Er zijn twee dingen die Zuid-Koreanen bovenmatig veel consumeren: gefrituurde kip en koffie. Sterker nog, de stad met de meeste Starbucks-filialen ter wereld is niet New York, maar Seoul. Je komt filialen van de koffieketen op de gekste plekken tegen, maar onlangs opende Starbucks een nieuwe vestiging op een wel heel bijzondere locatie: recht op de grens tussen Noord- en Zuid-Korea.
„Kijk daar, die grote huizen! Dat lijken wel villa’s, joh, maar die zijn niet echt. Die staan er alleen om te doen alsof ze niet arm zijn.” Lee Ho-son (61), die hier al voor de derde keer komt, zegt het deze zaterdagmiddag met veel overtuiging, terwijl hij wijst naar een niet onaanzienlijk gebouw aan de overkant van de rivier de Han.
Dat Starbucks hier een filiaal opent, komt niet helemaal uit het niets. De koffietent staat in het uiterste noorden van het Aegibong Ecologische Vredespark, een gebied bij Gimpo waar mensen al langer komen om naar het noorden te loeren als toeristisch dagje uit. Omdat het park zo dicht bij Noord-Korea ligt, moet iedereen die erin wil wel een formulier invullen met flink wat persoonsgegevens – op dit gebied is Zuid-Korea nog niet zo gedigitaliseerd als vaak wordt aangenomen – en een paspoort tonen, voordat men een militaire controlepost kan passeren. In het park zijn tentoonstellingen, een VR-ervaring en historische artefacten te bezoeken.
Socialistische slogans
Het is een bijzondere plek om op Noord-Korea uit te kijken. Langs de volledige landsgrens tussen Noord- en Zuid-Korea loopt een zogeheten ‘gedemilitariseerde zone’ (DMZ), een vier kilometer brede strook niemandsland waarvan de randen stevig bewaakt worden door de krijgsmacht. Daardoor kun je – behalve op een paar toeristische uitkijkpunten – vanuit het zuiden niet zomaar Noord-Korea bekijken: je stuit veeleer op een hek dat aangeeft dat hierachter militair gebied ligt.
We zijn zo ver uit elkaar gegroeid dat we niet langer hetzelfde zijn of denken
Maar ten noorden van Aegibong bestaat de grens alleen uit de monding van de rivier de Han, die op het smalste punt slechts veertienhonderd meter breed is. Omdat Starbucks zo slim was zijn filiaal op een heuvel te bouwen, kijk je er zo een Noord-Koreaans grensplaatsje in. Er staan verrekijkers waardoor je mensen kunt zien lopen.
Het dorpje ziet er wat oud en armoedig uit, maar lijkt vrij alledaags tot de details je opvallen: een toren die het ‘eeuwig leven’ van oud-dictator Kim Il-sung (1912–1994) symboliseert en banieren met socialistische slogans als ‘Laat ons de revolutie verdedigen!’ en ‘Lang leve het revolutionaire gedachtegoed van Kim Jong Un!’
Nepgebouwen
Lee Myung-hee (68), die deze plek voor het eerst bezoekt, is geraakt door wat ze zojuist door de verrekijker heeft gezien. „Het is zó ontzettend dichtbij en toch kunnen we er niet heen, dat vind ik hartverscheurend”, zegt ze weggedoken in de kraag van haar jas. „Zeker als je bedenkt dat de opsplitsing van Korea niet onze wens was, maar door buitenlandse mogendheden is bepaald.” Hoewel ze Koreaanse hereniging nog altijd een mooi ideaal vindt, beschouwt ze het niet langer als realistisch. „Dat is wensdenken”, verzucht ze. „We zijn zo ver uit elkaar gegroeid dat we niet langer hetzelfde zijn of denken, hoe zou dat ooit weer bij elkaar moeten komen?”
Lees ook
Wederzijdse vernietiging? ‘Dat risico zal Noord-Korea niet willen nemen’
Het contrast voelt alleen maar groter wanneer je je vervolgens omdraait en het enorme logo van Starbucks ziet, dat als kapitalistisch symbool nauwelijks onderdoet voor een grote gele M.
Dat Lee Ho-son denkt dat de Noord-Koreanen nepgebouwen hebben neergezet, is geen wilde theorie. Noord-Korea mocht één dorp in de DMZ bouwen en dat werd in de jaren vijftig Kijong-dong, hemelsbreed zo’n twintig kilometer verderop. Een blik door geavanceerde verrekijkers vanuit Zuid-Korea leerde al snel dat het om nepgebouwen ging, met een fraaie buitenkant, maar volledig leeg van binnen. Het zou dus niet de eerste keer zijn dat Noord-Korea een potemkindorp neerzet.
Kim Min-yong (40) vindt het vooral zielig voor de Noord-Koreanen. „Wij leven in welvaart en zij moeten doen alsof”, merkt ze hoofdschuddend op. „Terwijl het alleen deze rivier is die ons van elkaar scheidt.”
‘Een dubbel gevoel”, zegt de Myanmarese fotograaf Ye Aung Thu over zijn prijs bij de World Press Photo voor de serie ‘A Nation In Conflict’. De jury prijst zijn talent om de „verwoestende gevolgen van oorlog, de veerkracht en de hoop in een mix van journalistiek realisme en artistieke storytelling” vast te leggen. Als zijn beelden in de Nieuwe Kerk op het grote scherm verschijnen en het applaus klinkt, is hij blij. Maar hij denkt ook aan degenen die hij sinds de staatsgreep van ruim vier jaar geleden fotografeerde in hun verzet tegen het regime. „Deze prijs is ook voor hen.”
Die gespletenheid kenmerkt het bezoek van Ye Aung Thu aan Amsterdam. Het is zijn eerste bezoek aan Europa en bij een pizza en een Perroni-biertje geniet hij van het late avondlicht boven de historische gevels van het centrum. „Wat een prachtige stad.” Maar meteen daarna begint hij over zijn foto’s van een jaar geleden van een groep jongeren die net als tienduizenden van hun leeftijdsgenoten besloot de wapens op te nemen. „Drie van hen zijn al dood.”
Het was rond vier uur in de ochtend van 1 februari 2021 toen hij thuis in Yangon gewekt werd door zijn op hol geslagen mobiele telefoon. De honderden berichtjes uit zijn netwerk als fotograaf voor het Franse persbureau AFP, werden er duizenden. De geruchten die al maanden af en aan rondzoemden, bleken deze keer waar. Na ruim tien jaar van fragiele transitie waarin de democratische partij van Nobelprijswinnares Aung San Suu Kyi de verkiezingen won en meeregeerde, had het leger weer de volledige macht gegrepen.
Fotograaf Ye Aung Thu. Foto Htet Shein Lynn
Zes jaar oud
Het was een grimmig déja vu. Ye Aung Thu was zes jaar oud toen in 1988 een groot deel van het land vanwege de armoede en de onderdrukking in opstand kwam. Zijn vader speelde met hem dat ze aan het picknicken waren toen ze op de vloer van het stenen achterhuis hun toevlucht zochten omdat de sfeer steeds onheilspellender werd. Maar zijn gevoel van avontuur sloeg snel om in angst en verwarring. Hij zag hoe zijn oma huilde om twee zoons die zich bij de protesten voegden en dagenlang zoek waren terwijl geweervuur door de straten ratelde. Na maanden van geweld installeerde het leger uit eigen gelederen een junta. Die herinnering spookte door zijn hoofd terwijl hij die fatale ochtend van 1 februari zijn fotoapparatuur klaarmaakte om aan het werk te gaan. „Mijn zoon was zes jaar oud. Net als ik destijds.” Wees dapper, zei hij tegen zijn vrouw, voordat hij de deur uit rende.
De gevangenissen raakten al snel overvol met politieke kopstukken en activisten. Overwegend vreedzame protesten werden na enkele weken door het leger en politie met geweervuur beantwoord. Demonstranten verschansten zich achter geïmproviseerde barricades van bouwmateriaal en huisraad. Zelfgemaakte wapens doken op. Hele wijken veranderden in oorlogszones.
Lees ook
In Mandalay graven burgers met blote handen naar slachtoffers
Hij fotografeerde als een bezetene, gedreven door woede en verdriet. Het werd bijna zijn dood toen hij zonder helm of scherfvest met slechts een boom als dekking een schietschijf werd. Pas toen een demonstrant waarschuwde dat vrijwel iedereen al weggevlucht was, drong het gevaar tot hem door. Terwijl ze wegsprintten, werd de jongen neergeschoten. Zijn kameraden sjouwden hem naar een veiliger plek, maar het was te laat. Hij stierf pal voor zijn lens. De pijn in zijn stem is hoorbaar als hij zegt: „Hij redde mijn leven en ik kon alleen maar zijn dood vastleggen.”
Hij vertelt zonder ophef maar met veel details, als een nauwgezet onderschrift bij de talloze foto’s die hij maakte. Af en toe dwaalt zijn blik naar de verte, over de toppen van de bomen langs de gracht, alsof daar opnieuw te zien valt wat hij allemaal waarnam.
Commandant en medestrijders vieren overwinning op een juntalegerbasis bij Shadaw in februari 2024.Foto Ye Aung ThuOm zichzelf te beschermen tegen aanhoudende bombardementen, schuilen burgers in een grot bij Demoso. Foto Ye Aung Thu
Safe house
Nergens in Yangon was het meer veilig. De militairen verklaarden ook de media tot vijand van de staat en hij leefde als opgejaagd wild. Van safe house naar safe house of verborgen onder bruggen of achter watertanks. AFP bood hem een nieuwe standplaats in de regio aan. Hij weigerde. Vastleggen wat zich afspeelde in zijn land ging boven alles. Zijn camera’s leverde hij in. Hij verkocht zijn auto en zijn huis. Met vijf T shirts, twee lange broeken en een korte, bereikte hij de jungle.
Daar bestaat het verzet tegen de junta uit de legers van een aantal etnische minderheden die vanuit hun thuisland al decennia strijden voor meer autonomie en gelijke rechten, en burgermilities van veelal jonge stadsbewoners die na de staatsgreep werden opgezet. Hij pendelt heen en weer tussen de gebieden aan de grens met Thailand die onder hun controle staan en de frontlinies verder landinwaarts. Weken, soms maanden is hij onderweg om een strijd vast te leggen die door de wereld over het hoofd wordt gezien. Dan past zijn leven in een rugzakje. Met zijn hangmat bivakkeert hij in de frontlinie, in een junglekamp of bij een kliniekje. Een helm en een scherfvest deelt hij met collega’s. Soms vallen de bommen zo dichtbij dat zijn hele lichaam meeschokt. Tijdens een van zijn recente reizen raakte hij zo verzwakt door malaria dat hij de dood al bijna omarmde. Bevriende collega’s wisten hem bijtijds naar een ziekenhuis te loodsen.
Gebundelde verzetsgroepen schieten met machinegeweer op een juntabasis in Taungsoon.Foto Ye Aung ThuRekruten trainen in een rebellenkamp, in april 2024Foto Ye Aung Thu
Internationale organisaties zoals The Committee to Protect Journalists (CPJ) beschouwen Myanmar als een van de gevaarlijkste landen ter wereld voor media. Sinds de staatsgreep werden meer dan 200 journalisten gearresteerd. Zeker 35 van hen zitten nog vast op beschuldiging van „terrorisme”, „opruiing” of het verspreiden van „valse informatie”. Zeven journalisten werden door het regime doodgeschoten of stierven door geweld tijdens hun detentie.
Hij praat met begrip over vrienden en bekenden die oorlog voeren, maar zelf is hij vastbesloten van de wapens weg te blijven. „Jullie proefden van de democratie en vrijheid, maar nu is jullie toekomst zwart. Laat mij jullie strijd vastleggen”, zegt hij tegen ze. Hij imiteert het drukken op de sluiterknop. „Ik schiet met 1 vinger”.
Bewijs verzamelen
Zijn werk verschijnt in Myanmarese en internationale publicaties. Maar het gaat hem ook om het verzamelen van bewijs van de oorlogsmisdaden in de hoop dat ooit de daders gestraft zullen worden. „Het is niet alleen een conflict tussen gewapende partijen, het leger treft vooral ook burgerdoelen.” Terwijl hij in Amsterdam arriveert maakt een aanval op een school minstens 22 dodelijke slachtoffers en tientallen gewonden, voor het merendeel kinderen. Het regime geeft zijn tegenstanders de schuld, maar het gebouw ligt in een streek die zich heeft aangesloten bij het verzet, en is overduidelijk door bommenwerpers getroffen. Alleen het regime beschikt over een luchtmacht.
Het verschil met de opstand die hij als jochie meemaakte, stemt hem hoopvol. Er zijn veel meer mogelijkheden tot communicatie. De generatie die opgroeide met internet en beter onderwijs brengt veel technische know how mee. De relatie tussen de Myanmarese meerderheid en de etnische minderheden is verbeterd. „Deze beweging is sterker.” Maar hij ziet ook de vele problemen. Het gebrek aan strategie en aan coördinatie tussen de talloze groepen, van wie sommigen als roversbendes opereren. De spanningen tussen de oudere en de jongere generatie in de traditionele samenleving. De frictie tussen de etnische legers en de minder ervaren burgermilities. De strijd drijft voor een belangrijk deel op donaties van burgers in Myanmar en de omvangrijke diaspora. Een zware aardbeving op 28 maart die minstens 3.800 doden en duizenden gewonden eiste, duwt de bevolking van het getroffen gebied nog dieper de armoede in. Hun bijdragen voor het verzet nemen af. Ook elders raken miljoenen burgers uitgeput door economische misère, een ingestorte gezondheidszorg, en een leven op de vlucht. „Hoe langer de strijd duurt, hoe moeilijker hij vol te houden is.”
Leden van verzetsgroepen verzamelen zich in de jungle van Myanmar voordat ze een kamp van de militaire junta aan zullen vallen.Foto Ye Aung Thu
Het leger heeft China en Rusland als belangrijke wapenleveranciers en politieke steunpilaren. Met hun goedkeuring heeft legerleider Min Aung Hlaing voor later dit jaar verkiezingen aangekondigd om de macht van het leger te legitimeren. ASEAN, de Associatie van Zuidoost-Aziatische Naties roept op tot een wapenstilstand en onderhandelingen, maar is onderling verdeeld en totnutoe vooral ook tandeloos.
Tegelijkertijd verkeert ook het leger in zwaar weer nu het voor het eerst in de geschiedenis op zo veel fronten tegelijk moet vechten. Vanwege gebrek aan manschappen nemen de luchtaanvallen toe. Het regime is de controle in een groot deel van het land kwijt, maar of er dit jaar een keerpunt komt, zoals zovelen telkens hopen, durft hij niet zeggen.
Stroopwafels
Wel verwacht hij dat de strijd verhevigt. Meer en meer van de burgermilities bij wie Aung Ye Thu regelmatig verblijft, zetten hun bases op in hun thuisland, het centrale deel van Myanmar, dichterbij strategische wegen en rivieren en de steden. Maar zonder de beschutting van de jungle en de steun van de meer ervaren etnische legers zijn ze ook kwetsbaarder. Enkelen zijn onlangs al zwaar getroffen door een aanval van grondtroepen van het leger en zware bombardementen.
Nu het einde van zijn verblijf in Amsterdam nadert, slaat de onrust toe. Tussen de pakken stroopwafels voor zijn vrienden prijkt de Nikon camera waarmee hij zijn prijs won. Het elektronische schermpje naast de sluiterknop heeft hij afgeplakt met zwarte tape om straks onzichtbaar te blijven voor de steeds geavanceerder drones van het leger. Een volgende trip naar de oorlogszone wacht.
Lees ook
World Press Photo: Palestijnse fotograaf Samar Abu Elouf maakte foto van het jaar. Bekijk de vele bekroonde beelden
‘De koning en de natie zijn ons meer lief dan ons leven!” De jonge vrouw die dat scandeert, zwaait met Nepals opvallende vlag; twee driehoekige wimpels boven elkaar. De witte zon en maan op het rode doek waren ooit koninklijke symbolen. De nationale vlag is deze dagen met regelmaat te zien in hoofdstad Kathmandu tijdens demonstraties. Deze lente is een sluimerend debat opgelaaid: over de terugkeer van de koning, die in 2008 werd ingeruild voor een democratische republiek.
Monarchisten roeren zich sinds februari, toen de voormalige koning Gyanendra Shah zich op een nationale feestdag kritisch uitsprak over de huidige regering. Zijn verklaring werd met enthousiasme onthaald: toen Shah op 9 maart naar zijn huis in Kathmandu vloog, werd hij in de hoofdstad verwelkomd door duizenden aanhangers.
Er volgden meer demonstraties, georganiseerd door de Rastriya Prajatantra-partij (RPP) die terug wil naar een constitutionele monarchie. Een protest op 28 maart in de hoofdstad ontaardde in chaos: demonstranten plunderden het hoofdkantoor van een politieke partij en staken het in brand. De politie reageerde hard en schoot met scherp. Er kwamen twee mensen om onder wie een cameraman van een nieuwszender.
Op een warme voorjaarsdag in Kathmandu is de belangrijkste boulevard voor het parlementsgebouw afgesloten door de oproerpolitie. Het kader van de monarchistische partij houdt er een bescheiden manifestatie. De 49-jarige Ramesh Bhujil, ziet wel wat in de boodschap van de RPP. „Iedereen in Nepal lijdt. Er gebeurt niks, politici hebben geen interesse om gewone mensen te helpen.” Hij was nog een jonge man, vertelt hij, toen de monarchie in Nepal werd afgeschaft. Nu wil hij opnieuw verandering. „Als het land iets probeert en het lukt niet, dan mogen burgers een verandering verwachten.”
Familieruzie
De recente geschiedenis van Nepals monarchie is behoorlijk dramatisch. Gyanendra Shah, nu 77, besteeg in 2001 de troon. Hij verving zijn broer koning Birendra Bir Bikram Shah, die met zijn vrouw en acht andere leden van de koninklijke familie omkwam bij een schietpartij in het paleis. Kroonprins Dipendra schoot daarna zichzelf dood – naar verluidt vanwege een familieruzie over zijn liefdesleven.
De zeer geliefde Birendra Shah had een democratische grondwet ingevoerd die zijn eigen macht inperkte. Zijn opvolger Gyanendra had in eerste instantie geen uitvoerende of politieke bevoegdheden. Maar in 2005 greep hij toch de absolute macht en riep de noodtoestand uit, naar eigen zeggen om maoïstische rebellen te bestrijden. Onder druk van protesten draaide hij zijn machtsgreep een jaar later terug.
In 2008 stemde het parlement voor afschaffing van de monarchie. Nepal veranderde van een 240 jaar oude hindoeïstische dynastie in een seculiere federale republiek. Het paleis in Kathmandu werd een museum waar de kogelgaten nog herinneren aan het koninklijke bloedbad.
Aanhangers van de monarchie wachtten in maart voormalig koning Gyanendra Shah op.
Foto Prakash Mathema/AFP
Corruptie
Maar de nieuwe staatsvorm bleek niet zaligmakend. Sinds 2008 traden dertien regeringen aan, in alle lagen van de overheid tiert corruptie. Door de vele regeringswisselingen kwamen overheidsprojecten, van infrastructuur tot sociale hervormingen, nauwelijks van de grond.
„Nepalezen moeten wel protesteren omdat in de politiek geen oppositie wordt gevoerd”, stelt de 19-jarige Janaki Bhaskara, die onlangs slaagde op de middelbare school en een vrije middag met vriendinnen doorbrengt. Zij ziet de opleving van de monarchistische beweging als symptoom van de wijdverbreide onvrede. „Hier in de hoofdstad is elke dag protest. Ook van docenten, artsen, mensen die boos zijn op de nationale bank…” De overtuiging dat de koning zelfzuchtige partijpolitici in het gareel kan krijgen wijst ze van de hand. „Nee! De politici moeten ophouden zich te gedragen als kleine prinsjes die zich alleen voor zichzelf inspannen. Zij zouden willen dat ze de macht van een vorst hadden. We moeten die positie niet herstellen, we hebben betere politici nodig.”
Lees ook
De Mount Everest wordt steeds drukker, schiet de commercialisering door?
Het debat gaat bovendien dieper dan de gewenste bestuursvorm voor het land. Onder de konkinklijke familie was Nepal het enige hindoeïstische koninkrijk. De religie is diep verankerd in Nepal. Sommige monarchisten steekt het dat het land nu als ‘seculier’ te boek staat.
Wie zich laat leiden door religie is een goed persoon. Dat is bij politici niet gegarandeerd
De twee kwesties worden door de hindoenationalistische RPP verweven: „Wie zich laat leiden door religie is een goed persoon. Dat is bij politici niet gegarandeerd”, stelt RPP-aanhanger Ramesh Bhujil. Onder de koning zal Nepal een meer verenigde natie zijn, vult RPP-woordvoerder Devendra Pradhan aan. Hij staat op de stoep vanwaar hij goed zicht heeft op de honderden mensen die bijeen zijn gekomen: „Deze mensen zouden zich beter vertegenwoordigd voelen door iemand die zijn geloof met het volk deelt.” Een monarch zou Nepal een eigen richting geven waardoor het sterker zou staan ten opzichte van de regionale grootmachten India en China.
Feestbeest
De RPP en andere monarchisten gaan ervan uit dat Gyanendra Shah de logische kandidaat is voor het koningsschap. „Hij heeft immers ervaring”, zegt Pradhan. Maar bij sommige oudere Nepalezen wekt dat herinneringen aan de noodtoestand op. Hij is bovendien al op leeftijd. Zijn zoon staat bekend als een feestbeest. De demonstranten kijken liever nog iets verder vooruit, naar de 22-jarige kleinzoon in de Shah-familie.
Deelnemers aan een demonstratie voor herstel van de monarchie, afgelopen april, bij een beeltenis van de voormalige koning in Kathmandu.
Foto Prakash Mathema/AFP
Of Gyanendra zelf zou willen terugkeren, is onduidelijk. In zijn spaarzame optredens roept hij op tot een „verenigde bevolking” en doet geen politieke uitspraken. Maar na verschillende vergaderingen die hij had met de RPP-top, nemen de Nepalese media aan dat de partij zijn goedkeuring heeft.
Deze week zijn nieuwe demonstraties aangekondigd tegen de regering en voor de monarchie. Volgens de RPP zullen donderdag – rondom de viering van de Dag van de Republiek – duizenden mensen op de been zijn in Kathmandu. „Men mag altijd de republiek bekritiseren”, reageerde de minister van Communicatie. De regering waarschuwde wel dat er zal worden ingegrepen bij onrust en dat de RPP-leiders daarvoor verantwoordelijk worden gehouden.
Terwijl een van de laatste regenbuien van het seizoen de straten natspettert, zitten Joumana Haddad (54) en Rikan Daou (36) knus binnen in Cafébrairie 33. De muren en het interieur zijn felblauw en geel geverfd, de bekleding is bedrukt met kleurrijke arabesken.
„Midden in de oorlog besloten we hieraan te werken, om ons minder getraumatiseerd zouden voelen, en meer hoopvol”, zegt Haddad, journalist, mensenrechtenactivist en auteur van zeventien boeken. Het stel wilde „een plek creëren voor mensen zoals wij, die geloven in leven in Libanon en positiviteit, die dit land willen claimen als een plek voor geluk, vrijheid en hoop”.
Cafébrairie 33, gelegen in het overwegend christelijke en francofone gedeelte van Beiroet, is overdag een boekencafé. ’s Avonds zijn er lezingen of wordt het een club of karaokebar. „Hier combineren we onze passies: die van mij voor boeken en cultuur, en Rikans passie voor cocktails en het nachtleven”, zegt Haddad.
Een half jaar geleden maakte het staakt-het-vuren tussen Israël en Hezbollah een einde aan de grootschalige Israëlische bombardementen en gevechten aan de zuidgrens van Libanon. Sindsdien hebben Libanezen hun leven weer opgepakt. Overal in Beiroet openen nieuwe winkels en horecazaken. Er hangen posters met de leus Make Lebanon Great Again, clubs en theaters zijn weer open. Veel luchtvaartmaatschappijen vliegen inmiddels weer op de Libanese hoofdstad en de diaspora en toeristen komen weer langzaam binnendruppelen.
Joumana Haddad en Rikan Daou richtten in Beiroet Cafebrairie33 op, een boekencafé dat ’s avonds in een club verandert.
Maar het leven oppakken ziet er niet voor iedereen hetzelfde uit. Dorpen en landbouwgrond in Zuid-Libanon zijn vrijwel volledig verwoest, Israël voert er nog dagelijks aanvallen uit en houdt nog steeds grondgebied bezet. Deze maandagavond stak het Israëlische leger opnieuw de grens over, waarna ze volgens het Libanees Nieuwsagentschap begonnen met de aanleg van nieuwe infrastructuur.
In Dahieh, een zuidelijke wijk van Beiroet, staat Ali Kayal (40) naast de puinhopen van wat ooit zijn huis was. „Alles waarvoor ik zoveel jaren heb gewerkt is weg: het huis en het meubilair dat we zeven jaar geleden kochten. Hier ben ik getrouwd en zijn mijn kinderen geboren.” Bewoners in de nog overeind staande gebouwen ernaast hebben weer ramen in de kozijnen gezet en nieuwe balkonnetjes gemetseld.
Kayals familie verliet Zuid-Beiroet in september vorig jaar, toen Israël zijn aanvallen op Libanon opvoerde. Ongeveer een miljoen mensen sloeg op de vlucht en vierduizend mensen werden gedood, onder wie veel burgers. Ook Kayals flat werd een paar dagen na hun vertrek gebombardeerd. „Gelukkig was niemand meer thuis.”
<figure aria-labelledby="figcaption-0" class="figure" data-captionposition="icon" data-description="Het zuidelijke stadsdeel Dahieh in Beiroet werd in november door Israëlische bombardementen zwaar getroffen.
Foto Raghed Waked
” data-figure-id=”0″ data-variant=”row”><img alt data-description="Het zuidelijke stadsdeel Dahieh in Beiroet werd in november door Israëlische bombardementen zwaar getroffen.
<figure aria-labelledby="figcaption-1" class="figure" data-captionposition="icon" data-description="Het huis van Ali Kayal en zijn vrouw Abir Chaeib in het zuiden van Beiroet werd in november verwoest door een Israëlisch bombardement.
Foto Raghed Waked
” data-figure-id=”1″ data-variant=”row”><img alt data-description="Het huis van Ali Kayal en zijn vrouw Abir Chaeib in het zuiden van Beiroet werd in november verwoest door een Israëlisch bombardement.
Het zuidelijke stadsdeel Dahieh in Beiroet werd in november door Israëlische bombardementen zwaar getroffen.
Foto’s Raghed Waked
Nu woont het gezin in een appartement elders in Beiroet. „Het is daar heel mooi, godzijdank”, zegt Kayal die medicijnen en medische apparatuur aan apotheken levert. Als schadevergoeding heeft het gezin een jaar aan huur ontvangen van Hezbollah, een bedrag van 500 dollar per maand, en ook enkele duizenden dollars voor de aanschaf van meubilair. Maar het liefst willen ze terug naar Dahieh. „Daar zijn onze mensen.”
Ontmanteling van Hezbollah
Hoewel Israël in het huidige conflict als de voornaamste agressor wordt gezien, voelen velen in Libanon zich ook klemgezet door Hezbollah – de sjiitische gewapende groep en partij die zich al veertig jaar profileert als verzetsgroep tegen Israël, maar met Iraanse steun uitgroeide tot een van de machten die de Libanese politiek in hun greep hielden. Zo heeft de strijdgroep twee jaar lang de benoeming van een nieuwe president tegengehouden en heeft ze gerechtelijke onderzoeken, zoals die naar politieke misdrijven of naar de havenontploffing in 2020, geblokkeerd.
Lees ook
Verzwakt Hezbollah wacht hervorming na bestand op Israëlische voorwaarden
Hezbollah leed de afgelopen negentien maanden echter grote verliezen. Israël doodde tientallen kopstukken en vernietigde militaire infrastructuur, tunnels en wapenvoorraden. De val van het Assad-regime in Syrië, in december vorig jaar, en het optreden van de nieuwe autoriteiten tegen de drugs-, geld- en wapensmokkel tussen Libanon en Syrië snijden bovendien de belangrijkste levensader van de strijdgroep af.
Hezbollah kwam eind vorig jaar verzwakt uit de strijd en zag zich genoodzaakt een stap terug te doen. Na twee jaar zonder president en een vleugellamme regering waait er sinds begin dit jaar een nieuwe politieke wind. Libanon herstelde de afgelopen maanden diplomatieke banden met buurlanden en andere bondgenoten, en de regering toont zich ondanks alle problemen daadkrachtiger dan in jaren. Veel Libanezen zijn tevreden met de nieuwe president, oud-legergeneraal Joseph Aoun, en premier Nawaf Salam, voormalig voorzitter van het Internationaal Gerechtshof. Beiden gelden als relatief nieuwe gezichten in een politiek systeem dat decennialang werd gedomineerd door oude militieleiders.
De terugtrekking van Hezbollah uit Zuid-Libanon, een voorwaarde van de overeenkomst met Israël, verloopt relatief voorspoedig. Volgens het Libanese leger is, met hulp van VN-vredesmissie Unifil, inmiddels ruim 90 procent van Hezbollahs infrastructuur ontmanteld, en staat 85 procent van het gebied onder beheer van het leger. Dat zou „zonder problemen of oppositie” gebeuren, zei president Aoun tegen persbureau AFP. Het enige echte obstakel voor het leger is volgens de president de aanhoudende „bezetting van vijf grensposities” door Israël – tegen de afspraken in.
We hebben genoeg van alle corruptie, oorlogen en het sektarisme dat als een kanker is in Libanon
Israël herhaalde vorige maand nog dat het leger in deze gebieden, net als in Gaza en Syrië, aanwezig zal blijven, „als een buffer tussen de vijand en [Israëlische] gemeenschappen in een tijdelijke of permanente situatie”. In tegenstelling tot Hezbollah voert Israël sinds het staakt-het-vuren van eind november nog bijna dagelijks aanvallen uit in Libanon, waarbij het sindsdien zeker 71 burgers doodde, aldus waarnemers van de VN.
‘Huis geofferd voor het verzet’
Ondertussen wachten vele duizenden Libanezen op geld voor de wederopbouw. Hezbollah is in eerste instantie te hulp geschoten, zoals bij de familie Kayal. „Maar we weten niet wat er gebeurt als dit langer dan een jaar duurt”, zegt Kayals vrouw Abir Chaeib (38) in hun tijdelijke woning.
Eigenlijk zou de overheid verantwoordelijkheid moeten nemen moeten zijn voor de wederopbouw, vindt het stel, alleen is die wat hen betreft tot dusverre net zo afwezig als onder vorige regeringen. Kayal: „Niemand is langs geweest om te vragen hoe het gaat en wat we nodig hebben. Ik vertrouw de overheid niet, ook niet de nieuwe president en premier. In Libanon zijn zij er voor de sier.”
Café-eigenaar Haddad kijkt aanmerkelijk positiever naar de nieuwe regering. „Ik ben optimistisch. We hebben genoeg van alle corruptie, oorlogen en het sektarisme dat als een kanker is in Libanon.”
Ze begrijpt echter goed waar het wantrouwen van haar landgenoten vandaan komt. „Sommige mensen zijn ongeduldig, en dat snap ik. We voelen ons al zo lang gefrustreerd door onze situatie. We moeten leren geduldig te zijn, want de uitdaging is groot.” Hoe het gesegregeerde Libanon meer verenigd zou kunnen worden, is volgens Haddad „heel simpel en heel gecompliceerd” tegelijk. „Daarvoor moet er een echte staat zijn waar iedereen gelijke rechten heeft, en die geen onderdeel is van sektarische groepen waarvan de leiders onderlinge angst aanwakkeren.”
Chaeib, die werkt als bedrijfsjurist, ziet ook dat een deel van de Libanezen een andere kijk heeft op de afgelopen anderhalf jaar. „Libanezen houden van elkaar, maar het land is inderdaad verdeeld. De oorlog van Israël was vooral gericht tegen sjiieten. Voor anderen – soennieten, christenen en druzen – was het leven normaler.”
Abir Chaeib laat foto’s zien van haar oude huis.
Zorgen zijn er ook over de ontwapening van Hezbollah. Als het aan de nieuwe regering ligt, dan levert de strijdgroep uiteindelijk ál zijn wapens in, zodat net als in andere landen alleen het leger een gewapende macht is. „Wij vertrouwen Israël gewoon niet”, zegt Kayal. „Ik zou mij verraden voelen als Hezbollah echt alle wapens inlevert. Ons huis is geofferd voor het verzet, anderen hebben met hun leven of dat van hun kinderen betaald.”
Cafébrairie 33 is nog geen anderhalve maand open. Ondanks alles wat Libanon de afgelopen tijd heeft doorstaan, ziet Rikan Daou hoop en optimisme bij zijn klanten. „Mensen verklaarden ons voor gek”, zegt hij. „Maar hoe getraumatiseerd wij ook waren van de oorlog, we wilden hier niet weg”, vult Haddad hem aan.
„Als mensen mij vragen hoe ik nog hoopvol kan zijn over Libanon na alle teleurstellingen, dan antwoord ik: ‘We hebben niet de luxe om níet optimistisch te zijn’. We moeten koste wat het kost hoop creëren uit het niets, al is het stof. We houden van dit land, we willen hier zijn. Dit is ook een manier van verzet.”