Eiwit, proteïne, is een belangrijke voedingsstof én een hype – denk alleen al aan de vele eiwitshakes in de schappen van de supermarkt. We weten ongeveer waar het vandaan komt: uit melk, eieren of planten zoals soja. En we herkennen de producten waar het in zit of aan wordt toegevoegd: toetjes, chocolademelk en sport-repen. Maar hoe praten we over tien jaar over onze lunch: wil je een boterham met kaas of proteïne-cracker met whey cream?
Er komen nieuwe eiwitten aan, waar geen kip, koe, zelfs geen soja meer voor nodig is. Dierlijke eiwitten die in brouwerijen gemaakt zijn door gisten, schimmels en bacteriën. En die vast ook nieuwe producten opleveren, waarvan we nu nog niet weten waar ze op lijken. Op chips? Water? Babyvoeding?
Consumenten zien er nog niets van, maar start-ups zijn volop bezig met de ontwikkeling van nieuwe eiwitten, gemaakt met precisiefermentatie. In Ede is sinds deze week een proeffabriek te zien waarin bedrijven gaan onderzoeken hoe ze de productie kunnen opschalen – als maquette weliswaar. De Biotechnology Fermentation Factory (BFF) moet in 2027 volop draaien.
Wat is eiwitfermentatie? Hoe ontwikkelt deze nieuwe sector zich? Wat staat in de weg? En wat heeft de wereld eraan? Een kleine rondreis door een nieuwe sector.
EDEKernhemseweg 2
Veel mensen kennen Kernhemmer kaas. Weinigen weten dat die bedacht is bij NIZO Food Research, toen nog het Nederlands Instituut voor Zuivelonderzoek, in Ede. Ooit door zuivelcoöperaties opgericht om de kosten te delen voor de ontwikkeling van nieuwe producten.
In de ruime ontvangsthal van het jarenvijftiggebouw voel je nog het vooruitgangsoptimisme uit die tijd. Sicco Mansholt werd bij de opening van het laboratorium in 1955 gefilmd naast een bad vol dobberende kazen. De landbouwminister kon waarschijnlijk niet vermoeden dat zeventig jaar later bij dit zuivelinstituut een lab zou komen zónder koe als beginpunt, speciaal voor precisiefermentatie.
Het begon met boter en kaas. Steeds verder ging het onderzoek, naar melkzuurbacteriën, moleculen en dna. En van melk naar peulvruchten, zaden en algen. Veel van wat de onderzoekers hadden geleerd van zuivel, bleek toepasbaar op andere eiwitten. Ze onderzochten hoe je uit planten de beste eiwitten haalt, en die geschikt maakt om in voeding te verwerken. Eiwit dat goed schuimt, geleert of bindt. Met een goede voedingswaarde. Zonder bijsmaak.

In een kamer die uitkijkt over de bestaande onderzoeksfabriek vertelt onderzoeksleider Fred van de Velde over eendenkroos en zeewier als de opkomende eiwitbronnen. Intussen komt de volgende generatie er al aan: eiwit gemaakt door micro-organismen. Gisten, bacteriën of schimmels die suikers omzetten in een consistentie die veel eiwit bevat: fermentatie heet dat proces. De vleesvervanger Quorn, in feite een eiwitrijke schimmel, was een voorloper.
En dan het allernieuwste: eiwit gemaakt door micro-organismen waarvan het dna zodanig is aangepast dat hun productie identiek is aan dierlijk eiwit. Op moleculair niveau zie je geen verschil met wei of caseïne. Precisiefermentatie wordt die wijze van eiwitproductie genoemd.
Het zijn deze nieuwe eiwitten waarvan onderzoekers straks de voedingswaarde, de technische eigenschappen en de toepassingen gaan onderzoeken. Hoe verloopt het fermentatieproces in grote kweekvaten? Hoe maak je er een neutraal smakend poeder van? Kun je het in ijs verwerken? Sportdrank? Medische voeding?
Het doel is niet: veeteelt vervangen, maar de groeiende vraag in eiwit opvangen
Omdat er strenge regels zijn voor onderzoek met genetisch gemodificeerde micro-organismen, kan dit niet in de huidige proeffabriek gebeuren. Vandaar ook deze nieuwe ‘open-access scale-upfaciliteit’, zoals ze het zelf noemen: een testfabriek waar start-ups in deze prille sector onderzoek kunnen laten doen, hun product kunnen ontwikkelen en van elkaar kunnen leren.
De belangrijkste vraag waarop producenten in de fabriek een antwoord zoeken: kun je dit nieuwe eiwit op grote schaal produceren? Kun je het proces van precisiefermentatie van het lab naar de fabriek krijgen?
Start-ups hebben al laten zien dat ze met precisiefermentatie eiwit kunnen maken. Dat is het probleem niet – de farmacie doet het al decennia, denk aan insuline. Maar om commerciële voeding te maken, voor een prijs die met bestaande producten kan concurreren, moeten bedrijven hun eiwit op industriële schaal, in bioreactoren van duizenden liters kunnen produceren.
„Zo’n testfabriek is te kostbaar voor afzonderlijke start-ups”, zegt Marcel Oogink, directeur van de nieuwe opschalingsfaciliteit. Maar met 12,5 miljoen euro uit het Nationaal Groeifonds en een bijdrage van het Perspectieffonds Gelderland kunnen bedrijven, net zoals vroeger de kleine zuivelcoöperaties, de kosten delen en krijgt deze opkomende niche in de biotechnologie het opkontje dat nodig is om de voorsprong te behouden die Nederland nu heeft, is het idee. BFF refereert dan ook aan Best Friends Forever; de opschaalfaciliteit als beste vriend van de nieuwe eiwitmakers.
Tegelijk gaat er ook 12,5 miljoen euro uit het Groeifonds naar een testfabriek in Maastricht om kweekvlees verder te helpen. De hele sector van ‘cellulaire agricultuur’, zoals eiwitproductie zonder veeteelt heet, kan van de gedeelde kennis profiteren.
In de onderzoekshal van NIZO krijgen we een indruk van wat in het nieuwe lab te zien zal zijn. Kweekvaten, centrifuges, mixers en sproeidrogers op wieltjes kunnen, afhankelijk van de vraag van de klant, in verschillende opstellingen een productietreintje vormen. Dit soort bioreactoren – van één tot tienduizend liter – staat straks ook in de Biotechnology Fermentation Factory.
Die richt zich niet alleen op de voorkant; het proces tot er eiwit uit de tank komt. Start-ups kunnen hier ook testen hoe het eiwit bijvoorbeeld in een shake verwerkt kan worden, en hun product zo perfectioneren dat het aan alle regels voldoet en supermarkten het willen kopen.
Het kan nog jaren duren voordat de eerste producten uit de BFF in de winkel liggen. Maar de glimp van de toekomstige eiwitindustrie die dit biedt, maakt nieuwsgierig naar de bedrijven die er straks aankloppen. Door naar Vivici.
OegstgeestDe Limes 7
De Limes 7, op de grens van Leiden en Oegstgeest. Het zou zomaar kunnen dat in deze polder niet zo lang geleden nog koeien graasden. Nu ademt alles op deze plek ‘start-up’. Het gebouw van Vivici, onlangs verhuisd naar de rand van het Leidse Bio Science Park, is circulair. De laboratoria zijn nog in opbouw. Bij NIZO was te zien waar eiwit vandaan komt, Vivici geeft een inkijkje in waar het naartoe gaat.
Vivici is koploper in de nog piepkleine sector van precisiefermentatie. Het haalde 33 miljoen euro op bij investeerders en heeft multinationals als ingrediëntenconcern DSM Firmenich en zuivelreus Fonterra als aandeelhouders.
Twee directieleden zitten aan een tafel met uitzicht op een nieuwe woonwijk. Stephan van Sint Fiet werkte bij verschillende ingrediëntenbedrijven aan de financiële kant, Marcel Wubbolts leidde de onderzoekstakken van biotechbedrijven Corbion en DSM. Daar was hij het contact met het werk aan de labtafel een beetje verloren. Hier zit hij er weer met zijn neus bovenop, met een klein clubje van amper twintig supergedreven specialisten.
Vivici heeft een missie. Het bedrijf wil impact hebben met duurzame, voedzame proteïneproducten. Het woord ‘eiwittransitie’ valt.

In een notendop: de planeet kan een verdubbeling van de vraag niet aan als mensen met vlees en zuivel de honger naar eiwit blijven stillen. Of het nu om CO2-uitstoot gaat of om land- en watergebruik: de grenzen van de planeet zijn in zicht. Eet meer planten, is het voor de hand liggende advies, dan is er genoeg eiwit voor iedereen. „Ik noem dat het Marie-Antoinette-antwoord, zegt Van Sint Fiet. „Let them eat beans. Maar het gedrag van mensen is moeilijk te veranderen. De vraag is dus: hoe kunnen we duurzamer dierlijk eiwit produceren?”
Er zijn bedrijven die met precisiefermentatie caseïne ontwikkelen, om kaas te maken die in smaak en textuur meer lijkt op ‘echte’ kaas dan de veganistische kazen die er nu zijn. Those Vegan Cowboys doet dat bijvoorbeeld. Melk bevat naast caseïne echter ook wei – bij veel sporters beter bekend als whey, het Engelse woord. Het bevat alle aminozuren die het lichaam nodig heeft. Maar het heeft ook allerlei eigenschappen die het een onmisbaar ingrediënt in de voedingsindustrie maken. Zo helpt het bij het opschuimen van melk.
Vivici maakt eiwit dat identiek is aan dierlijk wei-eiwit. Een crèmekleurig poeder, zonder smaak. Zonder slechte vetten of lactose. Dat maakt het ideaal als ingrediënt. Opgelost in water wordt het onzichtbaar. En anders dan plantaardig eiwit heeft het een lage viscositeit; het plakt niet in je mond.
De eerste toepassing ziet Vivici in sportvoeding, medische shakes voor mensen die herstellen van een operatie, of babyvoeding eventueel. Daar valt relatief veel mee te verdienen. Maar stel dat het op termijn ook in toetjes, melkvervangers, cake en brood zit. Van Sint Fiet: „Dat zijn pas écht grote volumes.”
Zoals één panellid zei: geef het nog drie jaar. Het komt eraan
Koeien vervangen door kweekvaten zou, volgens een externe studie die Vivici liet doen, 70 procent minder uitstoot van broeikasgassen geven per kilo eiwit. De grondstoffen komen weliswaar uit de landbouw: bacteriën zetten suikers uit planten om in eiwit. En voor de fabrieken is veel energie nodig. Maar je kunt het overal ter wereld produceren, met groene energie en lokale gewassen.
Vivici is al voorzichtig begonnen. In de VS, waar de voedselautoriteit zijn product Vivitein al heeft goedgekeurd, produceert het bedrijf op kleine schaal voor één klant. De omzet is bescheiden. Van Sint Fiet wil niet kwijt hoe hoog precies. „Maar we laten zien dat het werkt”, zegt hij. En dat helpt om kapitaal op te halen en op te schalen in andere landen.
Het is makkelijk sceptisch te zijn over start-ups die de wereld willen redden met een technologie die zich nog moet bewijzen. Hun grote uitdaging is om geldschieters warm te houden.
In 2021 ging wereldwijd 1,8 miljard dollar naar eiwitfermentatie, het grootste bedrag tot nog toe. Inmiddels stromen er geen miljarden meer naar start-ups, het aantal patentaanvragen neemt af. De hossanastemming van een paar jaar geleden op de markt voor nieuwe eiwitproducten heeft plaatsgemaakt voor realisme. Dat viel te beluisteren bij een panelgesprek met investeerders, half mei, in Wageningen bij het congres F&A (food en agri) Next.
Wat het sentiment beïnvloedt: langzaam groeit het besef dat er uit de bioreactoren geen kant-en-klare entrecote of Goudse kaas zullen komen. En de teleurstelling over de smaak en prijs van plantaardige vleesvervangers lijkt ook de verwachtingen voor toekomstige eiwitproducten te temperen. Om nog maar te zwijgen over de lange procedures waardoor in Europa voorlopig niets te verdienen valt.
Tegelijk is er nog steeds vertrouwen. De proteïnehype waait niet snel over. Vlees en zuivel worden duurder. De tourist investor, op zoek naar snel rendement, is vertrokken, maar de serieuze investeerders met een lange adem blijven over. Ze zijn selectiever, maar zien wel de potentie van een eiwit dat identiek is aan dierlijk eiwit. Zoals één panellid zei: geef het nog drie jaar. Het komt eraan.
Het is niet ondenkbaar dat Vivici dan bij de eerste bedrijven zit die geld gaan verdienen in deze nieuwe industrie. Een sectorrapport van het Good Food Institute noemt de Leidse onderneming als een van de bedrijven die het verst gevorderd zijn met opschaling van hun proces.
Je kunt zeggen: in veel landen consumeren mensen nu al te veel eiwit; heeft de wereld dit nodig? Ja, klonk het unaniem bij het paneldebat. De prangende redenen om nieuwe eiwitten te ontwikkelen verdwijnen niet: klimaatverandering, een kwetsbaar voedselsysteem, voedselonzekerheid en in grote delen van de wereld nog steeds eiwittekorten.
Niemand verwacht dat kweekvlees in plaats van rund, varken of kip komt. Net zomin zullen gefermenteerde eiwitten boter, kaas en eieren vervangen. En dat kinderen in Bangladesh straks Vivitein in hun pap krijgen, ligt niet voor de hand.
Maar op de markt van grondstoffen en ingrediënten kan de transitie wel beginnen, hopen de start-ups. Vivici verwacht dat er voor gefermenteerd wei-eiwit een markt van 5 miljard euro openligt. Drie miljoen ton eiwit per jaar. Veel meer dan de huidige start-ups – wereldwijd op de vingers van twee handen te tellen – samen kunnen produceren.
En hoe groot de ambities ook zijn, boeren hoeven zich niet bedreigd te voelen, zegt Van Sint Fiet. „Het doel is niet veeteelt vervangen, maar de groeiende vraag in eiwit opvangen. Wij hebben landbouw ook nodig voor onze grondstoffen. Hopelijk zien boeren in ons hun broeders.”
Lees ook
Lees ook: De testfabriek voor kweekvlees is er, nu de hamburgers nog
