder zegt ook dat het door de Palestijnen gemelde aantal slachtoffers „niet in overeenstemming” is met de eerste beoordeling van het Israëlische leger en dat er een onderzoek is ingesteld.
Volgens WFP mogen er zich „nooit, maar dan ook nooit”, gewapende groepen in de buurt van of op hun hulpkonvooien bevinden, „zoals herhaaldelijk aan alle partijen in het conflict is gemeld”, zo staat er in de verklaring. „Schietpartijen in de buurt van humanitaire missies, konvooien en voedseldistributiepunten moeten onmiddellijk stoppen. Elk geweld waarbij burgers betrokken zijn die humanitaire hulp zoeken, is volstrekt onaanvaardbaar.”
Hulporganisaties kregen zondag flinke kritiek van Benjamin Netanyahu, die op een persconferentie zei dat er „honderden vrachtwagens aan de Gazaanse kant van de grensovergang Kerem Shalom” klaarstaan. Dat die hulp niet bij hongerige Palestijnen aankomt, zou volgens de Israëlische premier aan „internationale organisaties, inclusief de Verenigde Naties” te wijten zijn: zij zouden weigeren om de „veilige corridors” te gebruiken die Israël tussen de gevechtszones ingericht zou hebben.
Tot ergernis van Carla Jonkers van het Rode Kruis. „Geloof mij maar: als er ook maar enige kans was dat wij die vrachtwagens veilig bij hongerige mensen hadden kunnen krijgen, was het wel gebeurd.” Dat de VN, inclusief het WFP, er zo van langs krijgen, is volgens Jonkers de omgekeerde wereld. „Israël heeft, als bezettende macht in Gaza, de plicht om te zorgen voor zaken als water, onderdak en medische zorg. Het is Israël dat niet genoeg hulp doorlaat.”
Jonkers wijst erop dat er tussen januari en maart, tijdens het staakt-het-vuren, nul doden vielen bij het uitdelen van voedsel in Gaza. Onder leiding van de VN hadden hulporganisaties toen vierhonderd distributiepunten ingericht – tegen de vier GHF-punten nu. Israël wilde dat systeem niet meer omdat Hamas eten zou stelen. Uit onderzoeken blijkt er niets van dat er systematisch hulp in handen van Hamas zou belanden. Jonkers: „En als je echt bang bent dat er hulp in verkeerde handen valt, dan is de huidige manier juist veel minder controleerbaar.”
Toen de VN nog de noodhulp coördineerde, was goed na te gaan waar de hulp terechtkwam. Onder Israëlische controle geldt daarentegen het recht van de sterkste. Dat schreef ook oprichter José Andrés van de ngo World Central Kitchen in in een opiniestuk in The New York Times: „De [Israëlische] blokkade [van noodhulp], die bedoeld was om druk uit te oefenen op de restanten van Hamas, heeft deze schutters en bendes alleen maar sterker gemaakt. Het leidde tot massale ontberingen en de ineenstorting van de samenleving in Gaza.”
Netanyahu zei zondag: „De VN hebben geen smoesjes meer over. Stop met liegen. […] Er is geen uithongering in Gaza. Geen beleid van uithongering in Gaza.”
De zon gaat onder met een show. Grote bloemkoolwolken kleuren oranje, de lucht als Passoã-jus. Dan drijven asblauwe wolken over. Het slot: een heldere sterrenhemel met een nagelrandje maan. Terwijl de lucht verkleurt, klinkt keer op keer de schaterlach van Calypso – een van de Heksen van Boetsja.
Calypso – nom de guerre – is de eerste ‘heks’ en ondercommandant van de illustere vrijwilligerseenheid. Het is een mobiele luchtafweerbrigade die grotendeels bestaat uit vrouwen – vandaar de geuzennaam. De heksen patrouilleren ten noordwesten van Kyiv. Met een zware mitrailleur Browning M2, een pick-up truck, live radarinformatie en een warmtebeeldkijker jagen ze op Russische kamikazedrones rond het bosrijke stadje Boetsja.
„In de winter van ‘23 op ‘24 was het koud, we hadden maar twee tot vier uur elektriciteit per dag, zoveel uren in het donker. Het was gekmakend”, zegt Calypso (32). „Toen besloot ik iets te doen en me aan te sluiten bij de Territoriale Verdediging. Ik kon niet gewoon blijven zitten en niks doen in het donker terwijl er van alles in de buurt ontplofte.”
Calypso, nom de guerre, plaatsvervangend stafchef van de vrijwilligerseenheid van de regio Boetsja en commandant van de Heksen van Boetsja. Ze neemt deel aan een training voor rekruten die leren schieten met een Browning-machinegeweer buiten Kyiv op 26 juli 2025.
Foto Kostyantyn Chrenichkin
Ad-rem en met een aanstekelijke lach heeft Calypso de kwaliteit dat ze anderen moed geeft op momenten dat het zwaar is. Sinds het begin van de oorlog was zij degene die vrienden belde als ze bang waren, zegt ze. Als barvrouw in nachtclubs was ze naar eigen zeggen meestal als eerste om gasten uiteen te trekken als er vuisten rondzwaaiden.
Bij de standplaats schijnt licht van een een-pits campingstoof met een mokkapot. Een standaard mobiele brigade bestaat uit vier personen. Een chauffeur, één navigator, één iemand die het machinegeweer bedient, en één iemand die daarbij helpt, door de lucht te verlichten met noodvuurwerk en door te zorgen dat de kogels voorhanden zijn.
Lokdrones
Maar de Oekraïense verdediging tegen drones verloor afgelopen maanden aan kracht. De Russische strijdkrachten hebben de tactieken aangepast. De Shaheds komen in zwermen met tientallen tegelijk of meer – een deel zijn ‘lokdrones’ bedoeld om de afweer te overweldigen, zonder explosieve lading. De Oekraïense inlichtingendiensten schatten dat Rusland dagelijks 170 nieuwe exemplaren bouwt, lok en echt.
De drones zijn sneller dan voorheen, tot 300 kilometer per uur. Ze zijn soms geladen met clustermunitie, brandmunitie of explosieven met vertraagde ontsteking, die uren later nog af kunnen gaan tijdens een reddingsactie of bij het opruimen.
En het belangrijkst: waar de drones eerst laag vlogen om de radars te ontlopen, vliegen ze nu op zo’n twee kilometer hoogte. Hierdoor blijven ze buiten bereik van de mitrailleurs tot het moment dat ze richting hun doel gaan zakken. „Ze proberen ons altijd een beetje te imponeren. En zo veel mogelijk schade aan te richten”, zegt Calypso.
Vrouwen van de luchtafweerbrigade Heksen van Boetsja bekijken informatie over luchtdreiging op een tablet.
De nachtelijke lucht in de bossen van Boetsja tijdens het patrouilleren van de Heksen van Boetsja op 24 juli.
Foto’s Kostyantyn Chernichkin
Hierdoor moet Oekraïne terugvallen op meer geavanceerde wapens, zoals luchtdoelraketten en de Amerikaanse anti-tankraket Javelin. Dat wapen blijft geweldig effectief en heeft in Oekraïne een cultstatus als ‘de heilige Javelin’. Zo’n infrarood geleide raket is echter zo’n 50.000 keer duurder dan een kogel voor de M2. Ook heeft Oekraïne er veel minder op voorraad en gebruikt het ze liever aan het front.
Nieuw afweersysteem
Daarom wordt er gewerkt aan een nieuw afweersysteem. Omdat het de nationale veiligheid betreft, is daarover lang niet alles bekend. Maar de luchtmacht heeft tegenover Oekraïense media gezegd dat steeds meer brigades getraind zijn in het besturen van ‘onderschep-drones’. Ook de Heksen trainen hier inmiddels mee.
„Het is een goede nacht, een rustige nacht”, zegt een heks met verwassen roodgeverfd haar en een machinegeweer hangend voor haar buik. De radar toont alleen een drone-aanval op Poltava. „Dat is niet onze richting. Jullie hadden gisteren moeten komen”, grapt ze. Die nacht stuurde Rusland weer honderden kamikazedrones op Oekraïne. „Maar wij weten natuurlijk zelf ook niet wanneer er wat aan komt vliegen.” Het is middernacht en tijd om de wacht te wisselen.
Overdag wordt er in de bossen getraind op een schietbaan. Dat juist in Boetsja een brigade met vooral vrouwen populair werd, is geen toeval. Russische militairen bezetten de stad eind februari 2022 ruim een maand lang. De stad werd een symbool van het Oekraïense verzet en van de wreedheid van de Russische strijdkrachten.
Valkyrie, nom de guerre, (Valentyna, 52) tijdens een gevechtstraining met de Heksen van Boetsja.
Foto Kostyantyn Chernichkin
„De Russen hielden mijn jongste van acht een machinegeweer tegen zijn hoofd toen we gingen evacueren”, zegt ‘Valkyrie’ (Valentyna, 52). Ze heeft kort blond haar en knippert bij het horen van de knallen van de schietbaan, al zit ze al een jaar bij de Heksen.
Ongeloof was het eerste wat ze ervoer toen de Russen haar stad innamen. Toen ze zich na een paar dagen realiseerde dat het echt was, besloot ze te vertrekken – met haar hond, konijn, man en jongste zoon in de auto. Haar oren zo overweldigd van de dagenlange explosies dat ze niets meer hoorde. „De vorige keer dat ze kwamen, wisten we niet wat we moesten doen. Als ze, god verhoede, nu weer op onze grond stappen, weten we hoe we ons moeten verdedigen”, zegt Valkyrie. Ze gebaart naar haar machinegeweer. „Nu kan ik schieten.”
Dubbele agenda
De vrouwenbrigade heeft naast de luchtafweer een dubbele agenda: het tekort aan manschappen oplossen en vrouwen laagdrempelig kennis laten maken met militaire dienst.
Demografisch staat het land op achterstand tegenover Rusland. Nu het Kremlin zijn oorlogsdoelen (capitulatie van Oekraïne, demilitarisatie, het hallucinante ‘denazificatie’ en afzien van NAVO-lidmaatschap) afgelopen week weer heeft herbevestigd, lijkt de oorlog nog niet spoedig voorbij.
Voor Oekraïne is de eerstvolgende stap vermoedelijk het mobiliseren van jonge mannen. Die worden momenteel geworven met een speciaal contract met betere voorwaarden. En hoewel er nu nog een taboe rust op gedwongen mobilisatie, verwachten velen dat daarna de vrouwen aan de beurt zijn. De 13e brigade van de Nationale Garde ‘Chartija’ begon in mei ook al met een wervingscampagne voor vrouwen.
Vrijwilligers van de Heksen van Boetsja op de schietbaan.
Foto Kostyantyn Chernichkin
Slechts zo’n 70.000 vrouwen dienen in de Oekraïense strijdkrachten, stelde het Oekraïense ministerie van Defensie eerder dit jaar. Dat is op een totaal van ongeveer 800.000 tot 1 miljoen. Met name in de achterhoede, de logistiek, medische hulpverlening, in de communicatie en bij drone-eenheden zijn steeds vaker vrouwen te vinden.
„Het land is in oorlog met een verachtelijke en verschrikkelijke vijand”, zegt de commandant Andri Verlaty, hoofd van het coördinatiecentrum van de Territoriale Verdediging van de Gemeenschap Boetsja, waar de Heksen onder vallen. „Hij moet tegengehouden worden. Mobilisatie is geen straf, het is het verdedigen van het land. Door te dienen kan een vrouw zichzelf en andere vrouwen beschermen.”
Uit noodzaak
Commandant Verlaty richt zich uit noodzaak op vrouwen. In mei 2024 veranderde de mobilisatiewet in Oekraïne. Mannen die ‘gedeeltelijk geschikt voor dienst’ waren, werden gevechtsklaar beschouwd. „Die maand werd 100 procent van de mannen in mijn vrijwilligers-eenheid overgeheveld naar de Oekraïense strijdkrachten”, zegt Verlaty.
De luchtafweer bij Boetsja had een acuut probleem. Verlaty besloot te proberen vrouwen te werven met een oproep op sociale media. Twee artsen uit Odesa meldden zich aan, en Calypso. „Ze verdedigden anderhalve dag achter elkaar, toen zei Calypso ‘ik moet even naar huis vliegen’. Ik zei ‘toe, pak de bezemsteel’. En zij: ‘Denk je soms dat ik een heks ben?’ Ik zei: ‘absoluut, jullie hebben de hele nacht op drones gejaagd.’ Op dag drie schoten de heksen hun eerste Shahed uit de lucht. „Toen was luid en duidelijk” dat de Heksen hun bestaansrecht hadden bewezen, zegt Verlaty.
Zelensky tekende deze week ook een wet die het mogelijk maakt voor mannen van ouder dan 60 om zich aan te melden voor de strijdkrachten, als ze de fittest halen.
Eén van de Heksen van Boetsja houdt ’s avonds de wacht.
Foto Kostyantyn Chernichkin
De heksen krijgen de basis gevechtstraining en leren schieten met een kalasjnikov. Maar alles op een langzamer tempo – naast de nachtelijke wacht hebben veel van hen nog jonge kinderen of betaald werk. Sommige vrouwen komen er tijdens de nachtelijke dronejacht achter dat ze goed met adrenaline om kunnen gaan en er plezier in hebben. Het gebeurt niet zelden dat een heks zich na enige tijd aanmeldt bij de strijdkrachten – dus de brigade is constant op zoek naar nieuwe leden.
Calypso zou wel bij de strijdkrachten willen dienen. Ze heeft al een aantal missies in het oosten gedaan. Maar de commandant wil haar daar niet permanent stationeren. Als drijvende kracht bij de Heksen kan ze niet gemist worden. In plaats daarvan werd ze deze maand benoemd tot plaatsvervangend hoofd van de centrale leiding van de vrijwilligersbrigade.
Bang is ze naar eigen zeggen nooit tijdens de dronejacht. „Eng is het alleen als ik nog geen koffie op heb, of geen energiedrank”, grapt ze. Dan serieus: „Als je een drone ziet zakken richting een woonhuis, vrees ik natuurlijk wel dat er mensen wonen. Maar we hebben de situatie gewoonlijk onder controle. Als je weet wat je doet, dan is er weinig engs aan. En bovendien, we gaan geen twee keer dood, dus waarom zou je er dan nerveus over zijn. Toch?”
Patroonhulzen op de grond bij de schietbaan van de Heksen van Boetsja.
Met een winkelwagentje vol huishoudelijke artikelen komen Ron en Betty Frey uit een filiaal van de warenhuisketen Canadian Tire in Medicine Hat, een stadje in de Canadese provincie Alberta. Hoe denkt het oudere echtpaar, geboren en getogen in deze regio van uitgestrekte vlaktes, over het streven om de westelijke provincie los te maken uit Canada?
„Ik ben er klaar voor”, zegt Betty zonder aarzeling, terwijl ze de boodschappen in een zwarte pick-up truck laadt. „We krijgen niets van Ottawa”, vervolgt ze, doelend op de Canadese hoofdstad, zo’n drieduizend kilometer naar het oosten. „De Liberalen zijn veel te lang aan de macht, ze zijn communisten, bedriegers. Wij zijn Albertanen van geboorte, ik zou veel liever zien dat we onafhankelijk zijn.”
Frey verwoordt een veelgehoord sentiment in Alberta, een olierijke provincie met 5 miljoen inwoners aan de oostkant van de Rocky Mountains. Kiezers in dit deel van het land, soms het ‘Texas van Canada’ genoemd om zijn lucratieve oliesector en conservatieve prairiecultuur met rodeo’s en cowboyhoeden, vinden dat ze worden verwaarloosd door de federale regering. Jarenlange frustratie daarover voedt een ontluikende afscheidingsbeweging, die aanstuurt op een referendum over onafhankelijkheid.
„Ik twijfel er niet aan dat uiterlijk in 2026 een referendum over afscheiding wordt gehouden in Alberta”, zegt Duane Bratt, politicoloog aan Mount Royal University in Calgary. De kans dat Albertanen zullen stemmen om Canada te verlaten, wordt klein geacht: steun voor onafhankelijkheid varieert in peilingen van zo’n 18 tot 35 procent. „Maar als 30 à 35 procent zegt dat ze niet meer in Canada willen blijven, is dat een politiek probleem”, zegt Bratt. „Het debat leidt tot veel verdeeldheid in de provincie en in het hele land.”
Conservatief bolwerk
Frustratie in Alberta vormt dan ook een politieke uitdaging voor premier Mark Carney. Zijn verkiezingszege, eind april, dreef onvrede onder conservatieve Albertanen naar een nieuw hoogtepunt. De regerende Liberalen kregen daarmee een vierde opeenvolgende mandaat. De partij regeert sinds 2015, eerst onder Carney’s voorganger, Justin Trudeau, die gold als een boegbeeld van woke links. Veel kiezers in Alberta, een conservatief bolwerk, zagen Trudeau als vijand van hun provincie.
Lees ook
Lees ook: Kalme, technocratische Carney moet Canada door zijn existentiële crisis loodsen
Vooral zijn klimaatbeleid werd er beschouwd als een rem op de welvaart. De provincie bevat de Canadese teerzanden, een van de grootste olievoorraden op aarde. Dankzij oliewinning was Alberta, de vierde provincie van Canada met ongeveer 11,5 procent van de landelijke bevolking, in 2023 goed voor zo’n 15,5 procent van het nationale inkomen. Exploitatie van de teerzanden is echter vervuilend: Alberta is verantwoordelijk voor 38 procent van de Canadese uitstoot van broeikasgassen.
Trudeau nam maatregelen om Canada in staat te stellen de doelen van het klimaatakkoord van Parijs te halen, waaronder een koolstofprijs voor consumenten, een voorgesteld uitstootplafond voor de olie- en gassector en een plicht om per 2035 alleen nog elektrische voertuigen op de markt te brengen. In de praktijk is de eerste maatregel wegens impopulariteit geschrapt door Carney en staan de andere twee op losse schroeven. Bovendien nam de productie van olie uit de teerzanden onder Trudeau fors toe.
Kortste eind
Maar er is een diepgewortelde overtuiging in Alberta dat de Liberalen de provincie actief tegenwerken – een denkbeeld dat Danielle Smith, de premier van Alberta, uitdraagt. „De wereld kijkt naar ons alsof we gek zijn geworden”, zei Smith, de meest Trump-gezinde provinciepremier in Canada, onlangs. „We beschikken over de meest overvloedige en toegankelijke grondstoffen van welk land dan ook, en toch houden we die in de grond, terwijl dictaturen ons voorbijstreven.”
We zijn het zat om behandeld te worden als een gekoloniseerd volk
Dat sentiment sluit aan op een historisch gevoel dat Alberta aan het kortste eind trekt in het federale bestel van Canada. Bij herdistributie van federale belastingopbrengsten zijn inwoners van Alberta al decennialang nettobetalers, de provincie draagt meer geld af dan ze ontvangt. In combinatie met het feit dat ze relatief ondervertegenwoordigd zijn in de nationale regering, die doorgaans wordt bepaald door de grotere provincies Ontario en Quebec, heerst in Alberta een gevoel dat de regio te weinig te zeggen heeft.
„We zijn het zat om behandeld te worden als een gekoloniseerd volk, waarbij al onze rijkdom de provincie verlaat en naar oostelijk Canada vertrekt”, zegt Jeffrey Rath, jurist van het Alberta Prosperity Project (APP), een groep die zich inzet voor onafhankelijkheid van de provincie. „Wij zien Canada als een existentiële bedreiging voor Alberta.”
Handtekeningen
Daags na de zege van Carney ging Smith in het offensief. Ze kondigde een wetsvoorstel aan om het aantal handtekeningen dat nodig is voor een burgerinitiatief voor een volksraadpleging drastisch te verlagen, van 600.000 tot ongeveer 177.000. Dat was een gebaar richting het APP. De organisatie zamelt contactgegevens in van inwoners die het streven naar onafhankelijkheid steunen, zodat handtekeningen snel kunnen worden verzameld. Begin deze maand diende de groep een aanvraag in voor een petitie.
De Canadese premier Mark Carney ontmoet begin juli Danielle Smith, de Trump-gezinde provinciepremier van Alberta. „De wereld kijkt naar ons alsof we gek zijn geworden”, zei ze onlangs. Foto Stampede Carney/Canadian Press/Shutterstock
„We hebben meer dan 250.000 namen”, zegt Rath tijdens een informatie-avond in Redcliff, een buurgemeente van Medicine Hat. Ruim driehonderd mensen zijn afgekomen op de bijeenkomst, in de ‘German Canadian Harmony Club’, een zaaltje met wapens van Duitse deelstaten aan de wand. Een spandoek is opgehangen met de tekst ‘Alberta Sovereignty NOW’. „Ik ben de regering spuugzat”, zegt Cam Bunting, een jonge inwoner. „Niets zal ooit veranderen als we de eerste stap niet zetten.”
Rath, met cowboyhoed op, zet uiteen hoe een onafhankelijk Alberta eruit zal zien. Hij voorspelt begrotingsoverschotten van tientallen miljarden dollars, omdat inwoners van Alberta niet meer hoeven te betalen aan de federale schatkist. „Alberta kan een belastingvrij gebied worden, vergelijkbaar met Dubai of Monaco, met het hoogste nationale inkomen per hoofd van de bevolking ter wereld. Wie zou daar niet willen wonen?”
De meeste aanwezigen zijn al overtuigd; een enkeling weet het nog niet. „Ik ben voor- en nadelen nog aan het afwegen”, zegt Rick Dykstra, een 67-jarige man in een T-shirt van Harley Davidson en met familiewortels in Friesland. „Meer van ons geld hier houden” spreekt hem aan. „Maar er zijn nog zoveel zaken die besproken moeten worden, zoals politie, gezondheidszorg, financiën. Volgens mij zal het een moeilijkere opgave zijn dan ze denken.”
Regels voor afscheiding
Afscheiding van Canada is eerder geprobeerd: separatisten in de overwegend Franstalige provincie Quebec hielden tweemaal een referendum over onafhankelijkheid, in 1980 en 1995. De laatste keer verloren ze nipt en viel Canada bijna uiteen. Naar aanleiding daarvan stapte de regering van premier Jean Chrétien naar het Hooggerechtshof, om duidelijkheid te scheppen over de voorwaarden waaronder een provincie de Canadese federatie kan verlaten.
Je moet jezelf kunnen definiëren als een natie, ik ben niet overtuigd dat olie en gas daarvoor kwalificeren
Die regels werden vastgelegd in de zogenoemde Clarity Act: als een „duidelijke meerderheid” zich bij een referendum over een „duidelijke vraag” uitspreekt voor afscheiding, heeft de rest van het land de plicht om te onderhandelen. Daarbij wachten lastige kwesties: welke munt gaat een onafhankelijk Alberta gebruiken? Hoe wordt de staatsschuld verdeeld? Om nog te zwijgen over de positie van inheemse bevolkingsgroepen – die hebben historische verdragen die ouder zijn dan de provincie en zijn fel tegen afscheiding.
De leider van het separatistische Bloc Québécois in het Lagerhuis, Yves-François Blanchet, toonde zich in mei sceptisch over de vooruitzichten voor Alberta. „Het eerste is dat je jezelf moet kunnen definiëren als een natie”, betoogde hij. De Québécois worden als zodanig erkend. „Daarvoor is een eigen cultuur nodig. Ik ben niet overtuigd dat olie en gas zich daarvoor kwalificeren.”
Rath stelt dat Albertanen wel een eigen cultuur hebben. „We zijn erg ijverig. We willen hard werken en voor onze families zorgen. We zijn fel onafhankelijk. We willen de overheid uit ons leven, terwijl iedereen in oostelijk Canada ’s ochtends wakker wordt en zegt: ‘wat kan de overheid doen om mijn leven te verbeteren?’”
Stilstaande goederentreinen in een industriële treinterminal in Edmonton, Alberta. De provincie bevat een van de grootste olievoorraden op aarde. Foto Artur Widak/NurPhoto/Shutterstock
Politicoloog Bratt is sceptisch over die interpretatie. „Dit heeft niets te maken met taal of geschiedenis of tradities, zoals in Quebec”, zegt hij over de onafhankelijkheidsbeweging. „Dit draait alleen om geld. Het heeft te maken met de rijkdom van Alberta en de overtuiging dat het nog rijker zou zijn als er geen federale bemoeienis was. Het is eerder zoals de Lega Nord in Italië, die geloofde dat ze de rest van Italië subsidieerde.”
Pijpleiding kan rancune temperen
Carney hoopt animo voor afscheiding te kunnen wegnemen. Hij heeft zijn afkomst mee: hij groeide op in Edmonton, de hoofdstad van Alberta – al vertegenwoordigt hij een kiesdistrict in Ottawa en beschouwen separatisten de oud-centralebankier als een ‘globalist’. Rath schiet in de lach bij de vraag of hij denkt dat Carney relaties tussen Alberta en de federale regering kan verbeteren. „Carney is opnieuw een liegende liberaal, hij is slechter dan Trudeau.”
Politicoloog Bratt dicht Carney wel kansen toe. Bijvoorbeeld als de premier erin slaagt een nationale consensus te vormen voor de aanleg van een nieuwe pijpleiding voor teerzandolie. Een klacht in het door land ingesloten Alberta is dat andere Canadese provincies nauwelijks open staan voor pijpleidingen door hun grondgebied om die olie naar de kusten te vervoeren voor export. De meeste olie vloeit daarom met korting via de bestaande Keystone-pijpleiding naar de Verenigde Staten, waar raffinaderijen in het Midwesten en aan de Golfkust zijn ingesteld op de zware ruwe olie.
Door de handelsoorlog die Trump heeft ontketend, heerst in Canada echter een nieuw besef dat het land zijn economische afhankelijkheid van de VS moet terugdringen. Carney wil met ambitieuze nationale projecten Canada’s zelfvoorziening versterken en een „energie-supermacht” van het land maken. Een pijpleiding van west naar oost staat, ondanks klimaatbezwaren, voor velen bovenaan de verlanglijst – en zou rancune in Alberta kunnen temperen.
51ste staat
Een referendum in Alberta zal ook in de VS worden gevolgd. Grote vraag daarbij is of Trump zich met de kwestie gaat bemoeien. In de afgelopen maanden tartte hij het buurland door te zeggen dat het een ‘51ste staat’ zou moeten worden, tot ergernis van veel Canadezen. Mengt de president zich straks in het debat door Alberta die status in het vooruitzicht te stellen?
Voor conservatieve Albertanen zou dat de onderlinge verdeeldheid kunnen opvoeren. Sommigen van hen willen onafhankelijkheid, anderen voelen voor aansluiting bij de VS, een derde groep wil bij Canada blijven. Provinciepremier Smith staat voor de opgave die facties bijeen te houden. Zelf zegt ze niet voor afscheiding te zijn. „Persoonlijk heb ik nog steeds hoop dat er een weg voorwaarts is naar een sterk en soeverein Alberta binnen een verenigd Canada.”
Waarnemers menen dat Smith de onafhankelijkheidsbeweging vooral gebruikt als drukmiddel tegenover Ottawa. Dat is spelen met vuur, menen sommigen: bij het Brexit-referendum in het Verenigd Koninkrijk in 2016 bleek hoe een volksraadpleging anders kan uitpakken dan voorzien.
Progressieve Albertanen zijn ondertussen eensgezind over de kwestie: zij zijn tegen afscheiding. Ze zien het debat met lede ogen aan, blijkt op het parkeerterrein in Medicine Hat. „Ik denk niet dat dat gaat gebeuren”, zegt Kendra, een jonge vrouw die in de publieke sector werkt. Ze wil niet met haar achternaam in NRC. „Niemand in mijn persoonlijke omgeving heeft daar belangstelling voor. En als het wel zou gebeuren, zouden mijn man en ik uit Alberta vertrekken.”
Gary McFarland, een man met een pet en een baard, reageert feller. „Nee”, roept hij uit. „Het slaat nergens op, het is alleen maar kostbaar. Ik hoop dat de separatisten opzouten.”