‘Veel dans gaat over kracht, ik wil juist zwakte laten zien’, aldus choreograaf Trajal Harrall

Trajal Harrell zit op een strak schema. Vorige maand organiseerde de 52-jarige Amerikaan in Brussel op het Kunstenfestivaldesarts de eerste twee ‘visits’ van het grote, drie weken durende project Welcome to Asbestos Hall, dat tijdens het Holland Festival te zien zal zijn. Daarna ging het door naar München, waar hij Judson Church is Ringing in Harlem (Made-to-Measure) presenteerde, de ‘maatwerkversie’ van de voorstellingenreeks waarmee hij in 2010 internationaal doorbrak. Tijdens zijn verblijf in Amsterdam treedt de choreograaf bovendien zelf nog op in de voorstellingen Caen Amour en de solo Sister or she buried the body. Bovendien heeft hij op het festival een ‘blind date’ met zijn idool, jazzpianist Craig Taborn met wie hij, zonder enige repetitie, zal improviseren.

In de voorstellingenreeks Twenty Looks or Paris is Burning at Judson Church speculeerde Harrell over een fictieve ‘ontmoeting’ tussen twee tegengestelde dansstijlen. Wat zou er zijn gebeurd als de Latino en Afro-Amerikaanse queergemeenschap met hun extraverte, op zelfexpressie gerichte ‘balls’ was samengekomen met de anti-expressionistische, postmoderne danspioniers van de Judson Church? Het hád gekund: beide ontstaan rond de jaren zeventig, beide in New York. Harrell fantaseerde op de dansvloer niet over een fusie, maar creëerde met fysiek sterk verschillende performers een herkenbare stijl. Hoog op de teenpunten paradeerden de dansers over de catwalk, strutting their stuff in een abstract metadiscours over zaken als queerness, mode, gelijkheid en kunst.

Daarna verdiepte hij zich in de Japanse butoh dans. Welcome to Asbestos Hall vormt het slotakkoord van dat jarenlange onderzoek, met name naar de relatie tussen butoh en de vroege moderne dans van het begin van de vorige eeuw.

Dans van de duisternis

Butoh kwam op in het naoorlogse Japan. Het gedachtegoed was sterk beïnvloed door de vernietiging en geestelijke ontreddering die twee atoombommen hadden aangericht – de vertaling van het woord butoh, ‘dans van de duisternis’, is veelbetekenend.

Grondleggers Tatsumi Hijikata en Kazuo Ohno creëerden een dans die radicaal brak met westerse invloeden. In plaats van perfectie en schoonheid stelde die juist de fysieke expressie van wanhoop, verdriet, aftakeling en dood voorop, evenals ongebreidelde lichamelijke lusten.

Tijdens een residency in het Museum of Modern Art in New York stortte Harrell zich volop in de vroege, moderne dans en de geschiedenis van butoh. Langzaamaan absorbeerde en adresseerde hij de ideeën van die stijlen die hij, altijd met zijn kenmerkende catwalktwist, omvormde tot een eigen dansstijl.

Trajal Harrell, choreograaf.
Foto Tengbeh Kamara

„Wat mij in Hijikata’s werk trof was zijn esthetiek”, vertelt Harrell vanuit München via de telefoon. „Die is vuil, rijk, kleurig, grof. Ik had nog nooit zoiets gezien, het was een soort Stendhal-effect – dat je volledig wordt overrompeld door de schoonheid van kunst.” Met Welcome to Asbestos Hall eert Harrell als het ware de butohgrootmeester. Asbestos Hall was de studio van Hijikata, wat we nu een ‘creatieve hotspot’ zouden noemen. Kunstenaars kwamen daar dag en nacht samen om te discussiëren, te eten, drinken, slapen en creëren.

De mogelijkheid om de geest van Asbestos Hall te laten herleven in Amsterdam voelt weliswaar als een voorrecht, maar tegelijkertijd is het „zenuwslopend”, zegt hij. „Het is een Olympische sprint en een marathon tegelijk. Het vergt stamina, fysiek en mentaal.”

Overdag repeteert hij gedurende drie weken tien tot twaalf uur met zijn dansers in de studio van Likeminds in Amsterdam-Noord, waar het publiek welkom is. „Ik wist niet of dat zou werken. Het idee was het leven in de studio open te stellen, de binnenkant van het maakproces te laten zien. In Brussel moest het publiek daar zijn plaats in vinden. Aanvankelijk dachten de mensen dat wij voor ze zouden zorgen, maar uiteindelijk begonnen ze zich thuis te voelen. Ze hielden er besprekingen of liepen naar de koelkast voor een snack. Gelukkig viel alles tijdens de laatste dagen op zijn plaats en werd het meer een allround studio.”

Kwetsbaar

In Amsterdam tonen Harrell en de dansers hun werk na vijf dagen aan het publiek. „Ik geniet ervan mezelf zo te pushen, de deadline dwingt mij tot conceptualiseren. Je vernieuwt, reageert op andere impulsen. Het creatieproces wordt centraal gesteld, het is process art. We willen dít stadium als kunstwerk presenteren. Dat is iets anders dan een work in progress, waarbij het eindproduct het kunstwerk is.”

Het is, zegt hij, een uiterst kwetsbare manier van werken. Die kwetsbaarheid of zwakte hóórt bij hem, ontdekte hij naarmate zijn onderzoek zich ontwikkelde. „Kwetsbaarheid is een van vele facetten van butoh, maar zwakte is een woord dat ik begon te gebruiken voor mijn eigen werk. Veel dans gaat over kracht, ik wil juist zwakte laten zien.”

Ik begrijp theaterlicht niet, het is artificieel. Licht aan of uit kan genoeg zijn

In een interview op de website van Holland Festival zegt hij dat hij zwakte wil laten zien als fundamentele eigenschap die alle mensen verenigt. Zijn manier daarbij is, onder meer, de performers en het publiek verenigen tot een gelijkwaardige groep. „De wetenschap dat je sámen in een ruimte bent, daar zit veel betekenis in. Daarom heeft onze Asbestos Hall een Welkom-mat bij de ingang.”

Bezoekers krijgen bij zijn voorstellingen vaker een uiterst vriendelijk onthaal, met een groet of, zoals in The Romeo (vorig jaar op Holland Festival) een Pina Bausch-esk ‘voorstelrondje’ van Harrell en de performers. „Het is een teken dat we samen in de verbeelding stappen. Niet gordijn open en ‘okay, nu zijn we dus in een andere wereld.’” Hij grinnikt. “Misschien zou ik dat eens moeten proberen. En dat doe ik misschien ook wel; ik ga in de komende jaren een opera doen. Ik zou kunnen kijken hoe ik dat traditionele theaterinstrumentarium in mijn richting kan twisten.”

Theaterlicht

Dan zou hij ook kunnen experimenteren met theaterlicht. Hij heeft, zegt hij, problemen met theaterlicht. Dat is deels terug te voeren op zijn beginjaren, toen hij vooral door musea en galeries werd omarmd. Nog steeds treedt hij graag op in een museale context – op het Holland Festival staat Caen Amour in het Stedelijk Museum Amsterdam. „Daar werk ik niet in de zogeheten zwarte doos maar in een witte kubus, waar we op een andere manier met licht spelen. Ik begrijp theaterlicht niet, het is artificieel, een negentiende-eeuws middel. Veel voorstellingen hebben een lichtplan met wel vijftig of zestig instellingen, ik vind zes al veel. Aan en uit kan genoeg zijn.”

Scenebeeld uit Caen Amour van Trajal Harrell.
Foto Orpheas Emirzas

Met Welcome to Asbestos Hall slaat hij een bladzijde om. Butoh is nu deel van hem en zal zijn werk altijd blijven beïnvloeden, net als de vroege moderne dans. „Ik wil een derde artistieke periode beginnen. En ik heb zo langzamerhand ook wel een pauze nodig, want er zit zoveel duisternis in butoh; dood, rouw, verdriet. Op een gegeven moment krijg je de rekening gepresenteerd. Hierna zal ik me waarschijnlijk meer gaan richten op mijn relatie met muziek. Die was altijd al belangrijk in mijn werk maar daar is nooit zo veel over gesproken. Daarom wil ik via muziek een nieuwe dialoog met het publiek beginnen en er mijn eigen weg in vinden.”

De blind date met Craig Taborn lijkt een mooie opmaat naar dat nieuwe hoofdstuk in zijn artistieke loopbaan. Het voorstel om een avond samen te improviseren was een verrassing voor hem. „De muziekcurator van het festival vroeg mij of ik ervoor voelde een blind dat met Taborn te doen. Are you kidding? Ik kan niet eens onder woorden brengen hoeveel zijn muziek voor mij betekent. Ik voel me zo vereerd.”

Eerder liet Harrell doorschemeren dat hij zelfs een ‘tweede akte’ in zijn leven wilde beginnen, een andere carrière beginnen. Misschien niet op stel en sprong – hij heeft een repertoire dat om onderhoud vraagt, en er zwerven nog ideeën voor pakweg tien tot twintig voorstellingen door zijn hoofd, vertelt hij.

„Soms denk ik na over wat ik nog wil maken, wat mijn bucket list is. Tegelijk zie ik mezelf dit leven niet nog twintig jaar doen. Ik wil meer tijd doorbrengen met mijn familie en vrienden, in de Verenigde Staten en Europa. Op termijn zie ik een transitie komen. Ik wil iets belangrijks doen. Disability studies bijvoorbeeld. Doordat mijn zusje een beperking heeft, weet ik welke impact zoiets heeft op het leven van het hele gezin. De belangenbehartiging van kunstenaars vind ik ook belangrijk, misschien ga ik me daarvoor inzetten. Maar optreden is nog altijd mijn eerste liefde, maar anders dan Kazuo Ohno zal ik waarschijnlijk niet blijven dansen tot ik 102 ben.” Hij lacht: „Maar wie weet…”