Opinie | De cynicus zou ook liever iedereen vertrouwen

We spreken elkaar op een terras. Ooit liepen we samen in demonstraties tegen kernwapens. Meteen gaat het over Trump, Musk en het kabinet Schoof. Tot mijn verbazing haalt hij, mijn oude vriend, zijn schouders op over het wereldwijde schrappen van ontwikkelingshulp. „We hielden ze liever arm, dan konden we blijven helpen.”

Zijn cynisme verbaast me. Want hij zegt dat ontwikkelingshulp niet dient om het leven van miljoenen armen te verbeteren, maar om een systeem in stand te houden waarbij de gever zich goed voelt en de ontvangers afhankelijk blijven. Even later lees ik in NRC een interview met socioloog Sinan Çankaya. Onder onze aandacht voor het joodse lijden in de oorlog, stelt Çankaya, gaat een wit, verheven en zelfgenoegzaam verhaal schuil waarmee migranten de les wordt gelezen. Ook dat is cynisme: het is een bittere, wantrouwende uitspraak die suggereert dat herdenken en empathie niet oprecht zijn. Ze dienen een ander doel: het bevestigen van de eigen superioriteit en het bekritiseren van anderen. Nog een: op de website Wynia’s Week stelt een auteur dat „de Nederlandse rechter zich met regelmaat bereid toont om de grenzen van haar bevoegdheid te negeren om de progressieve beweging te bedienen”. Cynisme. Op spottende en wantrouwende toon trekt de auteur de integriteit van de rechterlijke macht in twijfel.

Ik vermoed dat ons cynisme toeneemt. Onderzoekers van het SCP vertellen dat het wantrouwen van Nederlanders richting media, politiek en regering hoog is. Ongeveer de helft van de Nederlanders heeft het vertrouwen in de politiek verloren, blijkt daaruit. En niets voedt cynisme zo als wantrouwen in mensen met invloed en macht. Wie zich terugtrekt in cynisme ziet achter goede bedoelingen, waarachtigheid of betrouwbaarheid vooral hebzucht, haat, ijdelheid, macht en politiek gewin.

Tot ver in de jaren zeventig dachten we dat de wereld maakbaar was, maar nu, met terugkerende oorlogen, Trump, woningnood en een doorzettende klimaatverandering, blijkt de werkelijkheid weerbarstiger. Wie ooit hooggestemde idealen had, zal deze bij moeten stellen. De cynicus trekt de conclusie dat iedereen die zich zegt in te spannen voor een fatsoenlijke wereld, verborgen agenda’s heeft.

Cynisme wordt politiek gevoed. Radicaal-rechts hamert op de ‘leugenachtige mainstream media’. Ze duidt de energietransitie als een manier om de linkse elite te subsidiëren met elektrische auto’s en zonnepanelen. In de ‘deep state’ bekommert een politieke en ambtelijke bovenlaag zich vooral om het eigenbelang. In de VS gaat Musk er met een kettingzaag doorheen.

Bij radicaal-links wijzen ‘intersectionele activisten’ op witte heteroseksuele mannen die zeggen op te komen voor zwarten, vrouwen en lhbti. In werkelijkheid werken deze hen tegen via ‘heteronormativiteit’ en ‘microagressies’. Bedrijven die zich voorstaan op klimaatmaatregelen, diversiteit en inclusie, doen heimelijk aan ‘greenwashing’ en ‘wokewashing’.

Ook mijn oude vriend is afgeslagen. Ik bespeur spot, sarcasme en verbitterde afkeer. Hij noemt de Toeslagenaffaire. Wanneer er werkelijk iets fout gaat, ziet hij dat niet als uitzondering. Voor hem is het een blik in de beerput.

Waarschijnlijk heeft hijzelf de meeste last van zijn wereldbeeld. Onderzoekers ontdekten dat cynici meer kans maken op depressies, op minder welvaart en jonger sterven. Cynici scoren slechter op cognitieve testen en zijn, heel opmerkelijk, minder goed in het herkennen van werkelijke bedriegers.

Ook maakt cynisme passief. Mijn vriend zegt dat hij geen vrijwilligerswerk meer doet of gaat stemmen. Cynisme holt de samenleving uit en beschadigt de liberale democratie. Wanneer burgers hun gezagsdragers gaan zien als uitvoerders van verborgen belangen, heeft dat consequenties. Het vereist inmiddels moed om wethouder te worden of de Kamer in te gaan. Zittende bestuurders vinden het lastiger om noodzakelijke maar impopulaire besluiten te nemen.

Toch is mijn oude vriend niet verloren. Anders dan, bijvoorbeeld, de nihilist, die geen waarden meer erkent, bekijkt hij wereld nog steeds vanuit hoge waarden als eerlijkheid, betrouwbaarheid en solidariteit. Ten diepste komt zijn houding voort uit een teleurgesteld idealisme. Ten diepste zou hij een andere, betere samenleving willen. Het liefst zou ook hij iedereen willen vertrouwen. Het lukt hem alleen niet meer.

Aan onze dreigende, teleurstellende werkelijkheid valt door de enkeling weinig te doen. Aan stokende ideologen op radicaal rechts en links evenmin. Wellicht kan mijn vriend beginnen bij zichzelf? Zou hij zijn cynisme niet om willen buigen naar een milde vorm van scepticisme?

Hij lacht. Ik geef hem tips. „Begin met een factcheck naar je eigen wantrouwen. Waar denk je zelf dat je cynisme vandaan komt? Hoe vaak ben je nu echt bedrogen? Van hoeveel politici, journalisten of rechters is daadwerkelijk aangetoond dat ze onoprecht zijn?”

Hij kan op zoek gaan naar bemoedigende verhalen. Naar feelgood-artikelen over de duizenden die de Alpe d’HuZes meefietsen voor KWF Kankerbestrijding. En, liever nog, naar harde berichten over vooruitgang op websites als Our World in Data en Fix the news.

Ik adviseer hem een lijstje op te stellen vol alledaagse goedheid: over collega’s die zomaar koffie voor je halen of vreemden die de deur voor hem openhouden. Bij wijze van experiment kan hij zijn gevulde portemonnee eens laten slingeren. „Wedden dat hij keurig wordt teruggebracht?”

Wie weet, arriveert hij uiteindelijk bij de vraag: wat verlies ik eigenlijk, wanneer ik er weer van uitga dat anderen niet minder eerlijk, oprecht en goedbedoelend zijn dan ik? Politici, journalisten, ontwikkelingswerkers incluis?

Het zijn kleine stapjes en bescheiden gebaren. Maar alle verandering begint pril en van onderop. Hoe cynisme kan escaleren zien we in de Verenigde Staten. Zover is het hier nog niet. Het is aan ons dat dit ook zo blijft.