Dieren, dochters, zonen: de eerste slachtoffers

‘Language is fossil poetry’ zei de Amerikaanse schrijver Ralph Waldo Emerson, en ik zeg het hem graag na. Alle taal is beeldspraak, al zien we dat niet meer, zeker niet bij woorden die al heel lang bestaan. Grijpen is begrijpen.

Er zijn heel veel woorden waarvan de betekenis uitgebreid of verschoven is. Wie denkt bij slachtoffer nog aan een levend wezen dat gedood wordt ter ere van een god? Toch is dat de oorspronkelijke betekenis van het woord slachtoffer, niet uitgesproken als slach-toffer maar als slacht-offer, waarschijnlijk een neologisme uit de zeventiende eeuw, gebruikt in de Statenbijbel. Andere talen volgen hetzelfde patroon: het Engelse ‘victim’ komt van het Latijnse ‘victima’, wat offerdier betekent. Beide woorden, het Engelse en het Nederlandse, hebben nu vooral betrekking op mensen; een dier wordt bijna nooit een slachtoffer genoemd, hoe onterecht dat ook is. Albert Heijn ligt vol slach-toffers. Onschuld. Een ritueel zou in ieder geval van meer respect voor een dier getuigen dan het zomaar dood maken, als een wegwerpartikel.

Terug naar de mensen. Ook zij zijn slacht-offers geweest, al worden deze slachtoffers meestal buiten de westerse cultuur geplaatst, en vooral in Midden- en Zuid-Amerika gedacht, met als een van de laatste uitlopers de griezelfilm Apocalypto (2006) van Mel Gibson.

Maar ook diep in de Joodse en de antieke cultuur zitten in ieder geval verhalen over mensenoffers. In het Oude Testament hebben we Isaac en in de Griekse mythologie Iphigeneia, die allebei door hun vader geofferd moeten worden. Toegegeven, Isaac wordt op het laatste moment door God vervangen door een ram en Iphigeneia in veel versies van dit verhaal door Artemis door een hert, maar feit blijft dat ook in deze culturen het mensenoffer geen onbekend idee was.

Bovendien zijn er ook verhalen waarbij van redding op het laatste moment geen sprake is. In het Oude Testament hebben we het offer van Jeftha uit het boek Rechters. Jeftha legt voor zijn gevecht met de Ammonieten een gelofte af. Als hij dankzij Gods hulp wint, zal hij de eerste die hem groet als hij veilig thuiskomt offeren. Na de overwinning is de eerste die hij thuis ziet zijn dochter. Ze mag nog twee maanden met haar vriendinnen de bergen ingaan om „haar maagdelijkheid te bewenen”, maar dan wordt ze onherroepelijk een brandoffer.

Bij de Grieken is het Polyxena die geofferd wordt, net als Iphigeneia aan het begin van de Trojaanse oorlog voor het afsmeken van gunstige wind voor de zeilen, dit keer opdat de Grieken weer naar huis kunnen. Maar anders dan Iphigeneia wordt Polyxena nooit gespaard. „Wankel in de knieën stort zij ter aarde”, schrijft Ovidius in zijn Metamorphosen, „geen spoor van angst op haar gelaat, tot aan haar laatste zucht, ja zelfs met aandacht voor haar kleed, opdat het bij het vallen met kuis fatsoen bedekken zou wat toegedekt moest zijn”. (vertaling M. d’Hane Scheltema)

Ook de dood van Jezus is een mensenoffer, het ultieme offer zelfs volgens christenen, het lam gods, door Zurbaran zo weergaloos geschilderd dat je de beeldspraak bijna zou vergeten. Maar dit is geen dierenoffer. Dit is een god, hoe realistisch het lam door Zurbaran ook op het doek is gevlijd. Het offer klinkt ook nog door in de eucharistie tijdens de katholieke eredienst, waarbij brood en wijn op onnavolgbare wijze veranderen in het lichaam en het bloed van Jezus. Geen kannibalisme, maar een mysterie, volgens ingewijden.

Met Jezus zijn we eerder aan het einde dan aan het begin van het slacht-offer gekomen. Waar zit dat begin? Waarom offeren mensen überhaupt dingen, planten, dieren, mensen? Onderhandelingen met het bovennatuurlijke – ook wie niet gelovig is, heeft die waarschijnlijk wel gevoerd in haar grootste uur van nood. Is dat dan een oergevoel, zo oud als de mens zelf, of een gevolg van leven in een cultuur waarin al zo lang ‘voor wat hoort wat’ de norm is, zo natuurlijk lijkend als het patriarchaat en het kapitalisme. Ik vraag me af of er culturen zonder slachtoffers bestaan, waar de klemtoon ook valt.

En wat zegt de archeologie? Mensenoffers zijn op archeologische vindplaatsen moeilijk te bewijzen. Sommige geleerden betwijfelen bijvoorbeeld of er genoeg bewijs is om wat zich negentien eeuwen geleden op Kreta, toen er in dit gebied veel aardbevingen waren, bij het Minoïsche Anemospilia-heiligdom heeft afgespeeld als mensenoffer is te duiden.

De archeoloog Yannis Sakellarakis ontdekte het heiligdom in 1979. In de tempel werd een altaar met resten van dieren aangetroffen. Op een ander altaar lag volgens hem het skelet van een jongen van 18, wiens benen waren vastgebonden. Tussen zijn botten werd een bronzen dolk aangetroffen. Stond de jongen op het punt geofferd te worden, om de goden te bewegen de aarde niet nog eens te laten schudden? Maar juist op dat moment vond er een aardbeving plaats…