
In de categorie ‘dingen die je niet moet doen’ valt onder andere ‘vlak na het wakker worden, nog zonder koffie, met dikke ogen van de slaap, een artikel lezen over ontwikkelingen in AI’. Toch is dit precies wat ik dinsdagochtend deed. Ik las een stuk op Substack van technologiekenner Gary Marcus over een samenwerking tussen Sam Altman van OpenAI en Jony Ive van io. Zij willen iets nieuws op de markt brengen wat je kan helpen met ChatGPT te communiceren zonder onhandig gedoe met telefoon of laptop. Het zou gaan om iets voor om je nek, dat monitort waar je bent en wat je zegt.
AI is zo’n onderwerp dat ik lang heb geprobeerd te negeren, omdat het me een angstig en machteloos gevoel geeft. De mogelijke implicaties lopen immers uiteen van ‘ik raak mijn baan kwijt’ tot ‘de aarde wordt vernietigd’. Maar zelfs als het met die vernietiging wel meevalt, is er in het hier en nu genoeg dat me tegenstaat, zoals het feit dat ChatGPT zelf lezen, zelf schrijven en zelf nadenken ontmoedigt.
Ik moet er eerlijk bij zeggen dat ik een conservatieve inborst heb en bij elke verandering denk: ‘is dat nou nodig?’. Ik herinner me dat een vriendin me ooit uitlegde wat sms was. „Waar is dat goed voor, mensen kunnen toch bellen of mailen?”, zei ik vol afkeer en onbegrip. Eenzelfde reactie had ik op de komst van de dvd (we hadden toch videobanden?), Facebook (we hadden toch Hyves?), de smartphone (we hadden toch de Nokia 3310?) en Instagram (we hadden toch Facebook?).
Het doet denken aan een filmpje uit 1998 van documentairemaker Frans Bromet, te zien op YouTube, waarin hij mensen interviewt over de mobiele telefoon. Geen van allen dacht een mobieltje nodig te hebben. „Stuur maar een brief als je me wil bereiken”, aldus een jongeman. De reacties maken de kijker van nu aan het lachen, maar roepen ook een interessante vraag op: hoe, en op welk moment, bepaal je of een technologische ontwikkeling positief is? Een wereld zonder smartphone is nu ondenkbaar, maar niemand miste hem voor hij bestond.
Ik moet er eerlijk bij zeggen dat ik een conservatieve inborst heb
Bij sommige AI-toepassingen is de vraag eenvoudiger dan bij andere. Is kunstmatige intelligentie die vroegtijdig longkanker opspoort een aanwinst? Ja. Is een ding waarmee we frictieloos kunnen praten met ChatGPT een aanwinst? Lastiger te zeggen, maar ik denk: nee. Sterker nog, als je mensen van tevoren goed geïnformeerd de voors en tegens zou laten afwegen, zouden velen mogelijk tegen stemmen. In zo’n afweging heb je namelijk oog voor wat je verliest als je permanent gemonitord wordt: privacy, autonomie, denkvermogen, mentale rust. Maar als het ding er eenmaal is, volop gedragen wordt, en de samenleving heeft veranderd, kun je niet meer zonder.
Helaas vrees ik dat dit soort afwegingen zinloos is, niet alleen vanwege de macht van de techsector zelf, maar ook vanwege de wil van de meerderheid. Mensen die hechten aan individualistische waarden als vrijheid, privacy en originaliteit zijn vermoedelijk in de minderheid. Interessant in dat kader was de column deze week in The Times van James Marriott, over het soort teksten dat ChatGPT genereert. Hoewel die teksten middelmatig van kwaliteit en generiek van vorm zijn, met telkens dezelfde soort zinsconstructies, zijn veel mensen er gek op. Sommige door AI gegenereerde Substack-posts gaan viral en ontroeren mensen tot in het diepst van hun ziel. Oftewel: het gladde en generieke van Chat-teksten kan taalpuristen dan misschien niet bekoren, als de meerderheid ervoor valt hebben de taalpuristen pech.
Technologie heeft wat dat betreft een dwingend karakter. Op allerlei vlakken kun je als minderheid je persoonlijke voorkeuren of overtuigingen hebben – je kunt vegetariër zijn, polyamoureus leven, vrouwen geen hand geven – maar als het om technologie gaat moet je mee met de meerderheid, anders beland je in een sociaal isolement of verlies je de concurrentie met collega’s.
En dan nog iets: ook in mij, met mijn conservatieve inborst en individualistische waarden, woedt er strijd tussen principes en gemakzucht. Ik accepteer de cookies, betaal met mijn telefoon, zoek de route op Google Maps. Wanneer ik uit principiële redenen wél de weg van de meeste weerstand neem, is dat een bewuste keuze, die me elke keer weer moeite kost. Met andere woorden: je kunt nog zulke sterke ideeën ergens over hebben, ze leggen het meestal af tegen impulsen. Je kunt wel denken ‘ja maar mijn privacy’, of ‘ja maar de energie die ChatGPT slurpt’, maar als je hele lichaam schreeuwt dat je haast hebt, zul je toch bezwijken voor de tijdbesparende optie. Je kunt dus zeggen dat ook in mijzelf de bezwaren tegen AI in de minderheid zijn: ze zijn niet opgewassen tegen de hang naar gemak.
Zo groot is het verschil tussen theorie en praktijk: in theorie kunnen we nadenken over nut en noodzaak van AI, in de praktijk overkomt het ons.
