N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Migratie De vissersboot waarop de migranten werden vervoerd, zou te zwaar beladen zijn geweest. Er zijn nog zeker honderd vermisten, waardoor gevreesd wordt dat het dodental zal oplopen.
Foto ter illustratie van een ngo-boot die migranten op zee oppikt. Er is een reddingsactie gaande in het zuiden van Italië nadat tientallen overleden migranten aanspoelden.
Foto Darrin Zammit Lupi/Reuters
De lichamen van zeker 34 overleden migranten, onder wie een baby van een paar maanden oud, zijn zondag aangespoeld in het zuiden van Italië. Dat melden Italiaanse media. De migranten zijn aangespoeld nadat het schip waarop ze zaten in de problemen kwam op de Middellandse Zee en in tweeën brak. Er zijn nog zeker honderd mensen vermist, waardoor gevreesd wordt dat het dodental nog zal oplopen.
De overleden migranten zijn gevonden in Steccato di Cutro, een kustplaats in het zuiden van Italië. Volgens persbureau AP zijn zondagochtend ongeveer veertig overlevenden gevonden. De kustwacht, grenspolitie en brandweer doen pogingen om de andere vermisten te vinden.
Volgens dagblad Corriere della Sera was de boot vertrokken uit Turkije en waren de migranten afkomstig uit Iran, Afghanistan en Pakistan. De oude vissersboot waarop de migranten werden vervoerd zou volgens de eerste berichtgeving te zwaar zijn geladen en door de ruwe zee zijn gebroken.
Dit jaar zijn volgens VN-organisatie IOM ongeveer 12.000 migranten over zee aangekomen in Italië. Tot 20 februari zijn daarbij 142 mensen overleden of vermist geraakt. Streng optreden tegen migratie is een van de speerpunten van de rechtse regering van Giorgia Meloni. Die meent dat de aanwezigheid van reddingsschepen migranten aanmoedigt om de gevaarlijke oversteek naar Italië te maken. Deze week is daarom een gedragsode aangenomen voor migrantenreddingsschepen. Boten mogen een reddingsactie niet meer op zee blijven zoeken naar migranten in nood.
Jawel, knikten de vriendinnen. Jawel, hoor. Ze zaten met z’n vijven aan de grote eettafel van Mug (79), ieder met een leeg bord en een gevuld wijnglas voor zich. Misschien dat ze die jawels ook echt geloofden. Misschien was het woordje vooral bedoeld om elkaar gerust te stellen. Of zichzelf. Hoe het ook zij: Joanita (80) liet zich er niet door overtuigen. Die bleef stellig haar hoofd schudden en herhaalde wat ze net had gezegd, nu met nog iets meer nadruk. „Er zíjn geen leuke mannen alleen”, zei Joanita. „Leuke mannen hebben áltijd een leuke vrouw achter zich.”
Elk lid van de vijfkoppige vriendinnengroep in De grannies van Amsterdam (Omroep MAX) was weduwe. Dat was niet het overkoepelende thema van de online serie: veel belangrijker was hoe ze op respectabele leeftijd nog altijd ondernemend waren – een eigen marktkraam runnen, sparen voor een tripje naar Venetië, poseren voor een naaktkalender – en intussen bleven gedijen in elkaars gezelschap. Maar ze ontkenden niet dat ouder worden ook schaduwkanten heeft, of dat het verliezen van je partner eenzaamheid met zich meebrengt. En dat het pittig kan zijn om opnieuw aan de man te komen na je zeventigste. „‘K heb veel begrafenissen meegemaakt, lately”, zei Joanita. „En bij de begrafenis staat die man helemaal zielig, en dan staan er al drie buurvrouwen…” Met samengevouwen handen deed ze voor wat die buurvrouwen tegen zo’n arme ziel zeiden: „‘Geen zorgen, hoor. Ík ga wel voor je koken.’”
Je met drie vrouwen tegelijk op een verse weduwnaar storten klonk inderdaad niet ideaal. Daarnaast: áls je die vent eenmaal aan de haak had, was er een aanzienlijke kans dat je hem zou moeten verzorgen. Geen van de grannies had daar zin in. „Hij moet wel een beetje levenslustig zijn”, zei Jocelyn (74), en haar vriendinnen knikten. Er leek weinig ruimte voor het idee dat het omgekeerde ook kon gebeuren: dat zij zelf degenen zouden zijn die verzorgd moesten worden. Sommige dingen zijn te beangstigend om rekening mee te houden.
Helemaal aan het eind van de serie gebeurden die dingen dan toch. Eerst overleed plots de goedlachse Jocelyn, nog voor ze de naaktkalender kon zien – haar passieproject. Dat drukte zo’n verdrietige stempel op de laatste aflevering dat ik me er aanvankelijk niet toe kon zetten erover te schrijven. Maar deze week werd een bonusaflevering online gezet, ter ere van Jocelyn. Daar werd een nieuw laagje weemoed in aangeboord, want „ouwe tijger” Joanita had ook nog eens een herseninfarct gehad, maar desondanks keerde het optimisme langzaam terug. Jocelyn was er niet meer, maar ze was er wel geweest. En nu hadden ze elkaar nog, en een fles alcoholvrije gin, om samen mee te proosten op hun gevallen vriendin.
Magie
Het kan heel troostrijk zijn om te zien hoeveel veerkracht mensen in zich hebben. Al moet ik zeggen dat het soms óók troostrijk is om te denken: het kan altijd erger. Nieuws van de dag (SBS6) stelt in dat opzicht nooit teleur. Woensdag was bijvoorbeeld schrijver Joris van Os te gast, een vijftiger die zich had voorgedaan als jonge Marokkaanse vrouw om beter in de smaak te vallen bij uitgevers. Onder zijn echte naam kreeg hij zijn literaire carrière naar eigen zeggen niet van de grond. Presentator Thomas van Groningen begreep wel waarom: „Ben je een witte man van middelbare leeftijd, dan kan je het wel schudden in Nederland, want alles en iedereen krijgt dan voorrang op je.” De magie van Nieuws van de dag is dat je dit als witte man van middelbare leeftijd in spe gewoon kunt zeggen terwijl drie van je vier gasten witte mannen van middelbare leeftijd zijn, net als Raymond Mens die dan ook nog even via een videoverbinding in de studio aanwezig is. Zo veel achtergestelde mensen in één studio. Heel tragisch.
Daar zal ik aan denken als het leven tegenzit en ik even niet de veerkracht van een Amsterdamse oma kan vinden. Dan zeg ik tegen mezelf: joh. Het had nog veel erger gekund. Je had ook een man van middelbare leeftijd kunnen zijn.
De televisie had een fijne detectiveserie over ouderen die druk waren met elkaars vrijwillige levensbeëindiging. ’t Was een heel gedoe en kreeg gaandeweg steeds meer voeten in aarde maar werd toch tot een goed einde gebracht. Het speelde in Engeland, dat maakte het extra mooi. Denk aan die tuintjes en pubs, denk aan die holle wegen en aan die plattelandskerkjes met hun idyllische kerkhoven en dat eigenaardige klokgelui. (Denk niet aan de Engelse woninginrichting.)
Ja, denk vooral aan dat eigenaardige klokgelui. Bijna nergens worden klokken geluid zoals dat in Engeland gebeurt. Haal er YouTube bij voor een goed voorbeeld. Kies de zoekterm ‘change ringing’ en je staat gelijk tot aan de knieën in de video’s die het wonderlijke gebeier laten horen. Het gros is educatief van opzet want de Britten weten zelf ook wel dat hun gebeier bijzonder is. Het stamt uit de zeventiende eeuw en is alleen daarom al het behouden waard. Er komt bij dat het donders ingewikkeld is.
Als er in Nederland luidklokken worden geluid dan luiden die min of mee lukraak door elkaar. Soms even in fase, dan weer een tijdje niet. Wij hier vinden dat mooi genoeg.
In Engeland klinken de klokken nooit tegelijk maar altijd achter elkaar. Soms hoor je de bekende do-re-mi-fa-so-la-ladder maar het kan tijdens hetzelfde gelui ook opeens andersom la-so-fa-mi-re-do zijn en meestal is het iets ertussenin. Als het de klokkenluiders menens is hoor je niet één keer dezelfde riedel. Binnen de riedel wordt elke klok gebruikt, maar nooit meer dan één keer en er zijn dus geen riedels met twee keer ‘re’ of twee keer ‘mi’. Dat zou ook niet kunnen want elke riedel duurt maar twee seconden, het maakt niet uit of hij door vijf of acht of tien klokken wordt samengesteld.
De doorslingerende klepel
Het is minder raadselachtig dan het lijkt. De slingertijd van de bescheiden klokken die voor change ringing worden gebruikt ligt rond de vier seconden. Zo lang duurt een complete gang heen en terug. In dat heen-en-weer slaat de doorslingerende klepel twee keer tegen de klok. (Een slowmotionvideo laat dat zien.) Het interval tussen de klepelslagen is dus twee seconden. Binnen dat interval moeten alle deelnemende klokken zich één keer laten horen.
De fysicus ziet een probleem: de kleine klokken die de hoge tonen voortbrengen slingeren wat sneller dan de grote, zware. Dat is zo, maar volgens een geraadpleegde deskundige scheelt het maar zo’n 10 procent. En de Engelse klokkenluiders kunnen de slingertijd een beetje bijsturen, daarin schuilt de clou van het change ringing. De Engelse klokken zijn zó opgehangen dat ze bij elke complete slingering een gang van 360 graden maken. In hun hoogste stand staan ze ondersteboven. Dit heet full circle ringing. Hier in Europa worden klokken vaak niet verder dan 70 graden uit de verticale stand getrokken, bij de Engelse klokken is dat dus 180 graden. In die hoge, ondersteboven-stand is de klok extra gevoelig voor de ingreep die versnelling of vertraging teweegbrengt. Voor elke klok ligt dat wat anders en daarom krijgt elke klok bij voorkeur zijn eigen luider.
Het is een heel karwei om een klok in regelmatige slingering te krijgen want het touw waaraan de klokkenluider trekt wikkelt zich hoog boven hem nogal ver rond het ‘klokkenwiel’. Nog moeilijker is het om in volmaakte harmonie met de andere klokkenluiders te werken, vooral als er veel klokken zijn. Dat aantal kan wel oplopen tot tien of twaalf. Bedenk dat het effect van de net genoemde ‘ingreep’ pas 2 seconden later klinkt.
Wat ‘wisselluiden’ zo hondsmoeilijk maakt is de swapping. Klokken die onmiddellijk voor of na elkaar tot luiden worden gebracht kan je in de tijd van plaats laten verwisselen door de vroege klok even wat tegen te houden en de late klok wat te versnellen. Het is gangbaar dat in een schema weer te geven. De klokken zijn altijd van hoog naar laag genummerd in de volgorde 1, 2, 3, 4 enz. Zijn er vier klokken dan kan een ‘riedel’ bijvoorbeeld worden weergegeven door 1-2-3-4. Laat je daarin twee klokken van plaats veranderen dan wordt dat 2-1-3-4 of 1-3-2-4 of 1-2-4-3. Klokken die in de aanvangspositie qua tijd wat verder uit elkaar staan, zoals 1 en 3 of 2 en 4, kunnen niet elkaars plaats innemen, daarvoor is het tijdverschil te groot. Dat is ook helemaal niet nodig want ook door uitsluitend naburige klokken te wisselen zijn alle denkbare ‘riedels’ (permutaties) mogelijk. Bij vier klokken zijn dat er 24, bij vijf klokken 120 en bij zes: 720. 720 wisselingen duren een half uur.
De uitdaging is alle denkbare permutaties zonder onderbreking achter elkaar te laten klinken zonder dat er één twee keer voorkomt. Menselijkerwijs is dat alleen mogelijk als vooraf overeenstemming is bereikt over het schema van de wisselingen en er zijn heel veel schema’s bedacht, sommige zijn al eeuwen oud. Lang niet alle schema’s hebben voldoende regelmaat om ze goed te kunnen onthouden, er is een complete wiskunde rond het wisselluiden ontstaan. Leuk: je kunt ook steeds twee stellen naburige klokken wisselen.
Buiten Engeland wordt maar op vier plaatsen in Europa aan change ringing gedaan: in het Vlaamse Ieper, in het Franse Vernet-les-Bains (Pyreneeën) en in Dordrecht. In de Grote Kerk wordt gewisselluid met 10 klokken, en het Klokhuis ernaast heeft 8 kleine klokken. We danken dit laatste aan beiaardier Jaap van der Ende die eind jaren zestig van wisselluiden bezeten raakte toen hij de detective The Nine Tailors van Dorothy L. Sayers had gelezen. In dat boek heeft het wisselschema een sleutelrol.
Twee maanden geleden was ik op een bijeenkomst waar ook de directeur van het KNMI was. In een flits zag ik dat hij sokken aanhad met daarop de klimaatstreepjescode. Die sokken heb ik ook, dacht ik nog. Maar bovenal herinnerden die sokken me eraan hoe ontzettend krachtig een goede grafiek kan zijn. De klimaatstreepjescode is grootgemaakt door de Engelse klimaatwetenschapper Ed Hawkins. De gemiddelde wereldtemperatuur wordt er voorgesteld door een verzameling gekleurde verticale strepen, van blauw voor de vroegere koude jaren tot donkerrood voor de meest recente jaren. De eenvoud van de streepjescode is bedrieglijk: er zitten honderdduizenden metingen in verwerkt.
Een van de allermooiste boeken in mijn boekenkast gaat over de grafische communicatie van informatie: The Visual Display of Quantitative Information van Edward R. Tufte. Het boek laat prachtige voorbeelden zien van datavisualisatie, waarin de klimaatstreepjescode niet zou misstaan als het boek ooit een herdruk zou krijgen.
In een van de hoofdstukken betoogt Tufte dat datavisualisatie er in de moderne media bekaaid afkomt. Het dominante soort grafische informatie in de media is meestal heel karig: het is óf een kaart, óf een grafiek met een tijdreeks, dat wil zeggen met de tijd op de horizontale as. Tufte laat zien dat meer dan 99 procent van de grafieken in de gedrukte pers een kaart of een tijdreeks is. Alleen Der Spiegel en The Economist bevatten 2 tot 5 procent grafieken met iets anders dan de tijd op de horizontale as. Een snelle steekproef bevestigt dat beeld, zelfs in een krant met een hoogopgeleid lezerspubliek als NRC. Ik doorzocht zaterdagkrant van vorige week en vond één kaart en 12 grafieken. Elf daarvan waren een tijdreeks.
Oorzakelijk verband
Krachtige grafieken laten volgens Tufte, in tegenstelling tot tijdreeksen, de oorzaak op de horizontale as zien, en het gevolg op de verticale as. Voorbeeld uit zijn boek: aantal gerookte sigaretten per hoofd van de bevolking op de horizontale as, en aantal longkankerdoden per miljoen inwoners op de verticale as. Een bijna rechte lijn verschijnt als je de data uit meerdere landen in de grafiek zet. Zulke grafieken zie je bijna nooit in de krant of op tv. In de beleidssamenvatting van het meest recente IPCC-rapport staat ook een grafiek van dit type. Het is mijn favoriete klimaatgrafiek. Je ziet de hoeveelheid verbrande fossiele brandstof op de horizontale as, en de temperatuurstijging sinds de ontdekking van die fossiele brandstoffen op de verticale as. Resultaat: een vrijwel rechte lijn met oorzaak en gevolg kristalhelder in beeld.
Hoewel Tufte overtuigend laat zien dat de tijdreeks eigenlijk een zwaktebod is, zonder verklarende kracht, wordt een andere kracht van grafieken onderbelicht, namelijk die van de herhaling. Dat is ook niet gek, het boek is uit 2001, voordat het internet zo groot werd. Een tijdreeks mag een minder krachtige inhoud hebben, als een tijdreeks door herhaling een iconische status bereikt is het alsnog een ontzettend overtuigend instrument. Neem de klimaatstrepen als voorbeeld, die heeft bijna iedereen weleens gezien.
Klimaatstreepjescode voor Rotterdam.
Krachtige grafieken roepen weerstand op. Dat gebeurde bijvoorbeeld bij de hockeystick, een beroemde tijdreeks in de klimaatwetenschap met de afgelopen tweeduizend jaar op de x-as, en de mondiaal gemiddelde temperatuur op de y-as. De grafiek ziet eruit als een ijshockeystick op z’n kant, met een vrijwel constante temperatuur vóór de industriële revolutie, en een sterk oplopende temperatuur daarna. Omdat deze grafiek zo duidelijk laat zien dat de huidige opwarming uniek is in de periode sinds de antieke oudheid, veroorzaakte hij nogal wat verzet uit de hoek van de klimaatontkenners. Immers, hier werd met één lijntje het kroonjuweel van de klimaatontkenning van tafel geveegd, namelijk dat het allemaal een natuurlijke cyclus zou zijn en de mens er part noch deel aan had. Michael Mann, de maker van de hockeystick, heeft een boek geschreven over de persoonlijke aanvallen die hem ten deel vielen na publicatie ervan.
Gekortwiekt
De Republikeinen nemen nu andere grafieken op de korrel. Neem de data van het National Snow and Ice Data Center in Colorado. Hun bekendste grafiek laat de enorme afname van zeeijs in het noordpoolgebied zien, een icoon van klimaatverandering. Financiering sinds begin mei gekortwiekt. En NOAA, met de Keeling curve. Honderdduizenden metingen op Mauna Loa vormen de grafiek die toont dat de CO2-concentratie in de atmosfeer sinds het begin van de metingen in 1958 elk jaar stijgt. Afgelopen jaar zelfs sneller dan ooit. Financiering: na 67 jaar onzeker.
Het is mooi dat wereldwijd meetgegevens worden veiliggesteld buiten de VS. Iconische grafieken laten zich in een verknoopte digitale wereld niet uitwissen. Maar grafieken moeten actueel blijven. Satellieten moeten opgevolgd worden en CO2-metingen in stand gehouden. We zijn nu nog druk met data rescue. De volgende stap is om ook de kennis, kunde en instrumentatie op meerdere plekken in de wereld op te bouwen. Daarmee kunnen iconische grafieken hun relevantie behouden.
Peter Kuipers Munneke is glacioloog bij de Universiteit Utrecht en weerman bij de NOS