Lou-Lou van Staaveren groeide op in Aalsmeer, waar haar achternaam synoniem is voor snijbloemen. Decennialang zat pal naast de bloemenveiling een grote kwekerij met die naam waar anjers, fresia’s en alstroemeria’s verbouwd werden. Op het hoogtepunt in de jaren tachtig werkten er meer dan tweehonderd mensen. In 1996 werd het familiebedrijf verkocht, maar de vader van Lou-Lou van Staaveren – die er maar kort werkte – zit nog steeds in de snijbloemen: hij adviseert kwekers en telers, vooral in Afrika en Zuid-Amerika. Ook haar moeder komt uit een familie van tuinders. Maar dat Van Staaveren (34) zelf ook iets met tuinen zou kunnen gaan doen was de eerste pakweg dertig jaar van haar leven eigenlijk nooit bij haar opgekomen.
Tot de zomer van 2020. Ze zat in het derde jaar van haar studie fotografie aan de Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten in Den Haag – haar tweede studie, na Media en Cultuur aan de Universiteit van Amsterdam – en de wereld was in lockdown. Haar ouders hadden net een lap grond naast hun huis in Aalsmeer gekocht. En als er ellende in de wereld is gaan mensen tuinieren, zegt Van Staaveren – 1.86 meter, rood haar, suède klompen – in haar werkruimte in Amsterdam-West. „De tuin is een hoopvolle plek waar je je kunt terugtrekken. Bommen vallen en er is een pandemie, maar in je tuin wordt het toch weer lente.”
Opeens was Van Staaveren samen met haar ouders en zus Suzie bijna dagelijks aan het tuinieren. Ze legde een moestuin van tweehonderd vierkante meter aan. Haar zus startte er een bloementuin, haar vader een veldje vol pioenen. „Zo begon bij mij de tuingekte.”
In die tuin klikte meerdere dingen in elkaar. „Mijn familiegeschiedenis waar ik altijd al door gefascineerd was en de behoefte om de wereld groener achter te laten dan ik ’m gevonden heb.” Én ze begon er te fotograferen. In de eerste jaren van haar studie fotografeerde ze „van alles”, een vast thema had ze niet. Na een paar maanden tuinieren, studeerde ze af met een heel boek vol tuinfoto’s.
Flespompoenen
In die periode las ze ook het boek The Well Gardened Mind van psycholoog Sue Stuart-Smith. „Zij schrijft dat tuinen op twee niveaus bestaan: de fysieke tuin en de tuin in je verbeelding. Een soort landschap van de geest, dat je helemaal zelf kunt vormgeven.”
Sindsdien probeert Van Staaveren haar ideale tuin te creëren in haar foto’s. De ene keer legt ze vast wat ze ziet, zoals in de serie Fruit Frames (2025): amper bewerkte close-ups van fruit en groente. De andere keer manipuleert en ensceneert ze ze. Voor Pumpkin Harvest (2025) kweekte ze bijvoorbeeld flespompoenen. Vervolgens bouwde ze er een installatie mee door ze op te stapelen, aan touwtjes te laten bungelen en zo ineen te haken dat ze elkaar lijken te omhelzen.


Ze fotografeerde de tuinen van Marqueyssac in Frankrijk, beroemd vanwege de 150.000 met de hand gesnoeide buxusbomen. Met Photoshop verwijderde ze de paadjes uit de foto’s. „Daardoor wordt het een soort kolkende zee van texturen.”
De laatste tijd steekt ze veel tijd in de serie Garden Frames (begonnen in 2023). Foto’s in houten lijsten met de vorm van beroemde tuinen. Die vormen vindt ze door luchtfoto’s van die tuinen op Google Maps te bekijken; ze heeft een mapje vol screenshots op haar computer staan. Ze gebruikte bijvoorbeeld de plattegrond van de moestuin bij kasteel Wijlre in Limburg en de vijver in de tuinen van Schloss Benrath in Düsseldorf.


Garden Frames
Sinds haar afstuderen in 2021 is haar werk vaak geëxposeerd. Dit jaar al bij Art Rotterdam en Galerie de Schans in Amsterdam. In een kas op het dak van galerie Eenwerk in Amsterdam maakt ze samen met Ernst van der Hoeven, oprichter van designtijdschrift MacGuffin („en een enorme tuingeek”, zegt ze) in 2025 vier verschillende installaties rond het thema tuinieren. De tweede is nu te zien en bestaat uit een vitrine met keurig gerangschikte objecten (slakkenhuizen, zaden) die ze aantroffen in hun eigen tuin. En drie kweektafels met verschillende soorten pelargoniums, tomaten, Oost-Indische kers en muurleeuwenbek.
Sinds 2022 brengt ze ook een tijdschrift uit; Pleasant Place. „De meeste tijdschriften over tuinieren staan vol praktische artikelen, zijn vrij saai vormgegeven en focussen op een ouder publiek. Dan zijn er nog de meer kunstzinnig vormgegeven en mode-geörienteerde tijdschriften als Plant Magazine en Blumenhaus. Maar daar heb je weer helemaal niks aan als je in de tuin werkt.” Samen met haar vriend, art director Guus Kaandorp, en kunsthistoricus Floor Kortman schreef ze een plan voor een nieuw tijdschrift, vroeg kunstsubsidie aan (en kreeg die) en begon aan de eerste nummers. „Het uitgangspunt is: we zijn geen experts, maar we zijn gewoon heel erg nieuwsgierig. Alles wat met planten en tuinen te maken heeft wil ik weten.”
3D-tuintje
Pleasant Place benadert tuinieren als kunstvorm én bevat praktische informatie. Elke editie is volledig aan één thema gewijd: omheiningen, de Oost-Indische kers, compost, artisjokken, tuinontwerper Mien Ruys, vormsnoei. Vrijwel al het beeldmateriaal wordt gemaakt door kunstenaars. Door de kleurrijke, uitgesproken vormgeving van ontwerpbureau Fanfare lijkt het op geen enkel ander blad. In elk nummer zit een uitneembare pagina waar je illustraties van planten, bloemen, hekwerken, enzovoort, kunt uitknippen om zelf een 3D-tuintje te bouwen.
Ze maken het vanuit het Amsterdamse atelier dat ze met z’n drieën delen in een pand genaamd Tetterode: ooit een letterzetterij, in de jaren tachtig gekraakt en nu een plek waar veel kunstenaars werken en soms ook wonen. Je komt er binnen in hun fotostudio. Onder de trap naar de vide waar hun drie bureaus staan liggen dozen vol magazines opgestapeld. Boven staat een whiteboard met daarop alle plannen voor het zevende nummer dat sinds mei te koop is en over narcissen gaat. Met onder meer een fotoserie van kunstfotograaf Luke Stephenson die naar een narcissenwedstrijd van The Daffodil Society in Groot-Brittannië is geweest, een bloemlezing van narcissen in de kunstgeschiedenis en een persoonlijk verhaal van kunstenaar Tina Farifteh over de betekenis van narcissen in Iran.
Meteen na de eerste twee nummers (die gelijktijdig uitkwamen) vonden ze drie distributeurs. Sindsdien is het tijdschrift verkrijgbaar in museumwinkels over de hele wereld en niche boekwinkels in Parijs, Berlijn en Londen. „Het Mien Ruys-nummer werd laatst op Instagram gedeeld door Alys Fowler, oud-presentator van BBC-programma Gardeners’ World. Toen waren we wel even trots.”

Van Staaveren werkt twee dagen per week aan Pleasant Place, maar verdient er niks mee. De drie oprichters betalen alle medewerkers behalve zichzelf. Er staan geen advertenties in. Ze verdient haar geld met de verkoop van haar autonome werk, commerciële fotografie-opdrachten, af en toe een subsidie en door een andere fotograaf te assisteren. „Ik vraag me vaak af bij mensen met een creatief beroep die in Amsterdam wonen hoe ze alles betalen. Guus en ik hebben een sociale huurwoning, dat scheelt een hoop.” Zonder tuin, maar mét een balkon van vier vierkante meter dat helemaal vol staat met hangbakken en terracotta potten.
Ze heeft, zegt ze, soms moeite met het idee dat haar foto’s, zeker de grotere werken in de complexe, handgemaakte lijsten, alleen door vermogende mensen gekocht kunnen worden. „Daarom ben ik blij dat ik ook een tijdschrift van 12,50 euro maak.”
Betegeld
„Wist je dat de hélft van alle tuinen in Nederland betegeld is?”, zegt ze, gevraagd naar haar missie. „Het schijnt nog nooit zo erg te zijn geweest. De gemiddelde Nederlander heeft een tuin waarin je kan stofzuigen.” En dat is een probleem. „Voor afwatering, voor verkoeling, voor insecten. Er zijn in Nederland meer vierkante meters aan privétuin dan Het Nationale Park De Hoge Veluwe heeft, dus daar valt echt veel te winnen.”

Ze hoopt met haar werk andere mensen aan het tuinieren te krijgen en zo de wereld een beetje groener te maken. Lachend: „Maar ik weet niet of ik met mijn autonome werk en een niche publicatie met een oplage van 5.000 nou de beste vorm heb gekozen.” Het is haar droom dat Pleasant Place op een dag in alle grote tuincentra ligt.
Want tuinieren is juíst voor iedereen, vindt Van Staaveren – al heb je maar een klein balkonnetje. Het is een universele taal, merkte ze toen haar ouders twee jonge Oekraïense vluchtelingen in huis hadden genomen. „Op een dag kwamen hun ouders langs. Mensen van het platteland in Oost-Oekraïne met wie we eigenlijk niet veel gemeen hadden. Maar via Google Translate hebben we de hele dag kennis over tuinieren uitgewisseld. Ze hadden in Oekraïne een enorme tuin en wisten veel meer dan wij. Ze zeiden meteen: je aardappelen staan veel te droog, je moet je frambozen water geven. Geweldig.”
Op dit moment is Van Staaveren minstens één keer per week aan het werk in de tuin bij haar ouders in Aalsmeer. Als er veel te doen is drie keer. In een goed jaar eten zij en Kaandorp ongeveer een half jaar van de moestuin. Daarnaast doet ze er experimenten voor haar fotografie en Pleaseant Place. Zo maakte ze er als kunstproject de tuin na die te zien is in het schilderij De Tuin van Jacobus van Looy uit 1893: op de voorgrond Oost-Indische kers, op de achtergrond hoge zonnebloemen. Toen die eenmaal bloeiden fotografeerde ze er een vrouw in een witte bloes en een strooien hoed in, net als op het schilderij.
„Een tuin is een creatieve plek waar alle ruimte is voor experiment. Je kunt er goed op je bek gaan, want je begint toch elk jaar weer opnieuw. Er zijn altijd verrassingen, er gaan altijd dingen mis. Je kunt er eindeloos kloten.”
