De rekening van Donald Trumps One big, beautiful bill, de megawet met lastenverlichtingen die dezer dagen in de Amerikaanse Senaat wordt uitonderhandeld, jaagt beleggers wereldwijd de stuipen op het lijf. De verwachte extra kosten van de wet zijn deze week door het Congressional Budget Office berekend op 2.400 miljard dollar voor de komende tien jaar. Dat bedrag komt boven op de toch al hoge jaarlijkse financieringstekorten die de VS al bijna een kwart eeuw hebben.
Zelfs Wall Street-veteranen schrikken ervan. „Als we geen manier vinden om [de economie] met 3 procent per jaar te laten groeien, storten we de afgrond in”, zei Larry Fink, baas van vermogensbeheerder BlackRock, deze week op een bijeenkomst in New York. En oprichter Ken Griffin van hedgefonds Citadel voegde daaraan toe: „Je kunt geen tekorten van 6 of 7 procent hebben, bij volledige werkgelegenheid, na jaren van groei. Dat is gewoon budgettair onverantwoord.”
Beleggers weten: als je gedwongen wordt je eigen faillissement te ontkennen, sta je er niet florissant voor
Het debat over de houdbaarheid van de Amerikaanse schuld noopte minister van Financiën Scott Bessent er vorige week toe om te verklaren: „De Verenigde Staten zullen niet failliet gaan, dat gaat nooit gebeuren.” Bessent zal het bedoeld hebben om paniek te bezweren, maar enig positief effect op de Amerikaanse staatsobligaties of de koers van de dollar bleef uit. Beleggers weten: als je gedwongen wordt je eigen faillissement te ontkennen, sta je er niet echt florissant voor.
Immense schuldenlast
En dat klopt ook: de kosten van de ‘OBBB’, zoals Trumps wet al wordt genoemd, verhogen de toch al immense schuldenlast van de VS. De teller staat op ruim 36.000 miljard dollar (31.500 miljard euro), ofwel 120 procent van het Amerikaanse bruto binnenlands product. De onrust zoals verwoord door Fink en Griffin, vertaalt zich sinds Trump met zijn handelsoorlog begon in een dalende waarde van de dollar en oplopende rentes op Amerikaanse staatsobligaties. De rentelasten die de VS over hun schulden moeten betalen, zijn nu al hoger dan wat de VS op jaarbasis aan defensie uitgeven. Dit kan niet lang meer goed gaan, is de gedachte bij beleggers en economen.
Maar hoe waarschijnlijk is een faillissement van de VS? En wat betekent dat überhaupt, failliet gaan? Eerst maar eens die laatste vraag: economen spreken van een faillissement (een default in het Engels) als een land niet meer aan zijn betalingsverplichtingen kan voldoen. De rente en aflossing kunnen niet meer voldaan worden, en daarmee blijft het land ‘in gebreke’. Dat was het geval bij Griekenland tijdens de Eurocrisis, en Ecuador en Argentinië zijn de afgelopen decennia meerdere malen failliet verklaard. Met hulp van het Internationaal Monetair Fonds wordt een land er dan weer bovenop geholpen: er volgt een streng hervormingsprogramma en schuldeisers staan in zo’n geval met lege handen, of moeten een flinke korting accepteren op de terugbetaling van hun leningen (een zogenoemde haircut).
Nederland ging voor het eerst en voor het laatst failliet in 1810, toen het na een geldverslindende oorlog tegen de Fransen stopte rente op en aflossing van de schulden te betalen. De schuldeisers van Nederland kregen uiteindelijk slechts een derde van de oorspronkelijke lening terug, en pas in 1845.
Een land komt in het hoekje van wanbetalers terecht als de kosten om geld te lenen de spuigaten uit beginnen te lopen. Een staatsschuld is opgebouwd uit een enorme hoeveelheid losse leningen met verschillende looptijden en verschillende rentes. Elke week loopt er wel een pakketje leningen af dat afgelost moet worden. Dat geld moet opnieuw geleend worden op de kapitaalmarkten omdat het land in kwestie het geld nodig heeft om de eigen uitgaven te financieren.
Als het vertrouwen in de betrouwbaarheid van een land afneemt, en het risico op wanbetaling groeit, vertaalt zich dat in hogere rentes voor nieuwe leningen. Het in stand houden van de schuld wordt daar dus duurder van.
Wat precies de reden is voor beleggers om een land te gaan wantrouwen is moeilijk precies vast te stellen. De hoogte van de staatsschuld als percentage van de economie speelt mee, net als de jaarlijkse tekorten op de begroting. Maar ook algemenere zaken als de betrouwbaarheid van een regering, of de staat van de rechtsstaat.
Met name die laatste twee aspecten zijn in de VS onder Trump snel aan het eroderen. Het gesmijt met importheffingen, het in toenemende mate discrimineren van bedrijven die ofwel uit het buitenland komen ofwel daar produceren, de willekeur van de regering: het draagt allemaal bij aan groeiende twijfel bij beleggers of hun geld in de VS wel veilig is. En wie er toch wil blijven investeren, vraagt daar een hogere risicopremie in de vorm van rente voor terug.
Je kunt geen tekorten van 6 of 7 procent hebben, na jaren van groei. Dat is gewoon budgettair onverantwoord
Daarmee is het ondenkbare aan het gebeuren: de dollar en de Amerikaanse staatsobligaties, sinds het verdrag van Bretton Woods in 1944 een veilige haven voor beleggers in tijden van economische onrust, zijn die status aan het verliezen. Dat op zichzelf kan al bijdragen aan een groter risico op wanbetaling omdat de VS daarmee in de vicieuze cirkel van steeds duurder herbelenen terecht kunnen komen. Met name de rentes op staatsobligaties met een zeer lange looptijd zijn op zorgwekkende niveaus aan het komen. En als de rentes op staatsobligaties oplopen, stijgen ook de rentes op leningen en hypotheken. Dat remt de economische groei.
Reputatie
Econoom Paul Krugman, een paar weken geleden op bezoek in Nederland, zei dat hij een vraag naar een mogelijk faillissement van de VS een jaar geleden als belachelijk zou hebben afgedaan, maar dat hij dat nu niet meer zo stellig zou zeggen. Het baart hem zorgen dat de regering willens en wetens de reputatie van de VS als keurige aflosser op het spel zet.
Krugman wees er echter ook op dat de VS weliswaar hoge schulden hebben en nu geconfronteerd worden met oplopende rentes, maar dat het land ook immens rijk is en relatief lage belastingen kent. Er is dus ruimte genoeg om in geval van nood de belastingen desgewenst te verhogen om voldoende geld op te halen om rentes en aflossing van de schuld te betalen, aldus Krugman. Economisch gezien is er – voorlopig – geen reden voor faillissementszorgen.
De grote vraag lijkt vooral te zijn: wíllen de VS hun schulden nog wel afbetalen? Het veelbesproken dollar-plan van Trumps economisch adviseur Stephen Miran suggereert in elk geval dat de dollar en de Amerikaanse staatsobligaties als economisch wapen kunnen worden ingezet om andere landen te straffen voor ‘oneerlijke’ handelspraktijken. Hiervoor zouden de VS eenzijdig contracten van bestaande staatsleningen willen openbreken om ofwel de rente erop te verlagen ofwel de looptijd te verlengen. Technisch gezien zou dat als default (faillissement) kwalificeren.
Het zou in Trumps politiek passen om de rekening voor zijn lastenverlichting neer te leggen bij het buitenland en wanbetaling op schulden raakt het buitenland zeker. In december 2024 bezaten buitenlanders 30 procent van de Amerikaanse staatsschuld: Japan is Amerika’s grootste schuldeiser, gevolgd door China en het Verenigd Koninkrijk. De rente op de schuld die in 2024 aan buitenlanders werd betaald, bedroeg 230,6 miljard dollar.
Dat lijkt een machtige stok om het buitenland mee te slaan. Maar het overgrote deel van de Amerikaanse schuld is in binnenlandse handen. Mochten de VS wanbetaling overwegen, dan zal de rente op nieuwe leningen omhoog schieten. Wie wil er dan nog geld lenen aan de VS?
De rekening daarvoor komt bij de Amerikaanse overheid en dus bij de Amerikaanse burgers terecht. Die zullen bij een volgende stembusgang moeten laten blijken wat ze vinden van dit beleid. Tot die tijd zijn het vooral de financiële markten die in woord en daad proberen de risico’s rond de Amerikaanse staatsschuld te beperken. Trump toonde zich daar tot nu toe gevoelig voor. Zelf zakelijk failliet gaan, zoals Trump zes maal meemaakte, is eén ding. Je hele land op het spel zetten is – zelfs voor hem – van een heel andere orde.
