N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Recensie
Theater
Theater Regisseur Eline Arbo bewerkt ‘Jane Eyre’ bij Nationaltheatret uit Noorwegen tot een vervreemdend Victoriaans kostuumdrama, met publieksinteractie en verregaande slapstickelementen.
„Dit is míjn verhaal”, zegt Jane Eyre tegen haar geliefde Rochester. Die staat er even verbouwereerd bij, in zijn foute groene glitterpak. „Is het niet ook mijn verhaal?” stamelt hij nog. Nou nee, bijt Jane hem toe: haar verhaal is een „baanbrekende, feministische bestseller, en terecht!” en ze vertrekt.
Regisseur Eline Arbo bewerkt Jane Eyre tot een vervreemdend Victoriaans kostuumdrama, met publieksinteractie en verregaande slapstickelementen op een soundtrack van moderne popmuziek. Ze maakte de voorstelling in 2022 in haar geboorteland Noorwegen, maar in het kader van internationaal theaterfestival Brandhaarden – dat dit jaar in het teken staat van vrouwelijke perspectieven – was de voorstelling afgelopen weekend te zien in Amsterdam. In Nederland maakte Arbo onder meer de zeer succesvolle voorstellingen Weg met Eddy Bellegueule (2020) en De jaren (2022).
Grote spil van deze voorstelling is Kjersti Tveterås, die als Jane het publiek vanaf de openingsscène verleidt, inpakt en bespeelt. Het stuk vangt aan op een nagenoeg leeg toneel met zicht op de backstageruimte daarachter. Jane sluit meteen een bondje met de toeschouwers, die ze vraagt met hun vingers te trommelen of snerpend te fluiten, om zo de ‘doordringende regen’ en ‘koude wind’ uit de openingsalinea van Charlotte Brontës roman uit 1847 te verbeelden. Waarmee ze meteen benadrukt dat zij de voorwaarden voor deze vertelling schept: het is háár verhaal.
Lees ook het interview met Eline Arbo: ‘Ik geloof echt dat theater de wereld kan veranderen’
Anekdotiek
Zoals Jane in de roman de lezer rechtstreeks aanspreekt, wendt ze zich hier dus direct tot de toeschouwer, die ze behendig in haar kamp manoeuvreert. Gedurende de voorstelling zal ze regelmatig met een sluikse of veelbetekenende blik dat bondje bestendigen.
We kennen Eline Arbo als een regisseur die met hecht en gestileerd ensembletoneel veel ruimte schept voor de gevoelswereld van haar personages. Maar met Jane Eyre focust Arbo met name in de eerste helft vooral op de anekdotiek. We zien hoe Jane vernederd wordt bij haar tante, en later op de kostschool besluit „niet te wachten op de dood om het geluk te vinden” en solliciteert als gouvernante. Ronduit hilarisch is de in het kwadraat cartooneske ontmoeting met huiseigenaar Rochester: uit breed uitgemeten ongemak buitelen ze minutenlang knullig over elkaar heen als zij hem probeert overeind te helpen na een val van zijn paard.
Dat paard is trouwens echt een paard: niet het dier, maar het turntoestel. Grappig natuurlijk, maar ook veelzeggend: zoals vaker in haar oeuvre benadrukt Arbo het kunstmatige van theater, dat ze presenteert als betekenisvol onderdeel van haar verhaal. De personages zitten vast in kostuums (in korsetten, achter gezichtssluiers), dwingende choreografieën en voorgeschreven stiltes.
In de tweede helft vindt de voorstelling meer rust en bouwt Arbo een krachtig moment in waarin het personage op zichzelf reflecteert. Jane wil iemand zijn „die vrijheid schreeuwt en boos wordt”. Pas dan slaat de tot dan toe onderhoudende voorstelling ook naar binnen. Prachtig is hoe ze zich uiteindelijk afzet tegen het bronmateriaal, ze vurig autonomie opeist en vanuit die autonomie toch bij liefde uitkomt: een romantisch happy end dat niet voor haar is georkestreerd, maar ze zelf heeft geconstrueerd. Háár verhaal.