Er is wat geschoven, en nu is er extra geld voor erfgoed. OCW-minister Eppo Bruins (NSC) gaat eenmalig 155 miljoen euro extra uitgeven aan onderhoud van rijksmonumenten, en 15,8 miljoen euro structureel. Dat heeft hij maandag bekendgemaakt.
Een deel van de meer dan zestigduizend rijksmonumenten in Nederland vertoont achterstallig onderhoud. Het bedrag dat minister Bruins nu toekent lost dat probleem niet op, maar brengt wel verlichting. Meer geld betekent dat meer monumenteigenaren subsidie kunnen krijgen voor het onderhoud van hun pand, of een voordelige lening kunnen afsluiten.
Het geld dat Bruins toewijst aan erfgoed, is vooral bestemd voor grote rijksmonumenten, gebouwen als het stadhuis van Middelburg of de Rivièrahal in Diergaarde Blijdorp. Van de incidentele 155 miljoen euro zal 100 miljoen ten goede komen aan grote rijksmonumenten. De structurele 15,8 miljoen euro is voor de Subsidieregeling Instandhouding Monumenten, die ook voor rijksmonumentale woonhuizen bedoeld is. Deze regeling wees vorig jaar 315 aanvragen af omdat er geen geld voor was.
Bruins schrijft in een brief aan de Tweede Kamer dat het onderhoud van erfgoed belangrijk is, „met de grote ruimtelijke opgaven waar Nederland voor staat verandert de fysieke leefomgeving snel en soms ingrijpend. Het behoud van monumenten als beeldbepalende elementen is dan nog urgenter”. Hij bedoelt het niet zozeer als waarschuwing, legt hij maandagochtend aan de telefoon uit, hij wil vooral „waardering uitspreken” over wat monumenten betekenen voor de identiteit van een land. Juíst nu, bedoelt hij, „in deze tijd waar op het wereldtoneel zoveel aan verandering onderhevig is, hebben we die vaste waarden nodig, monumenten kunnen ons een gevoel geven van thuis zijn”.
Het geld dat Bruins nu voor monumenten beschikbaar stelt, is niet voldoende om het onderhoudsdoel te halen. Dat doel is om slechts bij 10 procent van de rijksmonumenten die niet een woonhuis zijn een restauratieachterstand te hebben. Om dat doel te halen, zou tussen de 367 en 770 miljoen euro extra nodig zijn, afhankelijk van of het doel in 2033 of 2040 bereikt moet zijn. Hoe meer haast, hoe meer geld er nodig is. Dat berekende Bruins voorganger in juni 2024; toen stond de achterstand op 14,6 procent. Binnenkort worden weer nieuwe rijksmonumenten aangewezen, in de categorie Post 65-gebouwen uit de periode 1965-1990, militair erfgoed, erfgoed uit de Koude Oorlog en geschenkwoningen van de Watersnoodramp in 1953. Na de zomer volgen de eerste aanwijzingen, verwacht de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed (RCE). Met de aanwijzingen van nieuwe rijksmonumenten zullen ook de kosten van het onderhoud stijgen.
Boekhoudkundig geschuif
Het geld dat Bruins maandag toekende, is niet vrijgekomen door ergens anders op te bezuinigen, maar door boekhoudkundig geschuif met geld uit de OCW-begroting. Zo wordt een uitkering aan het Nationaal Restauratiefonds naar voren geschoven, en krijgt geld dat in de OCW-begroting overblijft nu een nieuwe bestemming.
/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data133145136-d5421a.jpg|https://images.nrc.nl/xRk1Nes4BIo0aRvstpDoZWpkJ1Y=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data133145136-d5421a.jpg|https://images.nrc.nl/c5oCETMZnpNeRm3fl0hc-Xdmzks=/5760x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data133145136-d5421a.jpg)
Foto Ton Toemen/ANP/HH
Hoeveel dichterbij het restauratiedoel komt door de nieuwe investering, kan Bruins niet zeggen. „We zetten in ieder geval een flinke stap”, zegt hij in een reactie. Maar hij wijst er ook op dat hij met zijn subsidiebeleid dit doel niet eigenhandig kan halen. „Of we de doelstelling echt halen in 2033, ligt ook aan de inzet van komende kabinetten en aan hoeveel mensen subsidie aanvragen en of ze vakmensen kunnen vinden. Dus het ligt aan een aantal factoren.”
Bruins vond ook dat het een beetje gek klinkt toen hij er voor het eerst over hoorde, maar de bedoeling is wel dat er een achterstand blijft. Vandaar die 10 procent als doelstelling. Anders is de vrees dat er onvoldoende werk is voor de ambachtslieden die restauraties aan monumenten uitvoeren. Bruins vergelijkt het met de bankencrisis van 2008, waarna de woningbouw kwam stil te liggen: allerlei bouwlieden raakten hun baan kwijt, en daarna was het een hele klus hen weer terug te vinden. Zoiets wil je voorkomen met monumentenzorg.
Bruins maakte maandag ook bekend dat het programma ‘Toekomst Religieus Erfgoed’ verlengd wordt, voor omgang met de leegloop van gebedshuizen. Dat er in de Kamerbrief wel over kerken en synagogen wordt gesproken, maar moskeeën niet genoemd worden, heeft volgens Bruins geen betekenis. De term ‘gebedshuizen’ omvat alles, zegt hij. Bovendien zijn er nog geen rijksmonumentale moskeeën, al zou dat kunnen veranderen met de aanstaande aanwijzing van nieuwe monumenten.
Het extra bedrag helpt de monumentenzorg, maar er is meer nodig om deze gezond te houden. Zo constateerde de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed vorig jaar dat veel gemeenten in de knel komen met hun erfgoedtaken. Eigenaren van rijksmonumenten moeten bij gemeenten zijn, als ze een vergunning willen aanvragen voor een verbouwing. Een gemeente moet dan advies vragen bij de lokale monumentencommissie, en bij de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed. Maar dat gebeurt niet altijd, of er wordt niet genoeg mee gedaan, ziet de RCE. Dat heeft gevolgen: monumenten worden niet altijd met voldoende zorg behandeld. Bruins erkent dat „kennis en capaciteit bij gemeenten en provincies al langere tijd een zorg is”. Daar is begin 2024 een stimuleringsprogramma voor opgericht, benadrukt hij: Erfgoed en Overheid, dat lokale overheden moet ondersteunen in hun erfgoedtaken door bijvoorbeeld te zorgen dat in elke regio voldoende archeologen werken. Maar hij weet ook: het probleem is niet makkelijk opgelost.
