‘Deze week heb ik de citroentjes geprobeerd. Ik vond ze te zuur om op te bijten. De chilipepers werken beter.”
„Hoe vaak heb je de chilipepers deze week gebruikt?”
„Elke nacht.”
„Nog steeds elke nacht, ja?”
„Drie of vier keer per nacht, ja.”
„Helpt het tegen de stemmen?”
„Ja, maar niet tegen het lawaai. Het lawaai is er altijd. Soms is het een soort ruis. Shhhh, shhhh. Soms is het luider, alsof er iets breekt. En soms worden het stemmen. Ze zeggen dat ze me zullen vinden, en pijn zullen doen.”
Een vrouw, begin twintig, uit een land in Noord-Afrika, zit tegenover psycholoog Marie Camara. Ze vertelt over de angsten die ze heeft sinds ze op de vlucht sloeg voor de vader van haar kinderen. In eerste instantie vluchtte ze naar een ander land in de regio. Daar leefde ze anderhalf jaar lang haar leven, samen met een andere vrouw. Niemand wist waar ze was, dacht ze. Tot er op een dag tien mannen kwamen opdagen, op zoek naar haar. De vrouw met wie ze leefde had connecties en hielp haar naar Duitsland te vluchten, daar is ze nu twee jaar.
Elke week ziet ze Camara in Cottbus, een stad in de oostelijke deelstaat Brandenburg. Camara is psycholoog bij KommMit e.V, een organisatie die psychologische begeleiding biedt aan vluchtelingen. Bij KommMit zien ze de gevolgen van een verhard debat over migratie en vluchtelingen en een strenger politiek beleid, vertelt directeur Joachim Rüffer. Dat begon al vóór de Duitse verkiezingen in februari, waarbij partijen met sterke anti-migratiestandpunten (CDU en AfD) het grootst werden. Het begon ook al vóór de verkiezingsstrijd die in de maanden daarvoor losbarstte en waarin migratie het voornaamste thema werd, mede door een reeks aanslagen door migranten.
NRC woonde in april een maand lang sessies bij van KommMit-psycholoog Marie Camara. De gesprekken gaan vaak over traumatische ervaringen, maar ook over praktische zaken waar cliënten in Duitsland tegenaan lopen. Zij vluchtten om uiteenlopende redenen uit landen als Afghanistan en Iran en landen in Noord-Afrika. In dit artikel deelt NRC delen uit gesprekken. Voor de privacy en veiligheid van de cliënten zijn persoonlijke details als namen, leeftijden en landen van herkomst weggelaten of niet exact gespecificeerd.
Er is een hevig debat over het migratiebeleid, ziet Rüffer, maar niet over beleid rondom mentale gezondheid. Terwijl de aanslagplegers allen met psychische problemen kampten – evenals daders van extreemrechtse aanslagen. Dat zeiden ook de Duitse kerken al in een gezamenlijke verklaring tijdens de verkiezingscampagne: niet het migratiebeleid maar de geestelijke gezondheidszorg schiet tekort. De door CDU voorgestelde anti-migratiemaatregelen – inmiddels onderdeel van het coalitieakkoord tussen CDU/CSU en SPD – hadden de aanslagen bovendien helemaal niet kunnen voorkomen, benadrukten de kerken.

Uitzettingen
Onder de vorige regering werden vluchtelingen al de zondebok, vertelt Rüffer. Ook centrum-linkse partijen als SPD en de Groenen deden felle uitspraken. Die twee regeringspartijen, onderdeel van de gevallen ‘stoplichtcoalitie’ met de liberale FDP, begonnen met grootschalige uitzettingen. „Vanaf dat moment ervoeren wij dat mensen ’s nachts uit hun bed werden gehaald en niet meer terugkwamen. In die mate hadden we dat niet verwacht. Soms kwam een cliënt plots niet meer opdagen: uitgezet.”
Hij noemt het voorbeeld van een jonge, goed geïntegreerde man uit Irak, die onder de omstandigheden van een jaar eerder door de autoriteiten de kans had gekregen om te blijven. „Hij kwam hier als minderjarige en kreeg een tijdelijke verblijfsvergunning. Na vier jaar mag je dan een aanvraag doen voor een permanente status. Maar na drie jaar, hij was inmiddels achttien, kon hij ook legaal worden uitgezet. In andere tijden keken de autoriteiten per casus of iemand de kans kreeg een aanvraag te doen of niet. Maar nu is het: kun je vanuit juridisch perspectief zowel niet als wel worden uitgezet, dan word je uitgezet.”
De vijandigheid van politici en uit de samenleving richting migranten heeft invloed op mensenlevens, wil Rüffer benadrukken. „Óók op hen die wel mogen blijven. Dat zij in het nieuws telkens herhaald horen worden dat ze weg moeten, maakt mensen onzeker en bang. Velen hebben meegemaakt dat de politie ’s nachts het vluchtelingenkamp binnenkwam en de buurman meenam om op het vliegtuig te zetten.”
Lees ook
Rizeq denkt dat hij zijn verblijfsvergunning nu wel kan vergeten
De vraag is waar die onzekerheid toe leidt, zegt Rüffer. Zeker maandelijks krijgt hij bericht van maatschappelijk werkers uit vluchtelingenkampen dat iemand in een psychologische crisis zit. Iemand gedraagt zich bijvoorbeeld teruggetrokken of agressief, zodanig dat er conflict in het kamp ontstaat. „Wij nodigen iemand dan uit in een van onze twaalf kantoren, of we gaan zelf langs.”
Ontoegankelijke zorg
De jonge vrouw uit Noord-Afrika, die ’s nachts op chilipepers bijt om indringende gedachten en stemmen te verdrijven, is bang dat ‘ze’ haar hier ook zullen vinden. Weet iemand waar ze is dan, vraagt Camara. Nee, zegt ze, „maar ik was eerder ook veilig en vergeten, dacht ik”.
„Mijn vriendin die me hielp naar Duitsland te vluchten is de enige die wist dat ik hier ben en ze is dood, dus niemand weet het nu.”
„Hoe is ze gestorven?”
„In het water, op de vlucht. Ze zou me achterna komen.”
[Stilte]
„Ik mis haar zo. Het is alsof ze deel van me was.”
„Hoe voel je je nu?”
„Zolalala.”
„Welke emoties zijn dat?”
„Allemaal.”
Eigenlijk zou deze cliënt, net als de meesten, naar een gespecialiseerde therapeut moeten, denkt Camara. Zelf is ze basispsycholoog en volgt ze de opleiding tot gespecialiseerd therapeut. Camara kan vermoedens van diagnoses uitspreken, maar stelt die zelf niet.
KommMit heeft vooral basispsychologen, die zich nog in de eerste fase van hun verdere opleiding bevinden. Dat is vaak ontoereikend voor mensen met trauma’s of ernstige, meervoudige problematiek veroorzaakt door het verleden, zoals PTSS, depressie, angststoornissen of borderline. Therapeuten met de juiste specialisatie zijn doorgaans onbereikbaar voor asielzoekers, zegt Rüffer. In het oosten van Duitsland, waar de meeste asielzoekers in landelijke gebieden worden geplaatst, zijn veel minder therapeuten dan in het westen. In Brandenburg is de situatie dermate ernstig, zegt Rüffer, dat geen enkele asielzoeker toegang tot behandeling heeft.
In principe heeft een asielzoeker hetzelfde recht op therapie als een Duitser en zijn er geen formele beperkingen. Maar in de praktijk kiezen behandelaren vaker voor Duitsers. Bijvoorbeeld vanwege een taalbarrière of de noodzaak een tolk te gebruiken, of vanwege de doorgaans zwaardere problematiek. „Je komt al gauw tegenover iemand te zitten die is gemarteld, uit een oorlog komt of z’n hele familie heeft verloren.”
We helpen mensen om niet in te storten. Van vooruitgang of heling is geen sprake
Daarbij vergt het veel specialistische kennis: je moet als therapeut kennis hebben over de situatie in het thuisland van je cliënten (wie vocht tegen wie?), van de verschillende woonsituaties in Duitsland (een vluchtelingenkamp, een kleine kamer met vijf anderen) én van de ingewikkelde asielprocedure. Dat maakt dat er in de al geringe poule van therapeuten weinig plek is voor asielzoekers. KommMit probeert dat gat te dichten. „Maar meer dan begeleiding kunnen we niet bieden. Dat betekent: mensen helpen niet in te storten. Van vooruitgang of heling is geen sprake.”
Dat is frustrerend, zegt psycholoog Camara in de trein van Berlijn naar Cottbus. Nächste Station, Königs Wusterhausen, mompelt ze met de intercom mee. Dat doet ze met alle stations: ze kent het rijtje inmiddels uit haar hoofd. Het is een maandagochtend in april, een uur of acht, en Camara tuurt over de rand van haar donkerrode bril terwijl ze een naald door een lusje garen steekt. Ze werkt aan de nek van wat een coltrui moet worden. „In de trein brei ik graag, omdat het zo’n gedachteloze handeling is.”
Trucjes
Dit keer windt ze zich toch op tijdens het breien, door de vragen van de verslaggever over haar werk. Ze kan cliënten niet de behandeling bieden die zij nodig hebben, verzucht ze, maar hun klachten – zoals stemmen horen – ook niet negeren. Dus reikt ze trucjes aan, zoals de chilipepers, om de symptomen iets te verlichten. Sommige cliënten krijgen al jaren begeleiding van KommMit en zitten nog steeds op precies hetzelfde punt als toen ze binnenkwamen. „Heel eerlijk: soms vraag ik me af waar ik het voor doe. Wij zijn een tussenstap, maar de volgende stap is voor de meesten onbereikbaar.”
„Komt u al wat vaker buiten de deur?”
„Liever niet. Één keer in de week dwingt mijn man me een wandeling te maken. Maar ik wil dan gauw naar huis. Ik weet dat hij me probeert te helpen met de wandelingen. Maar het is zwaar als je geen kracht meer in je voeten voelt.”
„Waar denkt u aan tijdens de wandelingen?”
„Mijn zoon. Waar is hij? Is hij onderweg? Is hij in de buurt?”
Tegenover Camara zit een Afghaanse vrouw van in de vijftig, die via Griekenland met de boot vanuit Afghanistan kwam en onderweg haar veertienjarige zoon verloor. Het ene moment hield ze zijn hand nog vast, toen niet meer. Ze zag hem nooit meer terug.
„Hoe zou u toch plezier kunnen halen uit de wandelingen?”
„Ik wil naar het water.”
„Het water?”
„Ja. Ik wil het water vragen: waar is mijn zoon? Of ik praat tegen hem, en vertel: we zijn in Duitsland, het is hier beter dan in Griekenland. Je broers gaan naar school. Waar ben jij, jongen?”
Ze heeft veel last van lichamelijke klachten, vertelt ze Camara, zoals hoofdpijn, tandpijn, duizeligheid. Dan neemt het gesprek een voor Camara alarmerende wending.
„De negatieve gedachten stoppen niet meer. Er is geen plek voor iets nieuws in mijn leven. Leven betekent lijden. Het is voltooid.”
„Wilt u niet meer leven?”
„Mijn hoofd doet pijn en mijn hart doet pijn.”
„Denkt u er weleens aan uw eigen leven te nemen?”
„Ja.”
„Ja?”
„Als de pijn te hevig wordt. Maar als mijn jongste zoon dan voor me verschijnt en naar me lacht, bedenk ik me.”
Camara vraagt of ze kan beloven dat ze volgende week weer tegenover haar zit. Dat kan ze niet, zegt ze. Liefst zou Camara samen met haar naar een kliniek in Cottbus gaan voor een crisisopname, maar dat weigert de cliënt – ze wil naar huis, naar haar man en kinderen.
Dus zet Camara, na een uitvoerig gesprek met haar over de kliniek en de ernst van haar zelfmoordgedachten, een ander hulpmiddel in. Ze stelt een contract op waarin staat dat ze elkaar volgende week, op 7 april om 13:00 uur, weer zien. Daarin schrijft ze ook de redenen om te leven die de cliënt noemt: haar gezin. Ze schrijft op wat de cliënt zal doen bij zelfmoordgedachten: eerst met haar man praten (dat doet ze vaker, hij kalmeert haar dan) en als hij niet bereikbaar is een telefoonnummer bellen. Beiden ondertekenen het contract. „Ik maak een kopie en we nemen er allebei één mee naar huis.”
Een week later zitten ze weer tegenover elkaar. “Alhamdulillah [Godzijdank]”, zegt de cliënt, „zonder jou had ik hier niet gezeten”.

Subsidie
We hebben financiering tot maart 2026, zegt Camara. Ze zit met een pannetje tortellini met zelfgemaakte pesto in de deuropening van het kantoor, in de zon. Een deel van de financiering komt van de Europese Unie. Het duurt zes maanden voordat een nieuwe subsidieaanvraag wordt goedgekeurd. Die aanvraag zou rond deze tijd moeten worden ingediend. Maar omdat de Europese Commissie nog niet de noodzakelijke middelen heeft vastgesteld neemt de Duitse overheid aanvragen pas vanaf december in behandeling – te laat voor dit project. Vanwege de recente verkiezingen zijn er bovendien nog geen parlementaire begrotingen, waardoor er geen overbruggingsgelden zijn. Hoewel er inmiddels een nieuwe regering is, zijn de budgetten nog steeds onduidelijk.
Dat is best wel shitty, zegt Camara, want als er niet op tijd duidelijkheid is over de subsidies, moeten de cliënten straks een paar weken of maanden wachten op de volgende sessie. In het ergste geval kunnen ze helemaal niet meer komen. „Als het alleen een onderbreking is, zou ik het in de tussentijd nog in mijn eigen tijd kunnen doen”, zegt ze. Maar dat stelt haar wel voor een dilemma. „Bij wie doe je dat wel en bij wie doe je dat niet?”
Hoe meer je je als persoon afgewezen voelt, hoe erger je mentale problemen worden. Dat is geen hogere wetenschap
Met de rechtse bondskanselier Friedrich Merz aan het hoofd van de nieuwe regering is het onzeker of de subsidie volgend jaar wordt toegekend. „Maar het zou ontzettend tegenstrijdig zijn als dat niet zo is. Deze begeleiding wegnemen, zou het risico van problemen met vluchtelingen alleen maar doen toenemen. Hoe meer je je als persoon afgewezen voelt, hoe erger je mentale problemen worden. Dat is geen hogere wetenschap.” De mensen met wie zij spreekt hebben zoveel meegemaakt, zegt ze, „is dat echt de groep voor wie je het leven nog zwaarder wil maken?”
Het debat over migratie en integratie stoort haar. „Het wordt gevoerd door mensen die geen idee hebben hoe het leven van een vluchteling eruitziet. Ik heb cliënten die taallessen volgen maar vertellen dat het ze niet lukt hun huiswerk te maken, nieuwe dingen te onthouden en zich in de lessen te concentreren. Er is geen ruimte in hun hoofd en dus vergeten ze meteen alles, vertellen ze me. Want als ze stil gaan zitten om huiswerk te maken, worden ze overweldigd door de nare herinneringen en gedachten waar hun hoofden vol mee zitten. Dat zijn niet bepaald ideale omstandigheden om een compleet nieuwe taal te leren.” Haar cliënt uit Ghana denkt bijvoorbeeld continu aan zijn kinderen thuis.
„Ik denk de hele dag en de hele nacht aan ze. Mijn kinderen, mijn kinderen, mijn kinderen. Sinds ik hier tien jaar geleden kwam, heb ik ze niet gezien. Ik vraag me steeds af of er een dag komt waarop ik ze kan bezoeken, of zij mij. Als ik te veel nadenk, vergeet ik al het andere.”
„Hoeveel uur slaap je per nacht?”
„Vier, vijf, zes.”
„Hoe word je wakker?”
„Moe.”
Gebroken vleugels
De meeste mensen willen ook niets liever dan werken, maar daar is een vergunning voor nodig, wat lang kan duren en die lang niet altijd afgegeven wordt. Oekraïners zijn daarvan uitgezonderd, maar vluchtelingen uit andere landen wachten soms jaren op de vergunning. Zoals Camara’s cliënt uit Iran, een vrouw van in de veertig, die vluchtte voor het regime.
„Deze regering staat me niet toe te zijn wie ik ben. Om te zijn wie ik was, in Iran. Ik was energiek, succesvol, deskundig. Nu ben ik niets meer.”
„Die persoon zit nog steeds in u.”
„Van binnen misschien wel, maar van buiten kom ik niet verder. Ik ben een vogel met gebroken vleugels. Het leven stelt me alleen nog maar teleur.”
„Dat is inderdaad ondenkbaar frustrerend.”
„Ik ben geen jaloers mens, vergelijk mezelf niet graag met anderen. Maar ik zie dat Oekraïners hierheen komen en direct mogen werken. Waarom zij wel en ik niet? Ik hoor steeds dat ik het zo goed doe: sociaal meedoe, een goede buur ben. En toch word ik anders behandeld. Waar doe ik het dan voor?”
Deze cliënt zit in een zware depressie, vermoedt Camara – maar weer kan ze niets voorschrijven. Geen behandeling en geen medicatie. Dus blijft ze proberen het leven maar iets draaglijker te maken voor haar cliënten.
Heb je de chilipepers thuis klaar liggen, vraagt ze de jonge vrouw uit Noord-Afrika vlak voor vertrek.
„Net een nieuw pakje, naast mijn bed.”
