Met gierende sirene rijdt een ME-busje het terrein voor een verlaten kantoorpand op. Aan de zijkant ligt een barricade van huisraad, gesloopte auto’s en straatmeubilair. De zeven in het blauw gestoken agenten die uitstappen, dragen schild en helm, waar ze ritmisch op slaan. „Dit is uw eerste waarschuwing!”, klinkt er luid.
Samen dragen ze de ambtseed van agenten voor: de belofte eerlijk en oprecht te handelen. Vervolgens vertellen ze over hun motivatie om agent te worden: een jeugddroom, een gevoel voor rechtvaardigheid, het zoeken van spanning. Ze doen dat sierlijk dansend.
Contra van Wabi Sabi Theater is om meerdere redenen een bijzondere voorstelling. De eerste zit in het dna van deze groep: de performers zijn dubbeltalenten, die dansen en acteren combineren. Iemand die een monoloog uitspreekt én tegelijk een achterwaartse koprol over de gebogen rug van een collega maakt: dat zie je zelden. Verbluffend.
De tweede reden is het ongewone onderwerp: de belevingswereld van agenten. In korte scènes wordt geschetst wat het betekent om agent te zijn, wat ze meemaken, hoe ze hun positie ervaren en wat er allemaal op hen afkomt. Behalve dans is er zang en live muziek, op keyboard en met percussie (op de spullen in de barricade).
Iets onderwijzen
Het gezelschap deed onderzoek onder agenten en je voelt de drang om het publiek iets te onderwijzen over dat harde, ongemakkelijke en toch zo waardevolle vak. Zo komt langs dat vreemden je in vertrouwen nemen als ze horen dat je agent bent, maar ook dat elke agent een eerste keer een dode meemaakt. Hoe sluit je je daarvoor af? Als agent ben je na een schietpartij ook verdachte: dat leren ze je niet op de opleiding. Kortom: agent zijn kan een traumatische ervaring zijn. Dat wordt invoelend gespeeld, maar de balans schiet geregeld door naar uitleggerigheid. De scènes verraden een defensieve opstelling: kennelijk moet er iets worden rechtgezet.
Tegenwicht voor al dat begrip is de terugkerende aandacht voor de dooretterende discriminatie en racisme in het korps. De zwarte agent vertelt dat hij buiten diensttijd door collega’s wordt aangehouden, puur op uiterlijk, en dat hij niet wordt geloofd als hij vertelt ook agent te zijn. De agent van Marokkaanse afkomst vertelt hoe collega’s afgeven op NATOS, de politie-afkorting voor Noord-Afrikaanse Teringlijers Op Sportschoenen, „omdat kutmarokkaan zeggen niet meer mag”.
Dat zijn schrijnende scènes, maar het wringt wel dat de twee mannelijke acteurs van kleur (Gyano van Straaten, Uhr’lice Rosaria) alleen scènes over discriminatie en racisme hebben.
De pers krijgt een veeg uit de pan als kortzichtige en hitsige beoordelaars van politiewerk bij incidenten. Ook wordt het beeld bijgesteld dat de politie verlengstuk van de politiek zou zijn: het streven is neutraliteit, met de Grondwet als baken. Net als de professor die, dansen en springend, de veiligheidsparadox uitlegt (Nederland wordt almaar veiliger, maar politici hameren op criminaliteit), doet het wat schools aan.
Maar dit is dan wel de leukste school die je je kan voorstellen: waar leraren soepel dansen en synchroon bewegen. In al zijn educatieve drang is Contra steeds een plezier om naar te kijken.
Op de gevel van de Fondation Louis Vuitton (FLV) in Parijs prijkt deze lente en zomer een uitspraak van David Hockney in letters van roze neon. „Do remember they can’t cancel the spring” staat er triomfantelijk tussen de zilveren zeilen op het gebouw van Frank Gehry. Hockney maakte deze opmerking voor het eerst in 2020, tijdens de eerste corona-lockdown. Sindsdien is het een gevleugelde uitspraak van de Britse schilder geworden. Bernard Arnault, leider van ’s werelds grootste luxebedrijf Louis Vuitton Moët Hennessy, besluit er zijn voorwoord in de catalogus mee: „May we always remember the optimism of your words: Do remember they can’t cancel the spring.”
Mmm. Zo’n uitspraak kan ook nog hele andere dingen in het geheugen roepen. Hoe heette dat boek ook alweer waarmee Rachel Carson begin jaren zestig, toen Hockney zijn eerste schreden op het pad naar totale schildersroem zette, de milieubeweging in vlam zette? Silent Spring, als verwijzing naar de vogels die niet floten maar stierven dankzij het gebruik van DDT en ander landbouwgif. „They” kunnen wel degelijk de lente afschaffen.
Bezoeker voor schilderijen van David Hockney in de Fondation Louis Vuitton. Foto Marc Domage
Tot zover het gekniesoor. Want binnen kun je alleen maar weerloos zijn tegen de schilderijen van Hockney. „Does it spark joy?”, is een andere recente gevleugelde uitspraak, deze niet van Hockney maar van opruimgoeroe Marie Kondo, en het werk van Hockey is een en al joygespark, in alle zalen van het schip dat Gehry hier heeft aangelegd; als een soort ark van Noach verzamelt het alle joy die Hockney sinds 1955 over ons heeft uitgestort. Neem bijvoorbeeld de schilderijen die hij sinds eind jaren negentig in Yorkshire en later in Normandië maakte, waarop van die ronde, machinaal gevormde strobalen de velden bevolken. Nostalgie is niet nodig; Hockney zag de joy van die dingen. Geen onvergankelijke wereld, zoals Nescio ooit schreef, want ook landschappen veranderen, maar wel onvergankelijk plezier in het tonen daarvan.
Britishness en queerness
Hockney is inmiddels 87 en heeft de laatste jaren al een flink aantal tentoonstellingen gemaakt die de laatste hadden kunnen zijn. Wie weet is het deze; met meer dan 400 werken is het in ieder geval de grootste. Hockney kun je wel de Elton John van de beeldende kunst noemen. Immens getalenteerd, nooit gekluisterd aan een avant-garde, excentriek uitgedost, een icoon van Britishness en queerness die onvergetelijk werk heeft gemaakt maar toch nooit in alle kringen helemaal serieus wordt genomen.
Hockney had maar één modernistisch gebouw en drie palmbomen nodig om zowel abstractie als ironie als melancholie rond te laten zingen
Deze tentoonstelling gaat vooral over de laatste 25 jaar van zijn productie, maar begint gelukkig met twee zalen gevuld met greatest hits uit de jaren zestig en zeventig, waaronder een paar van zijn zwembaden, portretten en interieurs, met daarbij het geestige Some Neat Cushions on a Couch (1967), dat inderdaad een bank met kussens, een luxaflex en een tapijt toont (en een stukje kamerplant), en het al even geestige en geweldige Savings and Loan Building (ook 1967). Hockney had maar één modernistisch gebouw en drie palmbomen nodig om zowel abstractie als ironie als melancholie rond te laten zingen. Wat een feest. Opvallend zijn de schilderijen van mannelijk naakt onder de douche uit de jaren zestig, een tijd dat seksuele contacten tussen mannen nog strafbaar waren in het VK.
David Hockney, Christopher Isherwood en Don Bachardy, 1968. Acryl op canvas.
Op zijn manier heeft Hockney altijd met nieuwe media geëxperimenteerd, onder meer met faxmachines en polaroids; op de tentoonstelling hangt boven de meesterlijke fotocollage Pearblossom Highway uit 1986, een van zijn vele spelingen met perspectief. Volgens Hockney hadden schilders altijd al met techniek geëxperimenteerd; hij maakte veel werk van het bewijzen dat schilders sinds de vroege Renaissance met een camera obscura en andere optische instrumenten gebruikten, nu bekend als de Hockney-Falco theorie, waar hij in 2001 een boek over publiceerde, Secret Knowledge: Rediscovering the Lost Techniques of the Old Masters. In de FLV zijn op The Great Wall (2000) kleine reproducties van oude schilderijen te zien om ons te overtuigen.
David Hockney, Portrait of an Artist (Pool with Two Figures), 1972. Foto Jenni Carter
iPad en iPhone
Hockney zelf begon al heel snel na hun verschijning op de iPhone en de iPad te schilderen. Een paar jaar maakte hij elke dag een stilleven op zo’n schermpje en e-mailde dat naar vrienden. Anderen kregen ze ook te zien en dat was een genot dat je eigen scherm elke keer deed oplichten. Sprezzatura. De FLV hangt er nu vol mee, maar dan op groot formaat uitgeprint en soms als schilderij ingelijst aan de muur gehangen. Dat werkt helaas niet. De prints missen de helderheid van de schermen. Geen joy maar soep. Of is het gewoon nog wennen? Gelukkig maakt hij ook nog steeds schilderijen, waaronder een grote zon en een zelfportret in een tuin in Londen, waarop narcissen de komst van de lente aankondigen, het meest recente werk op de tentoonstelling. Hockney schildert zichzelf in deze tuin terwijl hij zichzelf schildert terwijl hij zichzelf schildert, een Droste-effect waarin we wel willen blijven. Hockney forever. En zijn bril is ook nog eens geel.
Hockney als immersieve ervaring. Foto Marc Domage
Veel beter dan de iPadschilderijenprints werkt de zaal waarin Hockney’s decors voor opera’s zijn ondergebracht. Je kunt op grote kussens liggen en vanaf alle vier wanden bestookt worden met nu geanimeerde ontwerpen voor opera’s uit de jaren zeventig en tachtig, van Stravinsky, Ravel, Wagner, Puccini. De animaties zijn overgenomen uit David Hockney: Bigger & Closer (not smaller & further away), een door de meester zelf gesuperviseerde immersive experience die in 2023 in Londen te zien was. Meestal worden zulke immersieve tentoonstellingen gemaakt over al lang dode kunstenaars – Van Gogh, Monet, Klimt, Kahlo, Dali, et cetera – het avontuur uit hun werk gezeefd tot er een paar stijlkenmerken overblijven. Maar Hockney leeft nog! Misschien blijft Hockney wel altijd leven. Nee, dat kan niet. Echt niet?
<dmt-util-bar article="4896117" data-paywall-belowarticle headline="Alle joy die de Britse schilder David Hockney sinds 1955 over ons heeft uitgestort, is nu verzameld in Parijs ” url=”https://www.nrc.nl/nieuws/2025/06/06/alle-joy-die-de-britse-schilder-david-hockney-sinds-1955-over-ons-heeft-uitgestort-is-nu-verzameld-in-parijs-a4896117″>
Stel: je zit in een linkse punkband en je komt erachter dat het festival waar je deze zomer voor geboekt bent, eigendom is geworden van een durfinvesteerder die in olie, wapens en illegale nederzettingen in de Palestijnse gebieden zit. Wat kun je dan doen? Boycotten? Je uitspreken? Wat heeft zin, wat is het minst hypocriet? Punkbands Hang Youth uit Amsterdam en Refused uit Zweden kozen verschillende routes.
De situatie: private equityfonds Kohlberg Kravis Roberts & Co (KKR) uit New York nam vorig jaar voor 1,3 miljard euro Superstruct Entertainment over, een bedrijf dat ruim tachtig popmuziekfestivals in Europa en Australië onder zijn hoede heeft. In Nederland gaat het onder andere om rockfestival Zwarte Cross, dancefestivals Mysteryland, Defqon.1 en Amsterdam Open Air. Daarnaast zit KKR in bedrijven als Batavus, Blue Band, Hans Anders, Q-Park en Roompot. Maar ook in fossiele brandstof, wapens, Israëlische datacentra en organisaties die banden hebben met illegale nederzettingen in Palestijnse gebieden. Het heeft bovendien nauwe banden met Donald Trump.
Bands boos, festivals boos, iedereen boos. De festivals namen snel afstand van wat Zwarte Cross een „boze stiefmoeder” noemde, en Superstruct verklaarde dat er geen cent naar KKR gaat (wat misschien op korte termijn klopt, maar KKR is het soort bedrijf dat snel en veel wil verdienen aan bedrijven die het overneemt. Onderweg is het minder begaan met de inhoudelijke doelstellingen van zijn targets, of hoe die eraan toe zijn als ze klaar zijn met het afkluiven van het kapotbezuinigde karkas). Het hielp niet: bij verschillende festivals volgden afzeggingen. Hang Youth annuleerde, net als onder meer Youp van ’t Hek en Claw Boys Claw, hun optreden op Zwarte Cross: „boycot die kk tent”.
Ze willen geen deel uitmaken van een systeem dat KKR rijker maakt, en dat signaal geven ze succesvol af. Maar je echt onttrekken aan de wereld van het bloedgeld blijkt lastig: Hang Youth kreeg zelf meteen voor de voeten geworpen dat hun eigen webshop op software draait waaraan KKR geld verdient. Ze staan deze zomer ook nog op het door Mojo Concerts georganiseerde festival Down the Rabbit Hole, en zijn bovendien aangesloten bij het boekingskantoor van Mojo. Mojo is eigendom van het Amerikaanse Live Nation, waaraan bedrijven als Vanguard, Blackrock en State Street goed verdienen: fondsen die volgens mensenrechtenorganisatie As You Sow investeren in clusterbommen, landmijnen, nucleaire wapens, witte fosfor en andere niet erg linkse zaken.
Lees ook
Grote Nederlandse festivals staan plots voor een keuze: dj’s keren zich tegen investeerder wegens banden met Israël
Refused treedt wél op
„Liever hypocriet dan conservatief”, zei Hang Youth-frontman Abel Gijlswijk eerder over hun deal met Mojo. En: „Je kunt sowieso niet onhypocriet zijn als anti-kapitalist in een kapitalistische wereld. Mensen die denken dat ze daarbuiten kunnen staan, zijn gewoon dom.” Tja. Iets doen is beter dan niets. Maar toch… je aansluiten bij – en verdienen aan – het systeem dat iets steunt waar je zegt tegen te zijn, is lastig uit te leggen als: ‘het systeem van binnenuit kapotmaken’.
Refused, de Zweedse punkveteranen die je telkens in successerie The Bear hoorde, neemt de tegenovergestelde route. Zij verklaren wél op Superstructfestivals te gaan spelen (zoals Szíget in Hongarije), omdat ze nog meer moeite hadden met de onvermijdelijke hypocrisie. Want ze staan ook op festivals van Live Nation. Boycotten zou volgens Refused goed vallen bij hun achterban, maar raakt de festivals die er ook helemaal niets aan kunnen doen, buitensporig hard. Liever maken ze lawaai voor „het concentratiekamp/kerkhof dat Gaza is geworden”.
Dat is ook een invoelbare keuze en een manier om toch een signaal af te geven. Maar waar Hang Youth zegt: geen cent naar KKR over onze rug – hoe makkelijk het ook is om daar kanttekeningen bij te maken – moet het bij Refused pijn doen dat ze KKR op deze manier spekken, hoe hard ze ook roepen hoe stom die zijn. Een duivels dilemma, waarop de linkse punkelite geen eenduidig antwoord heeft.
Steeds meer mensen worden nieuwsmijders, omdat ze de aanhoudende stroom nieuws over oorlog, Trumps maatregelen en het opwarmende klimaat niet aankunnen.
Begrijpelijk. Je geest raakt verdoofd als die 24/7 alle ellende in de wereld op moet nemen via krant, tv en mobiel.
Voor zulke nieuwsmijders en is er nu The Daily Parrot, een volledig getekende, niet online bestaande krant vol verstrooiend vrolijk en verrassend ‘nieuws’ over een fictief, humoristisch universum vol halsbandparkieten en andere papegaaien, die niets menselijks vreemd zijn.
Het is een project waar tekenaar Milo Rottinghuis, die onder meer voor De Groene en NRC werkt , in 2018 mee is begonnen. Hij wilde zijn geest vrij geven van de illustraties die hij normaal in opdracht maakt. De halsbandparkiet gaf hem creatief vleugels.
Dat is te zien in het boek dat het beste uit de vijf tot nu toe verschenen Daily Parrots bundelt, onder de titel The Daily Parrot, The Best News Collected. Dat biedt 160 prachtig getekende en handgeletterde pagina’s over een kleurrijk en geestige fantasiewereld vol cartoonachtige papegaaien. De voertaal is Engels – Milo richt zich tot de hele wereld met zijn grappen en tekeningen.
Parkietenseks-Monopoly
Om een indruk van Milo’s buitelende parrot-universum te krijgen, een greep uit het eerste krantennummer. In de sectie ‘Hot Breaking Eye Witness News’ lezen we dat er problemen zijn met de tijdreisjes die parrots in Milo’s wereld kunnen maken: een tijdreizende halsbandparkiet, die naar een familiekerstviering in 1912 wilde, is door een technische storing in 1811 beland, en wel op 9 oktober in Amsterdam – precies de dag waarop Napoleon daar op bezoek is. Milo schetst in zijn rake losse tekenstijl hoe zijn groene cartoon-halsbandparkiet oog in oog staat met de verbaasde Franse veldheer. Gelukkig kan de parkiet net op tijd doorreizen.
Ook lezen we dat op de World Parrot Annual Meeting alle parrot-wereldleiders het met elkaar eens zijn, en dat alles goed zal worden. Kijk, dat is wereldnieuws dat je graag leest. Op de volgende bladzijde staat een paginagrote verlokkelijke kleurenadvertentie voor Schotse MacParrot whisky. En een blik op het seksleven van Milo’s parrots biedt een enorme advertentie (‘As seen on tv’) van het spel Monogamy, dat sterk op Monopoly lijkt. Alleen komende de dobbelende parkietpartners hier niet op de Barteljorisstraat of Station Oost terecht, maar op vakjes als ‘Sex with your ex’ of ‘Meet an old flame’ , en zijn de stations geslachtsziektes die je oploopt, zoals chlamydia of syfilis.
Nazi-papegaai
The Daily Parrot staat ook vol fascinerende kleine handgetekende advertenties. Zoals die voor ‘carrièremogelijkheden voor vrouwen’, waarin een advertentie voor vrouwelijke papegaai-astronauten een van de weinige is met een webadres: www.nasa.gov/parrots. Als je dat intikt krijgt je een melding van de echte NASA: „The cosmic object you were looking for has disappeared beyond the event horizon.” Milo’s fantastiewereld uit The Daily Parrot bevindt zich ver buiten onze zichtbare werkelijkheid – al berust zijn bericht dat de dierentuin in München na de oorlog een probleem kreeg met een papegaai die alleen maar „Heil Hitler” roepen kon op waarheid.
Milo verstaat de kunst met zijn kleurige tekeningen in allerlei stijlen – van Japanse prentkunst tot parodieën op gelikte Amerikaanse jarenvijftig luchtvaartreclames – overtuigend mee te nemen in zijn vrolijke, absurde en humoristische papegaaienwereld: ik zou bij voorbeeld graag eens een concert bijwonen van halsbandparkiet-showzangeres Rita Lin in haar Folies Bergère show.
Poezenkrant-traditie
Milo verbindt in zijn Daily Parrot-boek drie Europese artistieke tradities aan elkaar. Om te beginnen is daar de fascinatie voor de mysterieus pratende papegaai-achtigen die kunstenaars in de lage landen al sinds de Middeleeuwen hebben. Zo schilderde Jan van Eyck in 1436 een groene halsbandparkiet (toen alleen nog als kooivogel bekend) in de handen van de kleine Jezus, op schoot van Maria in het schilderij Madonna met kannunik Joris van der Paele in Brugge. De ongekooide halsbandparkiet was toen symbool van een vrije, reine geest (onbesmet door erfzonde) in de groene kleur van de hoop en wederopstanding. Ook voor Milo is deze parkiet een vrije geest.
Daarnaast sluit hij aan bij een moderne grafische vormgevingskunst-stroming van het ‘vrolijke bladenmaken’. Die is sinds de jaren zeventig vooral door grafisch ontwerper Piet Schreuders tot grote hoogte gebracht met zijn bladen als De Poezenkrant en Furore. Daarin wordt de grens tussen kunst en grafische vormgeving overschreden en talentvol gespeeld met de grafische conventies van tijdschriften. Schreuders Poezenkrant ging meer over mensen en bladen maken dan over poezen. In The Daily Parrot gebeurt iets dergelijks – die gaat vooral over mensen in plaats van papegaaien en over grafische vormgeving. Omdat Milo alles meesterlijk met de hand tekent, is zijn verzamelde Daily Parrot-boek ook stripkunst – een subtiel humoristische graphic novel over de wereld, die geen nieuwsmijder missen mag.