Weides verdwijnen en de woestijn rukt op. Klimaatverandering bedreigt het nomadische leven in Mongolië

Herder en pater familias Altandush Sanjaadoo (46) wrijft de slaap uit zijn ogen en trekt de kraag van zijn del recht. Zijn ogen zijn toegeknepen: de zon is fel en de wind stuift zand alle kanten op. Hurkend achter zijn glimmende brommer deed hij even een dutje – hij is al sinds 5 uur op. Altandushs kudde van zo’n driehonderd geiten en schapen graast rustig in het land vlak achter hem. Pasgeborenen dartelen tussen de oudere dieren door.

Bruintinten domineren hier in het kale Mongoolse landschap, de winter is amper voorbij. Door de razende wind ligt de gevoelstemperatuur ondanks de zonnestralen net iets boven het vriespunt. Het gras wil wel, her en der piepen kleine groene sprieten tussen de dorre graspollen naar boven. Nergens is beschutting voor het opstuivende zand: geen boom of struik te bekennen. Het is wachten op een forse regenbui.

Achter de heuvels in het glooiende landschap, zo’n 10 kilometer verderop, ligt Tsjojr, de hoofdstad (circa 11.000 inwoners) van Guvisömber, een van de 21 bestuurlijke regio’s van Mongolië. Hier, zo’n vier uur rijden vanaf hoofdstad Ulaanbaatar, begint het gebied ‘waar geen planten groeien’, zoals de Mongoliërs de Gobi-regio, waarin de gelijknamige woestijn ligt, noemen.


Overbegrazing

Verwoestijning is hier, zeker in combinatie met overbegrazing van het land, een van de grootste problemen. Meer dan driekwart van Mongolië (37 keer de oppervlakte van Nederland) wordt op enige manier, van licht tot zwaar, geraakt door verwoestijning, concludeerde een groep wetenschappers al in 2021. Alleen het uiterste, bergachtige noorden heeft er geen last van. Voor een land dat zestien keer meer dieren dan mensen (3,5 miljoen) telt, en waar zo’n 40 procent van de bevolking nomadisch leeft, is de impact groot.

Net wakker van een dutje, met zijn brommer als bescherming tegen de rondrazende wind en het zand, hoedt herder Altandush zijn kudde van circa 300 schapen en geiten.
Foto Anne van der Schoot

In het dorre niemandsland staat de ger van Altandush en zijn vrouw Undarmaa Oyunchimeg (42), op een paar minuten rijden van zijn kudde. De typisch ronde vilten witte tent, ook bekend als joert, doorbreekt het uitgestrekte landschap.


Lees ook

Mongoolse studenten zien de macht van China toenemen

In het leslokaal waar ook Russisch gegeven wordt, discussiëren studenten van de Nationale Universiteit van Mongolië over geopolitiek.

„We wonen nu veertien jaar op deze plek”, vertelt Altandush – in Mongolië is het gebruikelijk alleen aangesproken te worden met de voornaam. Het herdersbloed stroomt door zijn aderen, hij kent niet anders. Zijn vrouw Undarmaa – ook zij komt uit een herdersfamilie – stookt de tent warm met gedroogde uitwerpselen van de dieren. Gezouten melkthee pruttelt op de kachel. Aan de plek waar het zonlicht de tent binnenvalt, is de tijd af te lezen. Gers worden altijd met de deur op het zuiden geplaatst.

Na jaren dieper in de heuvels te hebben gewoond, verhuisde hij zijn familie – Altandush en Undarmaa hebben twee dochters van inmiddels 25 en 9 jaar oud en twee zoons van 16 en 5 – naar deze vaste plek tijdens de winter. „Om dichter bij een nederzetting te wonen, zodat de kinderen naar school kunnen.”

Undarmaa Oyunchimeg (42) komt zelf ook uit een herdersfamilie. Of haar zoon Altanshagai (5) ook herder wordt, is zeer de vraag.
Foto Anne van der Schoot

Winter- en zomerplek

De familie verdient een inkomen met de verkoop van kasjmierwol van de geiten en de verkoop van schapen en geiten voor de slacht. Net als andere nomadische families verhuizen ze twee maal per jaar naar hun winter- of zomerplek. De keuze van de zomerplek hangt af van de vegetatie – waar zijn de grassen sappig – en ligt veelal midden in het open veld, vertelt Altandush. De winterplek heeft iets meer beschutting, zoals tussen twee heuvels in, of met een heuvel of berg in de rug. Vroeger verhuisden families ieder seizoen , maar klimaatverandering maakt de winters lang(er) en kouder – meermaals verhuizen is onlogisch geworden.

De zandstormen zijn het echte gevaar. Met de aanplant van bomen wordt geprobeerd de wegen te beschermen

Midden achter in de ger van Altandush ligt een in plastic opgerold tapijt: de eerste, zichtbare, voorbereiding van de aanstaande verhuizing naar de zomerplek. De ger wordt in zijn geheel ontmanteld. Met de huisraad en de kudde trekt de nomadische familie naar de andere plek. Aan donkere kringen op de grond in het uitgestrekte landschap – als een achtergelaten stempel – is te zien waar gers hebben gestaan.

„Vroeger verhuisden we alles met onze paarden” vertelt Altandush die al zeker dertig jaar zijn eigen kudde heeft. „Nu doen we dat met brommers en auto’s.” De elektriciteit voor zijn gezin komt van zonnepanelen die buiten tussen de hokken van de dieren en de witte tent het felle zonlicht opvangen. Tussen de spaken van het dak van de ger hangen naast een stijgbeugel en een handzaag ook opladers voor tablets en mobiele telefoons.

De sneeuwlaag is te dik

Klimaatverandering heeft zijn leven veranderd, zegt Altandush. Droogtes, zandstormen en extreme winters komen vaker voor. Een zware zandstorm in 2021 kostte het leven aan „maar” een dertigtal dieren. „We hadden relatief geluk.” „Sinds 2020 hebben we vier jaar achter elkaar extreme winters gehad”, zegt Altandush.

In de strenge winter van vorig jaar verloor Altandush 200 van de 500 dieren

Mongoliërs noemen dergelijke winters dzuds. De (weer)omstandigheden zijn dan zo extreem (het kan dagen achtereen min veertig graden celcius zijn) dat vee niet kan grazen. „Het pak sneeuw is dan zo dik dat het vee er zelfs niet erdoorheen komt om te zoeken naar de wortels van planten”, vertelt Altandush. In de winter van 2023 -2024 verloor hij twee vijfde van zijn kudde: zo’n 200 dieren stierven van de honger.

Die winter was één van de zwaarste in decennia: meer dan 80 procent van Mongolië kreeg te maken met dzud-omstandigheden, in vijftig districten werd de noodtoestand uitgeroepen, miljoenen werden vrijgemaakt voor veevoer en hooi. Zeker 7 miljoen veedieren kwamen om. Waar dzuds eerst om de acht tot twaalf jaar voorkwamen, komen ze nu om het jaar voor, voorspelden onderzoekers.

De effecten zijn langdurig. Na een zware winter is de vegetatie in de daaropvolgende lente en zomer slecht en kan het vee niet makkelijk aansterken, zegt Altandush. De dieren blijven mager, geven weinig melk en de kwaliteit van hun vacht is slechter – ze leveren minder op. Op een dzud kun je je niet goed voorbereiden, legt Altanduh uit. „We kunnen de hokken van de dieren sterker, winddichter maken en we kunnen meer veevoer kopen, maar dat is het wel.”

Een ander gevolg van klimaatverandering dat Altandush ziet, is de veranderende vegetatie. „We hebben jaren gehad dat de weides te slecht waren om onze dieren op te laten grazen.” Nu heeft het gebied een relatief goed jaar achter de rug, met voldoende regen en niet al te extreme lage temperaturen in de winter.

Bomen kweken

Net buiten Tsjojr is een bomenkwekerij gevestigd. Op het terrein staan zes plastic kassen. Onder leiding van ingenieur Munkhulzii Erdene-Ochir zijn medewerkers er nieuwe zaailingen aan het poten. Er worden hier zo’n veertien soorten bomen en struiken gekweekt, waaronder de iep en de tamarisk.

Medewerkers van een kleine boomkwekerij bij Tsjojr planten zaailingen in de kas.

Twee jaar groeien zaailingen uit in de kas, voordat ze in het derde jaar op het terrein van de boomkwekerij gepoot worden. De kwekerij kweekt bomen en struiken in de strijd tegen verwoestijning.

Foto’s Anne van der Schoot

De boomkwekerij, die volledig gefinancierd wordt door overheidsgeld, doet mee aan het zogeheten ‘1 miljard bomen’-initiatief, gelanceerd in 2021: in de strijd tegen verwoestijning wil Mongolië voor 2030 1 miljard bomen en struiken planten. Zo moet het percentage bebossing toenemen tot 9 procent van het oppervlak van Mongolië.

„Ons doel is om de droogte te bevechten en om het land daar tegen te beschermen”, legt Munkhulzii uit. „90 procent van het land is getroffen door verwoestijning.”

Wind heeft vrij spel

Bij het binnenrijden van Tsjojr zijn aan weerszijden van de weg omheinde stroken aangelegd met nu nog jonge bomen. De snelweg verbindt onder meer hoofdstad Ulaanbaatar, zo’n 250 kilometer ten noorden, met de Zamyn-Üüd-Erenhot-overgang, die 70 procent van alle transporten over land verwerkt, 435 kilometer verder naar het zuiden. De Asian Highway 3 is een trans-Euraziatische weg die van vitaal belang is voor goederentransport – lege trucks en opleggers rijden naar het zuiden, vol beladen en vaak scheef bepakte trucks met onder meer speelgoed, elektronica en voedingsmiddelen richting het noorden.

Officieel is de AH3 geasfalteerd, maar de scheuren, barsten, kuilen, hobbels en gaten maken een rit moeizaam. Geregeld moet er uitgeweken of geremd worden, ook voor overstekend vee en nog belangrijker en ook gevaarlijker: de wind heeft vrij spel. Door het planten van bomen en struiken „leggen we een soort wal aan tussen het open land en de snelweg”, vertelt Munkhulzii. „Zo krijgen zandstormen minder kans.” Bovendien kunnen de bomen en struiken regenwater vasthouden in de bodem en absorberen de planten broeikasgassen.

In de eerste twee jaar zijn tot nu toe circa 42 miljoen bomen geplant, en miljoenen zaailingen gepoot om volwassen en plantbaar te worden. De kleine boomkwekerij in Tsjojr droeg daar tot nu toe zo’n 300.000 aan bij, meer kon nog niet: er waren simpelweg nog geen planten. „Pas in jaar drie wordt een zaailing in een van de velden op het terrein van de kwekerij gepoot. Om in jaar vier klaar te zijn voor het ‘echte werk’.” Voor dit jaar streeft de kwekerij ernaar meer dan 300.000 bomen en struiken te planten.

Sombere toekomst

Een van de buren van herder Altandush is de 82-jarige Tuveeji Khorol. Ze woont in een kleinere ger naast het huis van haar jongste dochter Otgonginj Uvgun en diens man en kinderen. De familie verhuist niet meer: ze hebben alleen groot vee, paarden en koeien, de noodzaak om jaarlijks te verhuizen is er niet. Tuveeji, die verpleegster, vrachtwagenchaffeur én herder was, vindt het maar niets. „Ik wil niet te lang op een plek blijven. Als je gewend bent rond te reizen en veel te zien, dan raak je op één plek een beetje verveeld.”

Voor de foto trekt de 82-jarige Tuveeji Khorol haar mooiste kleed aan. Trots poseert ze met haar jongste dochter Otgonginj Uvgun en een van haar kleinzoons in het huis van haar dochter. Zelf woont ze ernaast in een ger.
Foto Anne van der Schoot

Tuveeji heeft de regio zien veranderen. „Herders uit het verdere zuiden zijn naar hier toe gekomen in de hoop op betere weides. Maar die zijn hier ook steeds minder.” Ook komen overstromingen vaker voor. „Vroeger hadden we die nooit, nu komen ze een paar keer per jaar wel voor.”

Tuveenji is moeder van vijftien kinderen – op twee dochters na kozen haar kinderen voor een ander bestaan dan herder. Geen van haar kleinkinderen heeft tot nu toe gekozen voor het nomadische leven en de kans is klein dat een het alsnog gaat doen. Of de kinderen van Altandush in zijn voetsporen treden, is ook zeer de vraag. Zijn oudste dochter in elk geval niet – zij werkt in Tsjojr. „Het zou leuk zijn als het hoeden van vee hun passie is, maar niet noodzakelijk. Als ze maar doen waar ze gelukkig van worden.”

Tuveeji is somber over de toekomst van het nomadische bestaan. „Het wordt steeds moeilijker. Vee hoeden zal blijven bestaan, het is het leven….” Ze pauzeert even. „Want zonder dat – hoe moeten mensen leven?”

Bruintinten domineren het Mongoolse landschap – het is wachten op regen. De kudde van herder Altandush graast over de vlaktes, op zoek naar (vers) gras.
Foto Anne van der Schoot